Ministerie van Buitenlandse Zaken

geannoteerde agenda van de Informele Europese Raad van 11 februari 2010

Kamerbrief inzake geannoteerde agenda van de Informele Europese Raad van 11 februari 2010

Kamerbrief | 8 februari 2010

Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister-President, de geannoteerde agenda aan van de Informele Europese Raad van 11 februari 2010.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

De Staatssecretaris voor Europese Zaken,

Drs. F.C.G.M. Timmermans

Geannoteerde agenda van de Informele Europese Raad van

11 februari 2010

Bij het opstellen van deze geannoteerde agenda was de agenda van de informele bijeenkomst nog niet ontvangen. Wel is al bekend dat gesproken zal worden over de opvolger van de Lissabon strategie (de zogeheten EU2020 strategie), klimaat en de situatie op Haïti.

EU2020

De informele Europese Raad zal naar verluidt met name spreken over de `governance'-aspecten van de EU2020-strategie. De discussie over de inhoudelijke elementen van de EU2020-strategie zal in de Voorjaarsraad van 25 en 26 maart plaatsvinden. Het voorstel van de Europese Commissie voor de nieuwe strategie wordt begin maart verwacht. De Europese Raad van 17 juni as. zal zich vervolgens vooral bezig houden met het vaststellen van de strategie. De Tweede Kamer is op 15 januari jl. de kabinetsreactie toegegaan op de consultatie van de Europese Commissie over de EU2020-strategie.

Nederland is voorstander van een ambitieuze EU2020-strategie, waarbij de focus op duurzame groei en banen behouden blijft. Dit is nodig om de effectiviteit van de strategie te verzekeren. Binnen deze focus speelt sociaal en duurzaamheidbeleid dat hieraan bijdraagt een centrale rol. Klimaatverandering, de uitputting van natuurlijke hulpbronnen en energieschaarste maken een overgang naar een eco-efficiënte economie en investeringen in groene innovaties noodzakelijk. Dit is in lijn met de motie d.d. 8 december 2009 van het Tweede Kamerlid Peters (kamerstuk vergaderjaar 2009-2010, 32 125, nr. 12). Daarnaast dient prioriteit te worden gegeven aan investeringen in menselijk kapitaal en actief arbeidsmarktbeleid. Nederland wil een krachtige strategie, die aanzet tot investeringen in de toekomst, maar ook tot noodzakelijke, vaak `moeilijke' hervormingen ten behoeve van het groeivermogen van de economie en de houdbaarheid van publieke financiën (zoals goedwerkende markten en het verhogen van de arbeidsparticipatie door prikkels in de sociale zekerheid en pensioenhervormingen).

Governance

Nederland is van mening dat de governancevan de EU2020-strategie moet worden versterkt. Het politieke ownershipmoet worden vergroot en landen moeten elkaar nadrukkelijk kunnen aanspreken op het bereiken van de doelstellingen van de strategie. Hierbij heeft de Europese Raad `nieuwe stijl' een belangrijke rol te vervullen. De vaste voorzitter van de Europese Raad dient over een langere periode een consistente agenda te voeren en dient de Europese Raad nog nadrukkelijker zijn sturende rol in het Europese debat te laten spelen.

Voorwaarde voor een effectieve strategie is dat deze zich beperkt tot een limitatief aantal concrete en meetbare doelen. De doelen dienen te worden gedifferentieerd per lidstaat, rekening houdend met de verschillende (economische) uitgangsposities, zodat ze zowel ambitieus als realistisch zijn voor elke individuele lidstaat. Immers, de (politieke) verbintenis van een lidstaat aan een doel dat is afgestemd op zijn omstandigheden, vergroot de afrekenbaarheid.

Het opleggen door de Europese Unie (EU) van (financiële) sancties schiet, naar de mening van Nederland, zijn doel voorbij in een strategie die zich grotendeels uitstrekt over beleidsterreinen die onder de bevoegdheid van lidstaten vallen. Nederland ziet meer in de mogelijkheden die het nieuwe verdrag biedt: de Commissie kan lidstaten die onvoldoende hervormen een waarschuwing geven en de Raad kan aanbevelingen doen.

Nederland vindt het belangrijk dat het monitoringsmechanisme voor de economische strategieën van de lidstaten de verschillende bestaande instrumenten, zoals onder meer de procedures van het Stabiliteits- en Groeipact, intact laat.

Overig

Gelet op de aandacht die uitgaat naar de situatie in Griekenland verwacht Nederland dat de Griekse premier van de gelegenheid gebruik zal maken de staatshoofden en regeringsleiders te informeren over de economische situatie in zijn land en over de maatregelen die de Griekse regering zal nemen om de overheidsfinanciën onder controle te brengen en de structuur van de Griekse economie te versterken.

Klimaatverandering

De klimaattop in Kopenhagen heeft niet het ambitieuze en duidelijke resultaat gebracht waarop was gehoopt. Er bleek geen consensus mogelijk over het "Kopenhagen Akkoord", de belangrijkste uitkomst van de top. Als gevolg daarvan heeft de conferentie alleen kennis kunnen nemen van het document. Veel van het Kopenhagen Akkoord moet nog worden uitgewerkt en het is duidelijk dat internationaal klimaatbeleid, net als elk ander groot mondiaal vraagstuk, een proces van lange adem is. Niettemin betreft het een akkoord tussen de grootste vervuilers in de wereld en worden op een aantal punten belangrijke politieke stappen gezet richting een mondiaal regime. Zo wordt de 2 graden doelstelling erkend, hebben naast de EU ook de VS en grote ontwikkelingslanden klimaatambities geregistreerd en is toegezegd dat ontwikkelingslanden op korte termijn fors financieel ondersteund zullen worden. De EU zal zich moeten beraden op de vraag: hoe nu verder? Ook heeft de conferentie vragen opgeroepen over de positie en het optreden van de EU in mondiaal verband.

Tegen deze achtergrond heeft voorzitter Van Rompuy de informele Europese Raad uitgenodigd voor een informele discussie over organisatie en tactiek richting de Top in Mexico eind 2010. Regeringsleiders wordt in dit verband gevraagd zich te buigen over de implicaties van "Kopenhagen" en wat deze conferentie betekent voor de geopolitieke positie van de EU in de wereld en haar rol op weg naar Mexico eind 2010.

Nederland is van mening dat de EU zich het komende jaar moet inzetten om inhoudelijke verschillen tussen partijen te overbruggen en daarmee onderling vertrouwen op te bouwen. Uitgangspunt voor Nederland is dat de UNFCCC het primaire forum blijft om klimaatafspraken te maken. Daarbij zijn wel procesverbeteringen mogelijk en zal de EU andere fora en bilaterale contacten beter moeten benutten om een impuls te geven aan het bredere onderhandelingsproces. Daarbij is een goed inzicht cruciaal in de belangen van posities van sterke spelers als China, de VS en G-77. De EU zal dus moeten investeren in dialoog en samenwerking. Nederland is van mening dat het van groot belang is vroegtijdig Europese klimaatfinancieringsstromen in aanloop naar de top in Mexico Stad te mobiliseren, teneinde het vertrouwen van ontwikkelingslanden en de geloofwaardigheid van de EU te waarborgen.

In haar communicatie aan het UNFCCC-secretariaat heeft de EU haar ambitie overeind gehouden bereid te zijn, onder de bekende voorwaarden, tot 30% emissiereductie in 2020 ten opzichte van 1990 te realiseren, en unilateraal 20%.

Haïti

Tijdens de informele Europese Raad zal worden gesproken over de situatie in Haïti. Het is de eerste keer sinds de aardbeving dat de Europese regeringsleiders bijeenkomen.

Nu de eerste fase van de hulpverlening goed op gang gekomen is, zal de lange termijn inspanning moeten worden voorbereid. Eind maart zal in New York een donorconferentie gehouden worden, die zal voortbouwen op de afspraken die tijdens de bijeenkomst van meest betrokken landen op 25 januari jl. zijn gemaakt. Onder andere is besloten dat Haïti zelf de leiding zal hebben over de wederopbouw en dat de VN een coördinerende rol zullen spelen.

Nederland onderschrijft deze rolverdeling en zal erop aandringen dat de EU een ondersteunende functie vervult. De inspanningen van de EU en haar lidstaten moeten nauw afgestemd worden op de behoeften zoals aangegeven door Haïti en de VN. In reactie op een VN-verzoek aan de EU en haar lidstaten om de beschikbaarstelling van een `Formed Police Unit', overweegt Nederland de inzet van maximaal 60 marechaussees, die bij voorkeur zouden moeten worden ingezet in het raamwerk van de Europese Gendarmerie Force (EGF). Een dergelijke eenheid zal gaan werken onder het mandaat van de VN-missie MINUSTAH en zal zich vooral richten op het uitvoeren van basis politietaken, zoals ordehandhaving. Indien Nederlandse marechaussees worden ingezet, zal de logistieke ondersteuning door een ander land moeten worden verschaft.