ChristenUnie



Bijdrage Esmé Wiegman AO sociaal-economische aspecten van ggo's

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Voorzitter. Graag lever ik vandaag een bijdrage. Mede aan de basis van deze hele discussie en de Nederlandse inzet in Europa ligt een motie van de hand van collega Van Velzen en mijzelf. Daarin roepen wij op om voor ggo's een beter beoordelingskader op te zetten. Ik ben blij met het betoog van de heer Ormel vandaag die ook het belang van de sociaaleconomische aspecten benadrukt. Ik begin vandaag met het uitspreken van waardering voor de inzet van beide ministers. Voordat ik inga op de criteria heb ik nog enkele andere opmerkingen. Ik constateer dat de ministers veel nadruk leggen op gunstige effecten van ggo's voor verhoging van de voedselproductie en verduurzaming van de landbouw. In de praktijk is echter nog weinig bewezen van deze vermeende voordelen. Laten we ons daarom vooral baseren op de bewezen effecten, ook om te voorkomen dat alternatieven voor ggo's uit het oog worden verloren. De vertegenwoordiger van de IAASTD en mevrouw Louise Fresco wezen hierop tijdens de conferentie in november 2009. Er worden belemmeringen vanuit WTO-afspraken verwacht. Dat argument hoor ik regelmatig. Experts geven aan dat het helemaal niet zo duidelijk is wat er wel en niet binnen de WTO kan. Zij geven aan dat er vaak meer kan dan wij denken. Ik wijs in dat verband naar pagina 14 van het verslag van de conferentie, waar een expert van de WTO aan het woord is. Voorbeelden tonen aan dat handelsbeperkingen gebaseerd op zorg over de publieke moraal, soms door de WTO worden toegestaan. Als ChristenUnie hebben we al vaker op die rol van de WTO gehamerd. Wat doet de minister met deze informatie en welke lijnen gebruikt ze? We hebben vertegenwoordigers in de WTO en in Washington en ik vraag de minister om daarvan gebruik te maken. Het lijkt me ook zeer belangrijk dat die internationale dimensie benoemd wordt. In de brief van het kabinet wordt over een onderzoek van het WTO gesproken. Wat is dat precies voor onderzoek en wanneer kunnen we resultaten verwachten?

De heer Vendrik (GroenLinks): Ik denk dat er binnen de bestaande formele WTOregelgeving veel kan. Ik denk daarbij aan het arrest over de zeeschildpad dat de Verenigde Staten ooit heeft uitgelokt. De vraag is of binnen de Europese Unie de politieke moed bestaat om een handelsconflict uit te lokken door bijvoorbeeld langdurig de import van ggo's tegen te houden. Dat vinden andere partijen niet leuk. Zij gaan vervolgens naar de WTO en dat kan repercussies uitlokken. Het is niet alleen een kwestie van regels maar ook van politieke moed. Is mevrouw Wiegman van mening dat dit kabinet Europa moet oproepen die moed te betonen als het gaat over ggo's?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Ik ben een voorstander van politieke moed, maar ik kies liever mijn eigen voorbeelden. De reden waarom de ChristenUnie dit voortdurend benadrukt is dat we eisen gesteld willen zien aan de import als het gaat om duurzaamheid. Daarbij hebben we onze eigen ondernemers op het oog. Wij willen hen ondersteunen bij de stappen die zij binnen Europa willen maken. Wij hebben ook het ondersteunen van de ontwikkelingslanden en het voldoen aan de Europese eisen hierbij op het oog. Dat zijn de twee waarden die de ChristenUnie op het oog heeft als wij oproepen tot politieke moed en het aangaan van de strijd met de WTO zodat deze mooie resultaten bereikt kunnen worden. De knip die gemaakt wordt tussen teelt binnen Europa en teelt buiten Europa vind ik iets te gemakkelijk. De Europese Unie is een machtige inkooppartner en kan eisen stellen. Als inkoper begint je verantwoordelijkheid niet pas bij de grens. De Europese Unie draagt verantwoordelijkheid voor de manier waarop het product dat ze inkoopt tot stand is gekomen. De Europese Unie kan haar invloed aanwenden om het productieproces te verbeteren en kan in het inkoopbeleid de keuze te maken voor het product dat op de meest duurzame wijze tot stand is gekomen. Wij zien graag dat vastgehouden wordt aan dit dubbele spoor. Er valt veel goeds te zeggen over de criteria die er liggen. Ik gebruik mijn termijn om die zaken aan te geven die ontbreken en die ik graag toegevoegd zou willen zien als zelfstandig criterium, als deelcriterium of als aandachtspunt. Ten eerste vraag ik de mate van aantasting van eigensoortelijkheid van planten mee te wegen. Ten tweede is het belangrijk om alternatief onderzoek mee te wegen. Ten derde noem ik de toegankelijkheid van de zaden. Ik besef dat we dan in de lastige discussie van kwekersrecht versus patenten terechtkomen. Ten vierde wijs ik op het effect op sociale rechtvaardigheid. Ik denk dan aan de machtsconcentraties van de grote bedrijven en de effecten die dat heeft op ontwikkelingslanden. Ten vijfde is er de basisvoorwaarde van geen blijvende negatieve effecten en een aantoonbare bijdrage aan verduurzaming van de landbouw. Ten zesde noem ik het belang van keuzevrijheid. We moeten ons inzetten om die keuzevrijheid te waarborgen. Het is belangrijk dat we doelen vaststellen waarvoor ggo's wel en niet geschikt zijn. Daarbij moeten we het gediende belang beogen en de vraag beantwoorden hoe groot de kans is dat dit belang werkelijk gerealiseerd wordt. Als we de criteria op deze manier kunnen aanvullen dan komen we een eind in de goede richting. Wat gaat Nederland nu precies inbrengen? Zonder een concrete operationalisering van de criteria en gedegen onderzoek naar mogelijkheden binnen de WTO lijkt het me lastig om nu een bepaalde inzet te formuleren. Ik hoor daar graag een reactie op. Het hele traject voor beoordelingscriteria zal nog wel even duren. Wat de ChristenUnie betreft richten we ons niet allen hierop, maar kijken we ook naar wat er in de tussentijd mogelijk is. Ik denk dan aan ruimte geven aan reverse breeding en cisgenese. Ik sluit me hierbij aan bij de woorden van de heer Ormel. Ik denk dan ook aan het stimuleren van klassieke veredelingstechnieken. Ik heb begrepen dat minister Verburg vandaag op de BioVakbeurs was en daar een prijs heeft uitgereikt. Dat lijkt me een heel belangrijk spoor om verder in te zetten. Ik denk ook aan alternatieve landbouwtechnieken die voedselproductie stimuleren. De EFSA is nu nog wat buiten beschouwing gebleven. Ik wil geen discussie voeren over hoe betrouwbaar de EFSA is, maar het is belangrijk dat de EFSA zich blijft ontwikkelen. De EFSA moet steeds ingaan op de nieuwste inzichten. Dat draagt bij aan het vertrouwen in de EFSA en de transparantie.

Mevrouw Ouwehand (PvdD): De COGEM heeft in haar criteria aangenomen dat keuzevrijheid, biodiversiteit en milieukwaliteit al voldoende geborgd zijn in de huidige regelgeving. Het kabinet lijkt zich daarbij aan te sluiten. Maar daar zijn nog wel wat vragen over te stellen. Deelt de ChristenUnie die conclusie of gaat de ChristenUnie mee in de stellingname van de COGEM?

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie): Wat we in ieder geval delen is dat er op alle fronten nog vragen zijn te stellen. Ik heb vandaag vooral de focus gelegd op de criteria die er wel liggen en op die punten die de ChristenUnie in ieder geval van belang vindt. Biodiversiteit, EFSA en veiligheid blijven punten van aandacht, maar ik heb daar vandaag niet de focus op gelegd.

Tags

Esmé Wiegman