Fiscale nieuwsflits 10 februari 2010
Nieuwsbericht | 10-02-2010 | Inkomstenbelasting
In deze fiscale nieuwsflits laat de staatssecretaris weten dat hij
afziet van het instellen van cassatieberoep inzake inkomstenbelasting:
geen winst uit onderneming noch belastbare arbeidsinkomsten bij
voordeel uit verkoop grondkavel.
IB: geen winst noch arbeidsinkomsten bij voordeel uit verkoop grondkavel
De staatssecretaris ziet af van cassatieberoep tegen het oordeel van
het verwijzingshof dat het voordeel behaald bij verkoop van een
grondkavel geen winst uit onderneming noch inkomsten uit arbeid
vormde. De grond mocht tot het privé-vermogen worden gerekend.
B exploiteert een pluimveebedrijf/annex strohandel. Hij verzoekt de
gemeente in 1996 om in aanmerking te komen voor een perceel grond op
een industrieterrein Dit met de bedoeling de grond te gebruiken in het
kader van de exploitatie van zijn onderneming. Eind 1996 kent de
gemeente B een perceel grond toe, echter op een andere locatie dan B
had gevraagd. Deze kavel is niet vergelijkbaar met de eerder
aangevraagde kavel en mag niet gebruikt worden voor de exploitatie van
een groothandel in hooi en stro. In juli 1997 koopt B bedoelde kavel
onder voorwaarde dat hij binnen één jaar na dagtekening van de
transportakte het bouwterrein bebouwd moet hebben. B rekent zowel de
kavel als de hypothecaire geldlening tot zijn privé-vermogen. In 1999
verkoopt hij de kavel met winst.
Het verwijzingshof oordeelt dat bij de beantwoording van de vraag of
(en in
hoeverre) een kavel als dit deel uitmaakt van het ondernemingsvermogen
is in het algemeen beslissend de wil van de belastingplichtige zoals
die bijvoorbeeld in zijn boekhouding, tot uiting is gekomen. Dit
tenzij daardoor de grenzen der redelijkheid zijn overschreden. Gelijk
rechtbank en hof eerder beslisten, oordeelt ook het verwijzingshof dat
de inspecteur niet slaagt in het aannemelijk maken dat B de kavel
heeft aangeschaft met het oog op de belangen van zijn onderneming. Hij
heeft zonder bedoelde te overschrijden de kavel tot het privévermogen
kunnen rekenen. De met de verkoop behaalde winst is dan ook geen winst
uit onderneming.
De inspecteur maakt evenmin aannemelijk dat het behaalde voordeel
redelijkerwijs was te voorzien bij de aankoop van de kavel. Het
verwijzingshof acht niet aannemelijk dat de aankoop voor B een
buitenkans vormde. Ten slotte is niet aannemelijk gemaakt dat sprake
was van werkzaamheden door B die naar hun aard en omvang onmiskenbaar
waren gericht op het behalen van redelijkerwijs te verwachten
voordelen, die het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten
rendement te boven gaat. Van belaste arbeidsinkomsten ex art. 22, lid
1, aanhef en onderdeel b IB '64, is dan ook geen sprake. Het hoger
beroep is ongegrond.
De staatssecretaris laat weten dat hij afziet van cassatieberoep. Hij
is van oordeel dat het hof is uitgegaan van een juiste
rechtsopvatting. Het oordeel is van feitelijke aard en voldoende
gemotiveerd. Het is evenmin onbegrijpelijk. Dit geldt temeer nu de
inspecteur geen hard bewijs naar voren heeft gebracht ten aanzien van
zijn stelling dat de gemeente de percelen grond aan ondernemers tegen
gunstige condities verkocht. Het enkele gegeven dat B het perceel
heeft gekocht zonder het oogmerk te hebben dit voor zijn onderneming
te gebruiken, betekent nog niet dat hij een voordeel kon verwachten.
Hij kon immers een speculatieve transactie zijn aangegaan. Het
betekent dus niet per definitie dat bij aankoop al duidelijk sprake
was van een buitenkans.
Toelichting staatssecretaris van 1 februari 2010 nr. DGB 2010-246,
n.a.v uitspraak verwijzingshof Arnhem van 22 december 2009,
2009/00144, Ib 1964 7 en 22
Meer informatie
* Toelichting staatssecretaris 1 februari 2010, nr. DGB2010-246
01-02-2010 | PDF bestand, 12 Kb
* Uitspraak Hof Arnhem, 22 december 2009, nr 2009/00144
Ministerie van Financiën