Ministerie van Verkeer en Waterstaat

9 februari 2010

Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hiermee beantwoord ik de vragen van de vaste commissie van Verkeer en Waterstaat over het vonnis in kort geding van 9 december 2009 van de rechtbank 's-Gravenhage met betrekking tot de publicatie van een boek dat door de heer Metze is geschreven over Rijkswaterstaat.


1. Bent u bekend me de inhoud van het originele manuscript, zoals aangeleverd door de eiser?


1. Ja.


2. Is het waar dat u een versie wilt publiceren waaruit eenderde van het originele manuscript is verwijderd? Kunt u aangeven welke passages u uit de oorspronkelijke versie heeft verwijderd? Kunt u aangeven om welke redenen dit is gedaan?


2. Nee. Met de heer Metze is inmiddels overeengekomen dat hij het manuscript, waarin hij een aantal passages die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van een aantal ambtenaren heeft aangepast, in eigen beheer mag publiceren. Gezien deze overeenstemming is Rijkswaterstaat niet langer voornemens een eigen versie te publiceren.


3. Bent u bekend met het plan van aanpak op basis waarvan u aan eiser de opdracht tot het schrijven van het boek heeft verleend? Klopt het dat eiser een "genadeloos openhartig" boek mocht schrijven over en van de opdrachtgever?

3. Het plan van aanpak is mij bekend. Een kritisch en openhartig boek is altijd het doel geweest van de samenwerking met de heer Metze.


4. Bent u ook bekend met de brief van uw directeur-generaal Rijkswaterstaat aan te interviewen/geïnterviewde medewerkers van RWS, waarin hij hen

oproept tot openhartigheid en waarin hij hen laat weten ook zelf geen censuur te zullen toepassen? Bent u van mening dat het censureren van delen van de

tekst niet in overeenstemming is met het plan van aanpak en de oproep van de directeur-generaal? Zo nee, waarom niet?

4. De brief is mij bekend. Het manuscript dat de heer Metze mag uitbrengen is niet gecensureerd. De heer Metze heeft een aantal passages die betrekking hebben op de persoonlijke levenssfeer van een aantal ambtenaren aangepast.


5. Wat is de reden voor en de achtergrond van de koerswijziging in het proces van totstandkoming en publicatie van het boek, waarin eerst werd besloten het originele manuscript niet te publiceren, vervolgens de eiser de toestemming werd geweigerd om diens manuscript in eigen beheer te publiceren en tenslotte ­ toen eiser een kortgeding aankondigde ­ u alsnog besloot een gecensureerde versie te maken, met het kennelijke doel de onafhankelijke publicatie door eiser zelf te voorkomen?

5. Het geschil dat tussen Rijkswaterstaat en de heer Metze heeft bestaan is inmiddels beëindigd. Rijkswaterstaat heeft de heer Metze toestemming gegeven om het manuscript in eigen beheer uit te geven. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.


6. Deelt u de mening dat u met deze actie misbruik heeft gemaakt van uw auteursrecht, met het doel om censuur te plegen? Zo nee, waarom niet?


6. Van censuur is geen sprake. Rijkswaterstaat heeft bij het verlenen van de opdracht de auteursrechten voor zichzelf bedongen. Dat is niet ongebruikelijk. Met het oog op bescherming van de persoonlijke levenssfeer van medewerkers is het manuscript door de heer Metze aangepast.


7. Bent u het eens met de stelling dat de Kamer het recht heeft om deze onafhankelijke studie over een belangrijke overheidsorganisatie, die jaarlijks miljarden aan belastinggeld besteedt, in zijn oorspronkelijke vorm te kennen en publiekelijk te bespreken? Zo nee, waarom niet?


7. Vanzelfsprekend kan de Kamer kennis nemen van het manuscript, zoals dat door de heer Metze in eigen beheer wordt uitgegeven, en daarover publiekelijk spreken. Ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van een aantal ambtenaren zal ik het oorspronkelijke manuscript niet openbaar maken.


8. Bent u bekend met het rapport "Evaluatie Ondernemingsplan Rijkswaterstaat ­ huis in groot onderhoud" van 19 juni 2008? Waarom hebt u de Kamer dit

rapport nooit doen toekomen? Bent u bereid dit rapport alsnog naar de Kamer te sturen?


8. Ja, ik ben bekend met het rapport. Het betreft een voorlopige interne evaluatie van de resultaten van de eerste jaren van het Ondernemingsplan. Ik ben bereid u deze tussentijdse evaluatie alsnog toe te zenden. Overigens wijs ik u erop dat er op dit moment een eindevaluatie plaatsvindt van de ontwikkeling van Rijkswaterstaat naar een meer resultaatgerichte organisatie. De resultaten van deze eindevaluatie kunt u tegemoet zien.

Hoogachtend

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

ir. Camiel Eurlings