Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2010Z02419
Vragen van de leden De Krom, Blok en Meeuwis (allen VVD) aan de ministers van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de staatssecretaris
van Justitie over studiefinanciering voor vluchtelingen. (Ingezonden 8 februari 2010)
1
Bent u bekend met het artikel "Gemeentelijke `studiefinanciering' voor vluchteling" 1)
2
Is het waar dat de gemeente Heerlen (hoger) opgeleide vluchtelingen niet meteen aan het werk zet, maar
gedurende een periode van vier jaar in de bijstand laat zitten om zo aan hen de gelegenheid te geven te
studeren?
3
Kunt u de regeling, inclusief de criteria voor degenen die ervoor in aanmerking komen en de voorwaarden die van
toepassing zijn, aan de Kamer doen toekomen?
4
Is het waar dat degenen die van de regeling gebruik maken kennelijk gedurende vier jaar
volledig worden vrijgesteld van de verplichting, zoals bepaald in artikel 9, eerste lid WWB,
waarin is opgenomen de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te
aanvaarden? Op grond van welke wettelijke bepaling kan deze vrijstelling voor vier jaar
worden verleend? Is de door de gemeente Heerlen toegepaste regeling wettelijk toegestaan?
5
Vindt u deze regeling wenselijk? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, welke maatregelen bent
u bereid te nemen? Wat vindt u ervan dat de gemeente Heerlen spreekt van een
"voortrekkersrol" in deze? Verwacht u dat nog meer gemeenten het "voorbeeld" van de
gemeente Heerlen zullen volgen? Kunt u dat toelichten?
6
Is het naar uw oordeel gewenst dat alle (hoger opgeleide) vluchtelingen met een erkende
verblijfsstatus in Nederland voor een dergelijke regeling in aanmerking komen? Zo nee, hoe
gaat u dat dan voorkomen nu de gemeente Heerlen hiermee een precedent heeft geschapen?
Wat zijn de financiële gevolgen indien alle (hoger opgeleide) erkende vluchtelingen in
Nederland gebruik zouden maken van een dergelijke bijzondere regeling?
7
Zijn er nog meer (vergelijkbare groepen van) mensen die in de bijstand zitten die om
vergelijkbare redenen worden vrijgesteld van de verplichting zich beschikbaar te houden voor
de arbeidsmarkt en/of gebruik maken van vergelijkbare bijzondere regelingen? Kunt u dat
toelichten? Waarom kunnen uitsluitend erkende vluchtelingen gebruik maken van deze
bijzondere regeling, maar niet-vluchtelingen in de bijstand niet? Is dit in strijd met het verbod
op willekeur? Vindt u deze voorkeurspositie rechtvaardig en eerlijk?
8
Deelt u de mening dat aan de wettelijke verplichting om zich beschikbaar te houden voor de
arbeidsmarkt voor iedereen moet gelden en dat voorkeursposities voor mensen met een
bepaalde achtergrond ongewenst zijn? Kunt u dit toelichten?
9
Kunt u het percentage (ex-)vluchtelingen aangeven dat na vijf jaar respectievelijk tien jaar na
toewijzing van de status nog in de bijstand zit? Houdt de verplichting om zich beschikbaar te
houden voor de arbeidsmarkt volgens u ook in de verplichting om Nederlands te spreken?
Deelt u de mening dat het niet beheersen van de Nederlandse taal een ernstige belemmering
kan zijn voor het vinden van werk op de Nederlandse arbeidsmarkt, ook voor (ex-
)vluchtelingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke consequenties verbindt u daaraan voor het
recht op bijstand? Is de voorwaarde om Nederlands te leren verbonden aan de bijzondere
regeling in Heerlen? Zo nee, waarom niet? Vindt u dat wenselijk?
1) re.Public, 5 februari 2010
http://www.republic.nl/nieuws/2010/05/Gemeentelijke--studiefinanciering--voor-
vluchtelin.htm