ChristenUnie
Bijdrage Ernst Cramer inbreng doorverkoop toegangskaarten
Bijdrage Ernst Cramer inbreng doorverkoop toegangskaarten
dinsdag 09 februari 2010 10:00
De heer Cramer (ChristenUnie): Voorzitter. Ik vervang mijn collega
Anker, die de behandeling van dit wetsvoorstel had voorbereid, maar
die nu ziek op bed ligt. Ik begin met een woord van dank voor de
initiatiefnemers. Het is altijd te prijzen als Kamerleden gebruikmaken
van hun recht van initiatief. Dat levert ook weleens verrassende
combinaties op. Vandaag wordt een voorstel van de SP-fractie en de
CDA-fractie behandeld. Het is goed om te zien dat ook de CDA-fractie
blijkbaar tot het inzicht is gekomen dat marktwerking niet altijd
zaligmakend is, al had die conclusie volgens mijn fractie op andere
dossiers meer voor de hand gelegen. Toch is het goed dat er aandacht
is voor dit onderwerp. Als je als consument een kaartje krijgt
thuisgestuurd waarvoor je EUR100 hebt betaald, terwijl op dat kaartje
de originele prijs van EUR40 staat vermeld, dan voel je je gepakt. Zo
voel je je al helemaal als je je van het prijsverschil bij de aankoop
niet bewust was. Tegelijkertijd blijft overeind staan dat je als
consument toch EUR100 voor het kaartje over hebt gehad. Het is daarbij
soms maar wat een gek ervoor geeft. Om de ticketmarkt goed te laten
werken, is in ieder geval transparantie van belang. Daarin wordt met
dit wetsvoorstel voorzien. Ook heeft dit initiatief de
tussenhandelaren ertoe gebracht, een gedragscode op te stellen. Dat is
in ieder geval al één vrucht van het vele werk dat met dit
initiatiefwetsvoorstel is gemoeid. Het wetvoorstel gaat echter verder
dan het bevorderen van transparantie op de ticketmarkten. Dat roept
bij de fractie van de ChristenUnie de nodige vragen op. Om in te
grijpen in een markt, moet je goede redenen hebben. Het
overheidsbeleid is erop gericht om culturele evenementen en
sportevenementen voor grote groepen toegankelijk te houden. Dat is een
streven dat ook de ChristenUnie onderschrijft. De initiatiefnemers
hebben echter nog onvoldoende aannemelijk gemaakt dat die
toegankelijkheid zodanig in gevaar is, dat het noodzakelijk en
proportioneel is om met wetgeving in te grijpen. In de nota naar
aanleiding van het verslag leek de motivering meer te berusten op het
tegengaan van de woekerwinsten dan op het waarborgen van de
toegankelijkheid van evenementen. Ik moet dan ook zeggen dat de
fractie van de ChristenUnie teleurgesteld was in de beantwoording van
de vragen die wij daarover in de schriftelijke inbreng hebben gesteld.
Daarom geef ik de initiatiefnemers graag de gelegenheid om mijn
fractie alsnog van de noodzaak van dit wetsvoorstel te overtuigen. In
dat kader stel ik ook de volgende vragen. De schattingen van het
percentage toegangskaarten dat wordt doorverkocht, lopen uiteen. Het
is dus onduidelijk hoe groot het probleem is en of de toegankelijkheid
van evenementen in het algemeen wel echt in gevaar is. De indieners
sluiten niet uit dat van alle kaarten die in Nederland worden
verkocht, slechts 3,7% wordt doorverkocht. Daarbij zijn er wel
uitschieters bij bepaalde evenementen. Het is nogal wat om in zo'n
situatie met wetgeving in te grijpen. Kunnen de initiatiefnemers
zeggen hoe groot het probleem daadwerkelijk is? Waarvoor bieden zij
met dit wetsvoorstel een oplossing? Bij hoeveel evenementen is de
toegankelijkheid daadwerkelijk in gevaar geweest? Bij evenementen
waarbij het aanbod kaarten ruim is, zou de doorverkoop van kaarten
lucratief zijn doordat wederverkopers misleidende informatie
verstrekken, waardoor de consumenten zich niet bewust zijn van het
feit dat zij te veel betalen. Dit laat echter onverlet dat, gezien het
ruime aanbod, het gros van de kaarten tegen officiële prijzen te koop
is. De toegankelijkheid is dan toch niet in gevaar? Bovendien levert
de regeling voor oneerlijke handelspraktijken al een bijdrage aan het
tegengaan van suggestieve websites en onvolledige
informatieverstrekking. Ik hoor daarom graag waarom het noodzakelijk
en evenredig is om een verbod op doorverkoop van toegangskaarten tegen
een hogere prijs in te stellen. Bij grote evenementen waarvoor het
aanbod aan toegangskaarten gering is, lijkt het probleem zich meer
voor te doen. Echter, de organisatie van dit soort concerten is in
handen van een beperkt aantal organisatoren en er is geen sprake van
een gering aantal toegangskaarten en officiële verkooppunten, zo
stellen de initiatiefnemers in de memorie van toelichting. Juist deze
categorie evenementen lijkt zich te lenen voor verkoop van kaarten op
naam. De initiatiefnemers komen zelf met het voorbeeld van het Engelse
Glastonburyfestival. Zij stellen dat dit festival erg populair is en
dat het dus ieder jaar is uitverkocht, waardoor de investering
gemakkelijk kon worden terugverdiend door de evenementenorganisator.
Ik krijg graag nader toegelicht waarom het voor deze categorie
noodzakelijk en evenredig is om een verbod in te stellen op
doorverkoop van toegangskaarten tegen een hogere prijs. Het antwoord
op onze vragen in de schriftelijke ronde was kort: er worden
woekerwinsten behaald en dat is onacceptabel. Dat is toch iets anders
dan dat de toegankelijkheid in het geding is. Laat er geen misverstand
over bestaan: ook de fractie van de ChristenUnie vindt de situatie
waarbij woekerwinsten worden gemaakt onwenselijk. Tegelijk moeten we
wel constateren dat bij dit soort evenementen consumenten blijkbaar
nog altijd bereid zijn om op de markt van vraag en aanbod deze
hoeveelheid geld neer te leggen voor de tickets. Zoals ik al zei, het
is soms net wat de gek ervoor geeft. Ik vind wetgeving om deze
excessen tegen te gaan wel heel ver gaan, te meer daar er ook
vraagtekens te stellen zijn bij de handhaafbaarheid van dit voorstel.
Welke alternatieven hebben de initiatiefnemers overwogen? Is het
verplicht stellen van een gedragscode niet een beter weg zijn om
transparantie te garanderen en excessen tegen te gaan? Kunnen de
initiatiefnemers aangeven waarom de overheid moet ingrijpen en voorbij
moet gaan aan de eigen verantwoordelijkheid van de consumenten en de
markt? Ik heb een aantal opmerkingen over de handhaafbaarheid. De
voorgestelde regeling is in beginsel alleen geldig in de Nederlandse
context. Als in Nederland gevestigde tussenhandelaren de grens
oversteken, kan de Consumentenautoriteit niet meer handhaven, zo geeft
zij zelf aan. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat buitenlandse
bedrijven de dienstverlening zullen overnemen. En ja, de consument kan
bij de Nederlandse rechter een vordering instellen tot terugbetaling
van het te veel betaalde bedrag, maar de gang naar de rechter vormt
een forse drempel. Daarnaast geeft de Consumentenautoriteit aan dat er
een aantal ontsnappingsroutes is voor tussenhandelaren, zoals
combinatieverkoop. Ik krijg hier graag een reactie op van de
initiatiefnemers. Hoe groot is de kans dat de consument daadwerkelijk
zijn gelijk kan halen en daadwerkelijk bescherming kan ontlenen aan
deze regeling? Ik hoor hier ook graag de regeringsvisie op. De
initiatiefnemers stellen dat een eventuele belemmering van het
intracommunautaire dienstenverkeer kan worden gerechtvaardigd op basis
van dwingende redenen van algemeen belang. Ik wil daar graag een
toelichting op. De omvang van het probleem is namelijk nog niet
duidelijk. De initiatiefnemers spreken in de nota naar aanleiding van
het verslag vooral over het tegengaan van woekerwinsten, terwijl in de
memorie van toelichting de toegankelijkheid leidend is. De
ChristenUnie vraagt zich af of dit daadwerkelijk voldoende grond is om
te spreken van dwingende redenen van algemeen belang. Ook hierop hoor
ik graag een toelichting van de indieners. Ook ben ik benieuwd naar de
mening van de minister op dit punt. Ik rond af. Ik begrijp de wens van
de initiatiefnemers om een aantal ongewenste excessen te bestrijden.
De ChristenUnie waardeert de poging die de initiatiefnemers hiertoe
doen. Tegelijkertijd zijn er nog heel veel losse eindjes, bijvoorbeeld
de vraag hoe groot het probleem is. Dit is voor de proportionaliteit
van de voorgestelde regeling en de houdbaarheid met betrekking tot
Europese regelgeving wel degelijk van belang. Ook de handhaafbaarheid
in het digitale tijdperk waarin wij leven stelt ons voor deze vragen.
Ik hoop dat de initiatiefnemers in hun beantwoording deze twijfels bij
mijn fractie kunnen wegnemen.
De heer Cramer (ChristenUnie): Ik zeg eerlijk dat ik dit een heel erg
moeilijke vraag vind. De toegankelijkheid is in het geding wanneer je
kunt constateren dat iets niet meer toegankelijk is voor een brede
doelgroep. Dat is niet aangetoond. Ik vraag de indieners dus om dat
aan te tonen. Ik durf niet te zeggen om welk percentage het gaat. Wij
hebben vanmiddag in de fractie wat zitten te filosoferen. Voor
bijvoorbeeld een concert van René Froger heb je misschien wel een heel
andere doelgroep en is de toegankelijkheid misschien eerder in het
geding dan bij een groot galaconcert van onze grote walskoning, André
Rieu. Daar gaat een ander soort publiek heen. Kunnen wij dat met ons
allen vangen in een regeling? Dat is de vraag van de ChristenUnie. Wij
zijn daar niet uit. Wij hebben daarover kritische vragen gesteld en ik
vraag aan de indieners die vragen te beantwoorden.
De heer Cramer (ChristenUnie): Dat percentage wordt te hoog als de
toegankelijkheid in het geding komt. Dat is met dit wetsvoorstel niet
aangetoond. De toegankelijkheid is in het geding als van een brede
doelgroep, van de verschillende typen mensen die naar zo'n concert
willen gaan, geconcludeerd wordt dat de helft daar niet kon komen. Dat
staat nog even los van de natuurlijke beperktheid van het aantal
stoelen bij een concert, toneelvoorstelling of wat dan ook. Er zit
altijd een natuurlijke begrenzing aan. Als groepen worden uitgezonderd
van deelneming, dan denk ik dat wij met elkaar een discussie hebben.
Dat is echter niet aangetoond in het onderzoek van de
Rijksuniversiteit Groningen. Als bij grote evenementen 20% van de
kaarten via de zwarte markt verkocht is, dan zijn er kennelijk mensen
die er een hoge prijs voor willen betalen. Door de natuurlijke
beperktheid die dat soort concerten heeft, moeten wij dat misschien
met ons allen maar accepteren.
De heer Cramer (ChristenUnie): Nu worden allerlei dingen aan elkaar
geknoopt. Laat ik het kort samenvatten: overtuig de fractie van de
ChristenUnie van de noodzaak van overheidsingrijpen omdat er echt een
marktverstoring is. Dan zal mevrouw Gesthuizen ons aan haar zijde
hebben.
De heer Cramer (ChristenUnie): Wat is de vraag van mevrouw
Aasted-Madsen-van Stiphout?
De heer Cramer (ChristenUnie): Onze beleidsmedewerker die dit
onderwerp heeft voorbereid, is zelf een jongere. Binnen onze fractie
zijn een heleboel jongeren. Zij zeggen dat er best wel eens
beperkingen zijn, maar dan moet je ook vragen wat er voor zo'n kaartje
betaald moest worden. Is de toegankelijkheid, of überhaupt de
beschikbaarheid, een discussiepunt? Is een website die niet goed werkt
een discussiepunt? Dat heeft mevrouw Aasted-Madsen-van Stiphout mij
niet verteld met dit voorbeeld. Ik weet nog helemaal niets van de
daadwerkelijke blokkering door de wederverkoop of over de vraag of dat
concert wel of niet goed bezocht is. Dat heeft zij daarmee niet
aangetoond. Er zullen best obstructies zijn. Dat horen wij allemaal
wel eens. Feit is echter dat overheidsingrijpen alleen maar
gerechtvaardigd is bij een ernstige marktverstoring. De
ChristenUnie-fractie vraagt zich af of dat kan worden aangetoond. Op
basis van onze vragen over de nota naar aanleiding het verslag is dat
niet gebeurd.
De heer Cramer (ChristenUnie): Collega Vos neemt collega Van der Burg
de maat als het gaat over de kansen. Vervolgens vraagt zij of de
indieners het ermee eens zijn dat, als de kans zich voordoet, er toch
een horizonbepaling in het wetsvoorstel moet worden opgenomen. Dat
vind ik wat merkwaardig. Mijn vraag gaat om het volgende. Er moet
sprake zijn van een zware verstoring van de markt, een ernstige
situatie, voordat overheidsingrijpen gerechtvaardigd is. Ook in
Europees verband. Dat geldt dus niet alleen voor de Nederlandse
regelgeving, maar ook voor de Europese regelgeving. Daarover heb ik
mevrouw Vos eigenlijk niet gehoord. Wat is haar mening daarover?
De heer Cramer (ChristenUnie): Dat is echt een heel fout voorbeeld,
want inbreken is gewoon het stelen van iets wat van een ander is. In
dit geval betaal je een prijs, waarvan je misschien zegt dat het de
gek is die dat geeft en dat hij dat zelf moet weten. Het gaat erom dat
overheidsingrijpen gerechtvaardigd moet zijn en dan praat je over een
ernstige marktverstoring. Ik ben eerlijk geweest en heb gezegd dat ik
het niet weet, ook niet op basis van de antwoorden van de indieners.
Mevrouw Vos suggereert echter dat zij het wel weet.
De heer Cramer (ChristenUnie): Mevrouw Vos, op grond van welke reden
acht u overheidsingrijpen dan gerechtvaardigd?
De heer Cramer (ChristenUnie): Ik vraag het nog een keer. Op basis
waarvan concludeert mevrouw Vos dat de markt niks toevoegt of er niks
aan afdoet? Wij voeren een iets andere discussie over de
woekerwinsten. De aanleiding voor dit wetsvoorstel was echter een
verstoring van de marktorde, maar die is niet aangetoond.
De heer Cramer (ChristenUnie): Zou ik van de collega van het CDA mogen
horen hoe zij het sluiten van die sites voor zich ziet, als je die
overal in de wereld kunt openen met een Nederlandse tekst en welk
handhavingsinstituut daarvoor verantwoordelijk gaat worden met hoeveel
mensen?
De heer Cramer (ChristenUnie): Ik vraag mij echt af of dit een reële
bijdrage is van mevrouw Aasted-Madsen, wetend hoeveel liederlijkheid
op het internet wordt aangeboden die vrij beschikbaar is. Als je
erachteraan gaat jagen, gaan zij ergens anders heen en blijft het
beschikbaar. Zij moet zich toch wel realiseren dat het bijna een
onhaalbare kaart is. Als mensen dat willen, is het via allerlei
omwegen en verstoptechnieken gewoon aan te bieden. Ik herhaal mijn
vraag: hoe wil zij dat dan handhaven en wie wil zij daarvoor meenemen?
Tags
Ernst Cramer