Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
SECRVS20091221MFZ
Datum 8 februari 2010
Betreft alleenstaan op de groep / beleidsregels kinderopvang
Geachte mevrouw Van Brenk,
Met uw brief van 30 december jl. biedt u mij de resultaten aan van een enquête
onder pedagogisch medewerkers over het "alleen staan op de groep". Het gaat
dan met name over de regel dat de pedagogisch medewerkers maximaal 3 uur
per dag alleen op de groep mogen staan. Het resultaat vind ik verontrustend: 277
van de 740 pedagogisch medewerkers vinden dat ze onvoldoende kwaliteit
kunnen bieden en 186 van de 740 pedagogisch medewerkers zijn bang dat ze de
veiligheid van de kinderen niet kunnen garanderen als er iets gebeurt.
Ik ben het van harte met u eens dat de inzet van voldoende pedagogisch
medewerkers in relatie tot het aantal kinderen, de zogenaamde beroepskracht-
kind ratio (bkr), één van de voornaamste kwaliteitsnormen is. Het gaat hierbij om
een essentiële voorwaarde die vervuld moet zijn om pedagogische kwaliteit te
kunnen bieden én de veiligheid van de kinderen te kunnen garanderen.
In feite stipt u in uw brief twee zaken aan:
1. de huidige kwaliteitsregels worden in de praktijk onvoldoende nageleefd;
2. de regels over de inzet aan het begin en het einde van de dag zijn
achterhaald.
1. Naleven huidige kwaliteitsregels
Uw constatering dat de bkr in de praktijk niet altijd wordt nageleefd sluit aan bij
bevindingen van het NCKO (meting 2008, gepubliceerd mei 2009). Het ging
daarbij om overschrijdingen van de beroepskracht-kind ratio in 9% van de
verticale groepen tot 17% van de peutergroepen. Soortgelijke bevindingen
a
agina 1 van 3
P
kwamen naar voren uit onaangekondigde GGD-controles (bijvoorbeeld in Drenthe Datum
en in Amsterdam).
Ik vind dit niet goed te praten en heb daarom GGD Nederland gevraagd om nog KO/187613
in 2009 te beginnen met risicogestuurd toezicht op basis van een landelijk model.
Standaard onderdeel daarvan is onaangekondigde controle op onder meer de bkr.
Dit geeft als opbrengst een realistischer beeld van de praktijk. Ik beoog daarmee
de geconstateerde overtredingen van deze belangrijke kwaliteitsvoorwaarde terug
te dringen. Tegelijk heb ik de Inspectie van het Onderwijs gevraagd om met
gemeenten die te weinig handhaven op de kwaliteit van de kinderopvang gerichte
verbeterafspraken te maken (inclusief hersteltermijnen).
Terecht wijst u er op dat de regels over het alleen staan op de groep direct
voortkomen uit het Convenant Kwaliteit Kinderopvang (door mij overgenomen in
Beleidsregels kwaliteit kinderopvang) en dat het Convenant bindend is voor de
leden van de beide werkgeversverenigingen. Op de uitkomst van uw recente
enquête heb ik dan ook de MOgroep kinderopvang en de Branchevereniging
ondernemers in de kinderopvang aangesproken.
Beide werkgeversverenigingen laten er geen twijfel over bestaan dat de bkr één
van de belangrijkste kwaliteitsvoorwaarden is die altijd moet worden nageleefd.
Tegelijk wijzen zij er op dat de huidige regels erg ingewikkeld zijn geworden. Het
is wat de werkgevers in de kinderopvang betreft en ook wat mij betreft tijd voor
een vereenvoudiging van deze regels in combinatie met een strikte toepassing en
handhaving. Nu is de methode veel te gecompliceerd. Bij de aanpassing moeten
daarom naast het belang van het kind duidelijkheid, transparantie en eenvoud
voorop staan. Daartoe zijn de werkgevers bezig met een voorstel voor het
aanpassen van de normering en berekeningswijze van de bkr.
Mede op basis daarvan wil ik samen met u, werkgevers en ouders en met VNG en
GGD Nederland kijken wat wij op zo kort mogelijke termijn kunnen doen om de
bestaande regels op dit gebied een stuk eenvoudiger te maken. Zo'n
vereenvoudiging bevordert niet alleen de naleving door de houder, maar maakt
het toezicht door de GGD en de handhaving door de gemeente ook een stuk beter
te doen.
2. Inzet aan het begin en het einde van de dag
Daarnaast schrijft u dat de regel dat de pedagogisch medewerkers aan het begin
en aan het eind van de dag alleen op de groep mogen staan, nog uit de tijd stamt
dat er rustig begonnen kon worden met een paar kinderen. U geeft aan dat die
Pagina 2 van 3
tijd voorbij is, omdat het vaak van `s ochtends vroeg tot in de avond druk is met Datum
kinderen. Ik wil deze notie betrekken bij de voorstellen om de berekening van de
bkr te vereenvoudigen. Om die reden stuur ik een afschrift van deze brief aan de KO/187613
MOgroep kinderopvang en aan de Branchevereniging ondernemers in de
kinderopvang. Ook BOinK, GGD Nederland, de VNG en de Inspectie van het
Onderwijs stel ik hiervan op de hoogte.
Met uw brief van 3 oktober 2008 wees u mij al eerder op verbetermogelijkheden
voor de huidige beleidsregels. Zoals destijds aan u gemeld, was die brief voor mij
aanleiding een analyse te laten uitvoeren naar de huidige beleidsregels in relatie
tot toezicht en handhaving. Uw punten zijn daarbij door mij ingebracht. Zelf bent
u ook betrokken bij deze analyse, die op dit moment nog gaande is.
Uw betrokkenheid als vertegenwoordiger van de werknemers in de kinderopvang
stel ik zeer op prijs. Graag wil ik u dan ook bedanken voor uw informatie.
Op verzoek van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heb
ik een kopie van deze brief verzonden aan de Tweede Kamer.
Met vriendelijke groet,
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
Pagina 3 van 3