ChristenUnie


Verwijsindex Risicojongeren aangenomen: Etniciteit niet als registratiegrond

Verwijsindex Risicojongeren aangenomen: Etniciteit niet als registratiegrond

maandag 08 februari 2010 14:16 Vorige week heeft de Eerste Kamer de Wet verwijsindex Risicojongeren (VIR) aangenomen. De VIR is een belangrijke bouwsteen in het beleid van minister Rouvoet om de hulpverlening aan kinderen en jongeren te verbeteren. De ChristenUnie heeft dit wetsvoorstel in Tweede en Eerste Kamer van harte ondersteund.

door Roel Kuiper

De VIR is een digitaal meldsysteem dat hulpverleners met elkaar in contact brengt. In de afgelopen jaren bleek in een aantal gevallen dat gebrekkige communicatie ertoe kon leiden dat hulpverleners langs elkaar heen werkten of dat kinderen door verhuizing buiten beeld raakten. De hulpverleners in het veld zijn blij met dit nieuwe instrument. Zij kunnen een signaal uitzenden over een kind of jongere met risico's. Dat signaal wordt opgevangen door andere hulpverleners - artsen, jeugdzorg, schoolbegeleiders - waardoor er sneller samen kan worden gewerkt.

Wanneer deze `digitale alarmbel' wordt gebruikt, wordt overigens alleen gebruik gemaakt van het burgerservicenummer van de jongere. Er kunnen dus geen gegevens over iemands etniciteit in de Verwijsindex worden opgenomen. Hierin verschilt de VIR nadrukkelijk van de opzet van de VIA. Als een BSN-nummer door verschillende hulpverleners wordt gemeld dan is er een `match' en nemen hulpverleners contact met elkaar op om te bepalen wat zij verder moeten doen.

Risico's
Het is uiteraard niet de bedoeling dat er zomaar wordt gemeld. Het is ook zeker niet zo dat alle Nederlandse kinderen en jongeren in de VIR staan. Het gaat alleen om kinderen en jongeren in de leeftijd van 0-23 jaar die risico's lopen. Wat zijn risico's? Een situatie waar sprake is van huiselijk geweld en kindermishandeling is een situatie die als risicovol wordt geduid. Ook een omgeving waarin sprake is van verslavingsproblematiek en lichamelijke verwaarlozing. Of een haperende opvoedingssituatie. Zo definieert de wet verschillende `meldingsgronden' om hulpverleners een instrument in handen te geven wanneer zij voor zichzelf bepalen of ze gebruik maken van de VIR.

De Tweede Kamer heeft aan de meldingsgronden ook de risico's die verbonden zijn met etniciteit toegevoegd (amendement Sterk/Dezentjé-Hamming). Daarbij is bijvoorbeeld gedacht aan het besnijden van meisjes en vrouwen, dat in sommige etnische gemeenschappen gebruik is. Om dat beschadigende gebruik tegen te gaan is ook dit `risico' aan de wet toegevoegd. Dit betekent niet dat er sprake is van etnische registratie, want in de VIR wordt helemaal niet geregistreerd. Het betekent dat hulpverleners ook alert kunnen zijn op risico's voor kinderen en jongeren die in sommige etnische groepen kunnen voorkomen.

Vanuit de wet VIR wordt er dus geen verband gelegd met het omstreden thema van de `etnische registratie'. De ChristenUnie is daar nooit voorstander van geweest. Niettemin kwam het thema in het debat in de Eerste Kamer aan de orde. D66 diende een motie in waarin werd gevraagd deze meldingsgrond op te schorten totdat het kabinet gekomen is met een toegezegd standpunt over etnische registratie. De ChristenUnie heeft deze motie niet gesteund. De motie verwart zaken die uit elkaar moeten blijven. Wanneer etniciteit in het kader van de VIR ter sprake komt, gaat het niet om etnische registratie, maar om een aanwijzing voor hulpverleners dat zij zo breed mogelijk letten op risico's waar kinderen en jongeren bloot aan kunnen staan.