Gerechtshof Arnhem


Uitspraak in de zaak tegen de verdachte van moord op haar veertienjarige dochter in Arnhem

Vandaag heeft de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Arnhem, een 47-jarige vrouw veroordeeld wegens moord. Verdachte werd ervan verdacht in de periode van 19 tot en met 20 juni 2008 te Arnhem haar veertienjarige dochter met voorbedachte raad van het leven te hebben beroofd door toediening van medicijnen en het opendraaien van een gasfles handelspropaan.

Verdachte heeft verklaard dat zij geen herinneringen heeft aan de gebeurtenissen op 19 en 20 juni 2008. De raadsman heeft aangevoerd dat als er niet kan worden vastgesteld wat er precies is gebeurd, vrijspraak dient te volgen.

Bij de rechtbank
In eerste aanleg heeft de officier van justitie gevorderd verdachte te veroordelen wegens moord tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar en ter beschikkingstelling met dwangverpleging. De rechtbank in Arnhem heeft verdachte bij vonnis van 31 december 2008 veroordeeld wegens moord tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar. Tegen dit vonnis heeft de verdachte hoger beroep ingesteld.

Het hoger beroep
De advocaat-generaal heeft gevorderd verdachte wegens moord te veroordelen tot acht jaar gevangenisstraf. Het gerechtshof heeft geoordeeld dat uitgesloten kan worden dat een derde verantwoordelijk is voor de dood van de dochter en dat op grond van met name technisch bewijs uitgesloten kan worden dat de dochter de handelingen die tot haar dood hebben geleid, zelf heeft verricht. Het hof acht bewezen dat verdachte haar dochter van het leven heeft beroofd.

Voor het hof was een belangrijk punt dat verdachte gedurende meerdere dagen plannen heeft gemaakt om zichzelf en ook haar dochter van het leven te beroven.

Daaruit leidt het hof af dat verdachte volop tijd en gelegenheid heeft gehad zich te beraden op haar besluit om zichzelf en haar dochter te doden en zich van de betekenis en de gevolgen rekenschap te geven. Daarmee heeft verdachte gehandeld met voorbedachte raad.

De deskundigen van het Pieter Baan Centrum te Utrecht hebben geconcludeerd dat van een persoonlijkheidsstoornis onvoldoende is gebleken, maar dat wel sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte. Verder wordt het risico op herhaling van een soortgelijk feit klein geacht. Het hof heeft de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was overgenomen.

Mede gelet op de bijzondere ernst van het bewezenverklaarde misdrijf heeft het hof verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht jaar.

LJ Nummer

BL2346

Bron: Gerechtshof Arnhem Datum actualiteit: 5 februari 2010 Naar boven