Rechtbank 's-Gravenhage

Testamentaire last verbonden aan deel schilderij Jan Steen uit legaat Bredius niet opgeheven

Den Haag, 5 februari 2010 - De rechtbank 's-Gravenhage heeft het verzoek van de Gemeente Den Haag tot opheffing van de testamentaire last verbonden aan een gedeelte van het schilderij Het huwelijk van Tobias en Sarah van Jan Steen afgewezen.

Het schilderij bestond, voordat het in 1996 door restauratie is herenigd, uit twee zelfstandige delen: De aartsengel Rafaël en Het gebed van Tobias en Sarah. Het herenigde schilderij behoort tot de collectie van Museum Bredius in Den Haag.

Het gedeelte De aartsengel Rafaël is eigendom van de Gemeente Den Haag en afkomstig uit het legaat van de in 1946 overleden Abraham Bredius. De Gemeente heeft dit legaat en de daaraan verbonden testamentaire last aanvaard. Die last houdt in dat De aartsengel Rafaël blijvend tentoongesteld moet worden in Museum Bredius.

Het gedeelte Het gebed van Tobias en Sarah was afkomstig uit de collectie van de kunsthandelaar Goudstikker. Na de Tweede Wereldoorlog werd het eigendom van de Staat. Als onderdeel van het zogenaamde "Advies Goudstikker" van de door de Nederlandse Regering in 2001 ingestelde Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog (de Restitutiecommissie) is dit deel van het herenigde schilderij in 2006 door de Staat overgedragen aan de erfgename van kunsthandelaar Goudstikker. Hierdoor zijn de Gemeente en de erfgename van Goudstikker gezamenlijk mede-eigenaar van het herenigde schilderij geworden. De Gemeente en de erfgename willen hun gezamenlijke eigendom echter niet blijvend delen en hebben besloten het verdelingsgeschil te laten beslechten door bindend advies van de Restitutiecommissie.

Tijdens een hoorzitting op 2 juni 2008 heeft de Restitutiecommissie een voorkeur uitgesproken voor de oplossing dat de Gemeente zou proberen het eigendomsdeel van de erfgename van Goudstikker te kopen, opdat de Gemeente het herenigde schilderij in haar collectie van het Museum Bredius zou kunnen behouden. Daartoe zou de Gemeente proberen fondsen te vergaren. Op 29 juli 2008 heeft de Gemeente aan de Restitutiecommissie bericht dat het haar niet is gelukt voldoende financiële middelen te verwerven om het aandeel van de erfgename te kunnen kopen, maar dat zij wel bereid is het aandeel van de Gemeente in het herenigde schilderij aan de erfgename te verkopen.

In haar bindend advies van 6 oktober 2008 stelt de Restitutiecommissie vast dat partijen tijdens de procedure tot een oplossing zijn gekomen, namelijk dat de gemeente haar eigendomsdeel in het herenigde schilderij verkoopt aan de erfgename van Goudstikker. In het advies staat ook dat de Gemeente onverwijld een verzoek tot opheffing van de testamentaire last, die is verbonden aan haar eigendomsdeel, moet indienen bij de rechtbank.

Op 8 juni 2009 heeft de Gemeente een verzoekschrift ingediend waarin zij de rechtbank verzoekt op grond van artikel 4:134 lid 1 BW (Burgerlijk Wetboek) de testamentaire last gedeeltelijk op te heffen. Op 5 november 2009 heeft een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. In de beschikking die de rechtbank vandaag heeft gegeven is het verzoek van de gemeente afgewezen.

Naar het oordeel van de rechtbank zijn - alles afwegende - de in de rechtsoverwegingen 2.4 t/m 2.9 van de beschikking vastgestelde bijzondere feitelijke en juridische ontwikkelingen van 1996 tot 2009 rondom het voordien zelfstandige, tot de onder last tot tentoonstelling in het Museum Bredius gelegateerde Bredius-collectie behorende schilderij De Aartsengel Rafaël niet van een zodanige aard, dat de ongewijzigde instandhouding van die last uit oogpunt van de bij die specifieke last tot tentoonstelling betrokken persoonlijke en maatschappelijke belangen ongerechtvaardigd zou zijn. In de rechtsoverwegingen 4.6 t/m 4.15 geeft de rechtbank aan wat daartoe redengevend is.

De beschikking is op deze site gepubliceerd onder onderstaand LJ-nummer.

LJ Nummer

BL2269


Bron: Rechtbank 's-Gravenhage Datum actualiteit: 5 februari 2010