Wageningen Universiteit en Researchcentrum
Biggen hebben wel/niet baat bij homeopathie
5 feb 2010
Minder biggen aan de diarree na injectie homeopathisch middel. Een
homeopathische behandeling van drachtige zeugen vermindert de kans dat
biggen diarree krijgen aanzienlijk, ontdekte de Wageningse
onderzoekster Irene Camerlink. Zij publiceerde haar bevindingen
afgelopen maand in het tijdschrift Homeopathy. Hoogleraar Savelkoul
zet kanttekeningen bij studie.
Als alternatief voor antibiotica tegen diarree bij biggen, behandelde
Camerlink 26 drachtige zeugen met een homeopathisch middel, gebaseerd
op een diarree veroorzakende variant van de bacterie E. coli. Een
groep van 26 andere drachtige dieren kreeg een placebo. Homeopathische
middelen zijn zodanig verdund, dat er nagenoeg geen moleculen van de
werkzame stof zijn terug te vinden. De theorie is dat de werkzame stof
zijn activiteit overdraagt op het oplosmiddel.
De resultaten zijn opvallend. 'Bij de behandelde biggen kwam in
slechts een kleine vier procent van de gevallen diarree voor', vertelt
de onderzoekster. 'In de controlegroep was dit bijna vijfentwintig
procent.'
Hoogleraar Huub Savelkoul van de Leerstoelgroep Celbiologie en
Immunologie is kritisch: 'Er zijn voorbeelden van bewezen klinische
effectiviteit van enkele homeopathische geneesmiddelen, maar er is
geen enkel fysisch-chemisch en biologisch mechanisme beschreven wat
homeopathie wetenschappelijk verklaart.' Bovendien vindt hij het
concept van homeopathie onlogisch. 'Als ons lichaam continu op dit
soort 'niet aanwezige stoffen' moet reageren is het einde zoek; er zou
dan domweg veel te veel energie verloren gaan', meent Savelkoul.
Moedermelk
Volgens hem gaat het in de biggenstudie onder meer mis bij het
mechanisme voor de werking van het homeopathische middel. 'De
onderzoekers veronderstellen dat de behandeling van zeugen de
verminderde aanwezigheid van antistoffen in moedermelk bij een eerste
zwangerschap compenseert. Hierdoor zouden deze biggen minder diarree
krijgen', aldus Savelkoul. 'Deze vorm van biggendiarree wordt echter
nauwelijks beïnvloed door antilichamen in de moedermelk, maar veel
meer door de aangeboren afweer van het biggetje.'
Maar waarom vinden de onderzoekers dan toch een effect van de
behandeling? Savelkoul wijst op het relatief lage aantal zeugen dat
gebruikt is in de studie. 'De 26 zeugen per groep zijn ook nog eens in
vier groepen verdeeld, op basis van de tijd van werpen', zegt hij.
'Dan blijven er wel erg weinig dieren per groep over.' Het was volgens
Savelkoul beter geweest meer zeugen in de studie te betrekken en het
aantal biggen te limiteren. 'Binnen de groep zeugen waaruit de
onderzoekers hun 52 dieren selecteerden zijn er per definitie grote
verschillen in stress, maar ook in immuunreactiviteit. Die
eigenschappen dragen ze over op de biggen', legt Savelkoul uit. 'De
onderzoekers lopen zo een risico van een onevenredige verdeling in de
kleine subgroepen van zeugen die zij hebben gebruikt.' Een ander
principieel punt is volgens hem dat de zeugen niet onbewust 'blind'
zijn toegewezen aan de twee behandelingen.
Geen toeval
Camerlink vindt het jammer dat de wetenschap niet openstaat voor
alternatieve alternatieven voor antibiotica. Het onderzoek was dubbel
blind, random en met controle groep opgezet. Aan het aantal dieren kan
het volgens haar niet liggen. 'De periode van werpen had geen invloed
op het voorkomen van diarree, waardoor de dieren als één groep
konden worden beschouwd', stelt de onderzoekster. 'Met het aantal
dieren zijn we juist boven het benodigde aantal gaan zitten.' Volgens
de onderzoeker berusten de positieve resultaten niet op toeval: op het
bedrijf waar de proef is uitgevoerd, wordt het homeopathische middel
nu met succes gebruikt als vervanging van een reguliere E.
coli-vaccinatie.
Bovenstaand bericht is geproduceerd door de redactie van Resource, het
blad voor Wageningen UR (University & Research centre). Meer
informatie bij Pers- en wetenschapsvoorlichting van Wageningen UR,
e-mail: pers.communicatie@wur of bij de redactie van Resource, e-mail:
resource@wur.nl.