Rechter laat spyware boete Dollar Revenue grotendeels in stand
* Officiële publicatiedatum 05-02-2010
* Soort Pers- en nieuwsberichten
De rechtbank Rotterdam heeft in haar uitspraak van 3 februari 2010 de
beslissing van OPTA om boetes op te leggen aan de partijen achter
Dollar Revenue wegens overtreding van het verbod ongewenste software,
grotendeels in stand gelaten. Op 5 november 2007 had OPTA aan deze
bedrijven en privépersonen boetes opgelegd van bij elkaar 1.000.000
euro. De ongewenste software, bekend onder de handelsnaam Dollar
Revenue, werd via diverse methoden verspreid over 22 miljoen computers
over de hele wereld. Dit gebeurde zonder dat de gebruikers om
toestemming werd gevraagd. Tegen deze boetes hadden de bedrijven en
personen bezwaar gemaakt en, nadat OPTA dit bezwaar ongegrond had
verklaard, beroep ingesteld bij de rechtbank Rotterdam.
Verweer Dollar Revenue
Partijen achter Dollar Revenue stelden dat OPTA een deel van het
bewijs onrechtmatig had verkregen omdat er geen toestemming geweest
zou zijn om servers mee te nemen om te kopiëren. De rechter stelt
echter dat van enig onrechtmatig handelen geen sprake was. Daarnaast
stelden partijen stelden dat OPTA deels niet bevoegd was omdat veel
slachtoffers buiten Nederland zaten. Volgens de rechter gaat het niet
om waar de slachtoffers zich bevinden, maar om waar de overtreding
plaatsvindt. Dat was in Nederland.
Overtredingen
OPTA had geconcludeerd dat eisers vier verschillende methoden van
downloaden gebruikten die allemaal niet voldeden aan de eisen van het
verbod op ongewenste software in artikel 4.1 Bude. De rechter
bevestigt dit oordeel van OPTA. De rechter is het oneens met eisers
dat de regels te vaag waren om te handhaven.
Overtreders
Partijen stelden dat niet zij, maar affiliates verantwoordelijk waren
voor de wijze van verspreiding van Dollar Revenue. De rechter oordeelt
echter dat de partijen achter Dollar Revenue geen intermediair waren,
maar bij uitstek degene tot wie de norm van artikel 4.1 Bude zich
richt. De rechter oordeelt wel dat het onvoldoende aannemelijk is dat
één van twee personen en één van de drie bedrijven die boetes opgelegd
hebben gekregen, gezien hun rol in het geheel, als overtreder kunnen
worden aangemerkt.
Boetehoogte
Volgens de rechter waren boetehoogtes van 300.000 euro voor het
privépersoon, 300.000 euro voor één van zijn bedrijven en 200.000 voor
het bedrijf van de andere persoon niet onevenredig gezien de
overtreding en de mate waarin deze aan de overtreders verweten kan
worden. Zo blijft er van de 1 miljoen euro in totaal voor 800.000 euro
aan boetes staan.
Betrokken partijen kunnen tegen deze uitspraak in hoger beroep gaan
bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.