Woonbond
05-02-2010
Nederland maakt veel meer nieuwbouwplannen dan nodig
Er worden in in Nederland veel meer ruimtelijke (nieuwbouw)plannen
voorbereid dan waar op basis van prognoses behoefte aan is. Zowel voor
de planning van woningen, kantoren als bedrijventerreinen is er tot
2025 sprake van een overmaat die in bepaalde regios zeer fors is.
Deze constatering wordt in de praktijk maar al te goed als een
probleem herkend. Er werd 28 januari j.l. uitgebreid over gesproken
tijdens het Nieuwjaarsdebat Crisis en de kracht van ruimtelijk beleid
van het Nederlands Instituut voor Ruimtelijke Ordening en
Volkshuisvesting (Nirov). Het Nirov benadrukt dat er sprake is van een
discussie die over meer gaat dan de tijdelijke gevolgen van de crisis.
Al voor oktober 2008 lieten de woningmarkt en de kantorenmarkt stevige
problemen zien. De discussie over de plancapaciteit is wel scherper
geworden als gevolg van de crisis, maar ook door de nieuwe
demografische inzichten. In 2025 heeft de helft van de Nederlandse
gemeenten te maken met krimp. De gevolgen daarvan beginnen langzaam
tot ons door te dringen.
Het Nirov constateert de planologische overcapaciteit op basis van een
analyse van plannen op de Nieuwe Kaart van Nederland. Nirov-directeur
Christine Oude Veldhuis typeert de overmaat als schadelijk. In 60
procent van de gemeenten is sprake van zeer ruime
woningbouwmogelijkheden tussen nu en 2025. Voor heel Nederland zou de
behoefte volgens de Primosprognose ca. 700.000 woningen zijn, terwijl
er ruim een miljoen woningen in de plannen zit. Lokaal kan het beeld
nog sterker verschillen. In sommige gemeenten zijn de
productiemogelijkheden voor de komende 15 jaar het drievoudige van de
verwachte behoefte. Voor de belangrijkste kantorenmarktregios is de
planologische reserve gemiddeld het dubbele van de verwachte vraag.
Als de huidige leegstand van kantoren wordt meegerekend, is de
overmaat zelfs bijna 400 procent. 'Naast de discussie over de
aantallen en de vierkante meters is er ook nog een debat te voeren
over de vraag of we wel bouwen op de goede locaties en het juiste
product bieden,' stelt Oude Veldhuis.
Taco van Hoek (EIB) ziet in de plannenovermaat aanleiding voor een
fundamentele herbezinning van het woonbeleid. Hij wil de woonvraag uit
de markt, open tegemoet treden. De huidige aanpak leidt volgens Van
Hoek bepaald niet tot het centraal stellen van de wensen van de
woonconsument maar tot een ondoorzichtige stapeling van
overheidsambities, zoals compacte stad en klimaatneutrale woningen.
Ambities die via de woningprijs al decennialang geruisloos worden
afgewenteld op de woonconsument.
Dat er teveel plannen zijn betekent niet dat er gebouwd gaat worden
voor de leegstand, aldus Oude Veldhuis. Als er onvoldoende vraag
blijkt te zijn, wordt het plan niet verder ontwikkeld. En
uitontwikkelde plannen komen niet in aanbouw als de voorverkoop- en
voorverhuurpercentages niet worden gehaald. Dus waarom zou het erg
zijn dat we zoveel plannen hebben? Oude Veldhuis geeft op die vraag
drie antwoorden: 'Plannen maken kost geld; als je plannen maakt waar
geen behoefte aan is, dan gooi je geld weg. Macro-economisch gaat het
dan om miljarden. Daarnaast rekenen grondbedrijven en
vastgoedontwikkelaars zich rijk aan plannen die vervolgens niet worden
gerealiseerd. Realisme is dus wenselijk, zeker waar het
weerstandsvermogen van grondbedrijven toch al onder druk staat. En ten
derde kan te optimistisch plannen slecht uitpakken voor de ruimtelijke
kwaliteit. Als een woonwijk minder bewoners krijgt dan eerst werd
aangenomen, dan heeft dat gevolgen voor de levensvatbaarheid van
bijvoorbeeld winkels, openbaar vervoersverbindingen, scholen en
sportvoorzieningen.'
Marcel Tankink (KAW architecten en adviseurs) waarschuwt ervoor om ons
niet blind te staren op de procentueel zeer geringe toevoeging die we
de komende jaren gaan doen aan de woningvoorraad. 'Die ene procent
nieuwbouw die we jaarlijks toevoegen heeft weinig betekenis voor de
bewoners in de 99 procent bestaande voorraad. Laten we ook oog voor
hebben voor die bestaande voorraad want daar zit de grootste opgave'.