Vrije Universiteit Amsterdam

Li-Fraumeni syndroom, klinische en moleculaire genetica


* Startdatum: 05-02-2010


* Tijd: 15.45


* Locatie: Aula


* Titel: Li-Fraumeni syndroom, klinische en moleculaire genetica


* Spreker: M.W.G. Ruijs


* Promotor: prof.dr. L.P. ten Kate prof.dr. H. Meijers-Heijboer


* Onderdeel: VU medisch centrum


* Wetenschapsgebied: Medisch


* Evenementtype: Promotie

De resultaten van het onderzoek van Mariëlle Ruijs hebben geleid tot een richtlijn voor Li-Fraumeni syndroom met aanbevelingen voor het verrichten van DNA-onderzoek, screening en behandeling. Het Li-Fraumeni syndroom (LFS) is een zeldzaam erfelijk kankersyndroom waarbij verschillende vormen van kanker voorkomen, met name sarcoom (kwaadaardige tumor van steun en tussenweefsels), borstkanker, hersentumor, bijnierschorskanker en leukemie.

Bij het LFS-syndroom wordt vaak een kiembaanmutatie gevonden in het TP53 gen. De belangrijkste doelstelling van Ruijs' onderzoek was om aanbevelingen te doen voor het informeren en ondersteunen van LFS-families en leden. Dit deed zij door alle LFS-suggestieve families in Nederland te verzamelen en te evalueren in welke families daadwerkelijk een TP53 mutatie werd gevonden. Omdat niet in alle LFS-families een TP53-mutatie wordt aangetoond, bekeek zij het CHEK2-gen als een mogelijk kandidaatgen voor TP53-negatief Li-Fraumeni syndroom.

Ruijs vond dat het CHEK2-gen geen kandidaatgen is voor LFS in Nederland, maar het CHEK2-gen kan wel een factor zijn die bijdraagt aan de ontwikkeling van individuele tumoren, zodat een familie wel aan het LFS-fenotype voldoet. In 2004 werd een verband beschreven tussen een variant in het MDM2-gen en het op jongere leeftijd ontstaan van tumoren bij TP53-mutatiedragers. Ruijs' resultaten lieten een 16 jaar jongere leeftijd van ontstaan van tumoren zien bij TP53-mutatiedragers met de variant. In de TP53-negatieve families werd geen jongere leeftijd van ontstaan van de tumoren ontdekt. Wel werd het in tweevoud aanwezig zijn (homozygotie) van de variant vaker gezien in de TP53-negatieve families dan in de algemene bevolking. Ruijs suggereert op basis van deze gegevens dat homozygotie voor de variant (G/G) bijdraagt aan het Li-Fraumeni fenotype, maar het bevestigen van deze bevinding in andere populaties is nog wel nodig.
© Copyright Vrije Universiteit Amsterdam