College van Beroep voor het bedrijfsleven

DBC-systematiek

Den Haag, 4 februari 2010 - Het College heeft op 28 januari uitspraak gedaan in een geschil tussen - onder meer - de Orde van Medisch Specialisten (O.M.S.) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Het geschil ging over de door de Medisch Specialisten in rekening te brengen tarieven, die waren vastgesteld op grond van de met ingang van
1 januari 2005 ingevoerde Diagnosebehandelingcombinatie (DBC). De DBC is een gemiddeld tarief en in deze tariefstructuur kan het voorkomen dat een tarief in rekening wordt gebracht voor prestaties van medisch specialisten die in het concrete geval niet bij een behandeling betrokken zijn geweest. Voor zover het gaat om tarieven die door het ziekenhuis aan de patiënt en/of de zorgverzekeraar in rekening wordt gebracht ontmoet dit systeem bij het College geen bezwaar. In beginsel zal aan een gedeclareerd DBC tarief steeds een onderliggende geneeskundige behandelingsovereenkomst ten grondslag kunnen worden gelegd tussen het ziekenhuis en de patiënt en/of diens verzekeraar. De O.M.S. had echter in bezwaar al aan de orde gesteld dat dit niet het geval is wanneer een tarief gedeclareerd wordt door een vrijgevestigd medisch specialist, die aan de concrete behandeling niet te pas is gekomen. Als deze een dergelijk tarief uitsluitend aan het ziekenhuis mag declareren, heeft dat gevolgen voor zijn fiscale positie als vrije ondernemer. De hiervoor door de NZa in de beslissing op bezwaar aangedragen oplossing vond het College niet toereikend. In elk geval was de motivering van de NZa beslissing op dit punt onvoldoende.

In zoverre heeft het College het bestreden besluit vernietigd en de NZa opgedragen een nieuw besluit te nemen.

LJ Nummer:

BL2085

Bron: College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum actualiteit: 4 februari 2010