Radboud Universiteit Nijmegen


Model verklaart toe- en afname van broedvogels

Datum bericht: 3 februari 2010

In het kort
Alle 170 Nederlandse broedvogelsoorten, 8 miljoen getelde vogels, 700.000 uur inventariseren, 15 jaar populatiegegevens en 25 eigenschappen: vogelonderzoeker Chris van Turnhout bracht dit alles samen in één model dat deze maand in het wetenschappelijk tijdschrift Biological Conservation werd gepubliceerd. Nooit eerder werden de gegevens van álle broedvogels uit een land op zo'n grote schaal gecombineerd in een 'winst- en verliesrekening', die bovendien laat zien welke eigenschappen van vogels doorslaggevend zijn voor hun succes of ze juist laat verdwijnen. Het model is nuttig bij het voorspellen van toekomstige problemen, het stellen van prioriteiten bij onderzoek en het bedenken van beschermingsmaatregelen, of juist de aanpak van plagen. Opvallende conclusies: grondbroeders en bosvogels die ver weg overwinteren gaan heel snel in aantal achteruit; het is niet per definitie ongunstig om specialist te zijn; en eieren rapen om grauwe ganzen te bestrijden is onzin. Van Turnhout is onderzoeker bij SOVON Vogelonderzoek Nederland en hoopt later dit jaar op zijn onderzoek te promoveren aan de Radboud Universiteit Nijmegen.

Alle vogels tellen
Als vogel word je in Nederland niet gauw over het hoofd gezien. Er zijn hier zoveel vogelaars dat alle soorten, ook de zeldzame, jaarlijks geïnventariseerd worden. 'Alle lepelaars in Nederland kennen we,' zegt Chris van Turnhout, onderzoeker bij SOVON. In zijn promotieonderzoek in samenwerking met de Radboud Universiteit Nijmegen maakt hij een wetenschappelijke analyse van de schat aan veldwaarnemingen. Daar is veel behoefte aan vanwege natuurbeschermingsbeleid.

Rietzanger. Foto: Harvey van Diek
Van Turnhout bekeek de 170 Nederlandse broedvogels en koos 25 kenmerken zoals broedgedrag, voedselkeuze, gewicht, trekgedrag en combineerde die in een statistische analyse met de cijfers over landelijke populatieontwikkelingen. 'Het model geeft dan aan welke kenmerken in welke volgorde die variatie in ontwikkelingen het best verklaren.'

'Tot nu toe werd er veelal gekeken naar één soort en één proces en werd daarop het beleid afgestemd. Met ons model kun je zien of dergelijk onderzoek ook geldt voor andere soorten en gebieden. Het legt ook andere mechanismen bloot dan je op grond van één soort kunt ontdekken.'

Als voorbeeld daarvan noemt Van Turnhout de grondbroeders. 'Of je als vogel nu in de wei, de hei of in de duinen broedt, als je op de grond nestelt is dat op dit moment een risico, met name door het intensieve landgebruik en de vergrassing. Ons model laat zien dat die eigenschap slecht uitpakt, ongeacht andere eigenschappen van de vogelsoort.'

Tapuit. Foto: Harvey van Diek
De duinpieper is in 2004 al verdwenen in Nederland, de tapuit zal waarschijnlijk volgen. Ze broeden op de grond én het zijn insecteneters én ze overwinteren in tropisch Afrika. Ook dat is een groot risico: door de klimaatverandering is de insectenpiek vroeger komen te liggen en is het eten al op als de jongen uit het ei kruipen. Trekvogels kunnen die vervroeging vooralsnog niet bijbenen.

Versnippering en specialisatie
'Veel mensen denken dat versnippering het grootste natuurprobleem is in ons dichtbevolkte transportland,' zegt milieukundige Rob Leuven, Van Turnhouts begeleider bij het Institute for Water and Wetland Research (IWWR). 'Maar op grond van dit model kun je dat voor vogels niet volhouden. Klimaatverandering, intensivering van de landbouw en vermesting: dat zijn de bedreigende factoren.'

Een andere biologenwaarheid die Van Turnhout ontkracht is dat specialisten per definitie verliezen van generalisten. 'Dat gaat niet zo algemeen op. Inderdaad: heidespecialisten als korhoen en klapekster doen het slecht, moerasspecialisten zoals purperreiger en rietzanger doen het prima.'

Beleidsaanbevelingen
'Grootschalig herstel van processen op landschapschaal heeft beslist het grootste effect,' concludeert Van Turnhout. 'Voor de duinvogels zou je de natuurlijke dynamiek van het ecosysteem weer op gang willen krijgen. Oftewel: de duinen moeten weer stuiven. Het huidige beleid van hier en daar wat plaggen of maaien en elders wat begrazen is toch pappen en nathouden. Datzelfde geldt voor de bescherming van weidevogels. Het heeft veel meer effect om de grondwaterstand in grote, aaneengesloten gebieden te verhogen dan om individuele nesten te beschermen en hier en daar wat later te hooien.'

Grauwe Gans. Foto: Harvey van Diek
Het gaat de onderzoeker te ver om te zeggen dat dit beheer volstrekt nutteloos is. 'Dat durf ik wel te zeggen van het rapen van eieren om grauwe ganzen te bestrijden - die als plaag worden gezien. Het uitkomstsucces van het legsel is namelijk helemaal niet van belang voor de populatiegrootte, gegeven het feit dat je nooit alle nesten zult vinden. Dat is de beschikbaarheid van kort, voedzaam gras in de nabijheid van de broedgebieden dat gebruikt wordt als opgroeigebied voor de jongen. Laat je dat land verruigen dan worden er heel wat minder kleine gansjes groot.'

Burgerbiologie
Het resultaat dat Biological Conservation nu publiceert, laat zien hoe vruchtbaar de combinatie tussen 'Citizen Science' en academisch onderzoek kan zijn. Zonder de 700.000 uren in het veld van talloze - vaak zeer deskundige - vrijwilligers waren er nooit zoveel gegevens verzameld (8 miljoen vogels) met een zo hoge dekkingsgraad (alle soorten die jaarlijks in Nederland broeden, ook de zeldzame). Zonder de wetenschappelijke analyse zouden deze gegevens echter veel minder betekenis hebben en beperkt bruikbaar zijn als basis voor beleid.

Juist om deze interessante combinatie tussen burgerbiologen en wetenschappers te stimuleren is in Nijmegen Natuurplaza opgericht. Hier huisvest de Radboud Universiteit vanaf maart praktisch alle organisaties voor natuurinventarisatie. SOVON is daarvan veruit de grootste. Chris van Turnhout is overigens beide: wetenschapper in werktijd, vogelaar daarbuiten.

Life-history and ecological correlates of population change in Dutch breeding birds Chris A.M. Van Turnhout et al., Biological Conservation 143 (2010): 173-181.

Natuurplaza
Natuurplaza zal onderdak bieden aan Stichting Bargerveen, RAVON (reptielen, amfibieën en vissen), Zoogdiervereniging, SOVON Vogelonderzoek Nederland en koepelorganisatie VOFF (stichting VeldOnderzoek Flora en Fauna). Natuurplaza word gevestigd in Mercator III, het jongste bedrijvengebouw van de universiteit en wordt in maart geopend. Natuurplaza werkt samen met de 'Gegevensautoriteit Natuur' aan de Nationale Databank Flora en Fauna, dé databank met betrouwbare natuurgegevens. Zie ook interview met prof. Jan van Groenendael