Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
1
> Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag
De voorzitter van de Tweede Kamer Rijnstraat 50
Den Haag
Postbus 16375
der Staten-Generaal 2500 BJ Den Haag
Postbus 20018 www.minocw.nl
2500 EA DEN HAAG
MLB/186.257
Datum 3 februari 2010
Betreft Reactie op motie van het lid Atsma c.s. / begroting OCW 2010
Met mijn brief van 18 januari 2010 informeerde ik u mede namens de beide
staatssecretarissen van OCW over de uitvoering van de moties en het
amendement die zijn aangenomen in het kader van de behandeling van de
begroting van het ministerie van OCW voor het jaar 20101. In die brief gaf ik aan
u vóór 1 maart 2010 in een afzonderlijke brief te zullen informeren over mijn
reactie op de motie van het lid Atsma c.s. over het beperken van de doorgifte van
buitenlandse zenders2. Hierbij voldoe ik aan deze toezegging. Daarbij ga ik eerst
in op de situaties waar in de motie op wordt gedoeld en vervolgens op de
Europeesrechtelijke aspecten.
Het dictum van de hiervoor bedoelde motie luidt als volgt:
"verzoekt de regering het waarborgmodel zodanig aan te passen dat de op de
Nederlandse kijkers gerichte buitenlandse zenders die zich niet expliciet vrijwillig
conformeren aan de Nederlandse regelgeving op het gebied van onder andere het
uitzenden van reclame en de Kijkwijzer, geen aanspraak kunnen maken op
verplichte doorgifte zoals voortvloeit uit het voorgestelde waarborgmodel".
Reactie
De situaties waar in de motie op wordt gedoeld leiden in de praktijk niet of
nauwelijks tot problemen. Zoals bekend is de implementatie van de richtlijn
Audiovisuele mediadiensten (hierna: AVMD-richtlijn) in de Mediawet 2008
inmiddels voltooid. De desbetreffende implementatiewet is 19 december 2009 in
werking getreden3. Wat de kwantitatieve reclameregels betreft heeft Nederland
voor de commerciële omroepen gekozen voor implementatie op het
minimumniveau van de AVMD-richtlijn. Aangezien de richtlijn ook door de andere
EU-lidstaten moet worden geïmplementeerd, kan er dus op dit gebied per definitie
niet langer sprake zijn van een ongelijk speelveld dat nadelig is voor Nederlandse
commerciële zenders. Wel is het nog mogelijk dat een andere EU-lidstaat
strengere regels oplegt dan het minimumniveau dat de AVMD-richtlijn
voorschrijft. In dat geval is er ook geen probleem omdat de zenders die onder
1 Kamerstukken II 2009/10, 32 123 VIII, nr. 106.
2 Kamerstukken II 2009/10, 32 123 VIII, nr. 90.
3 Zie Stb. 2009, 552 en 553.
a
na 1 van 2
Pagi
Nederlandse jurisdictie vallen dan aan de goede kant van het ongelijke speelveld
zitten en vergeleken met de zenders uit die andere EU-lidstaat profiteren van een
lichter regime. Van de zenders met een buitenlandse licentie die zich op
Nederland richten wordt RTL het meest bekeken. De RTL-zenders houden zich
vrijwillig aan de regels op het gebied van de Kijkwijzer. Overigens zijn er ook
andere EU-lidstaten die een met de Kijkwijzer vergelijkbaar systeem hebben.
Verder zijn er technische beschermingsmaatregelen om zenders met een
ongewenste inhoud tegen te houden (zoals pincodes om bepaalde zenders te
blokkeren).
Wat de beoordeling van de motie in het licht van het Europees recht betreft, merk
ik op dat de AVMD-richtlijn het vrije verkeer van diensten en het land van
oorsprongbeginsel als uitgangspunten neemt. Dit betekent dat slechts één EU-
lidstaat (te weten de lidstaat van vestiging) bevoegd is en dat de op Nederland
gerichte zenders met een licentie van een andere EU-lidstaat onder de jurisdictie
van die lidstaat vallen. Nederland kan dus niet de eigen regels aan die zenders
opleggen.
Indien er zich problemen voordoen op andere dan bovengenoemde gebieden of
met andere zenders dan kan getracht worden op vrijwillige basis tot een oplossing
te komen. Zo is RTL bijvoorbeeld aangesloten bij de Nederlandse Reclame Code
(kwalitatieve reclameregels) en hebben de RTL-zenders schriftelijk aangegeven
zich ook vrijwillig te houden aan het verbod alcoholreclame op radio en televisie
uit te zenden tussen 6.00 uur en 21.00 uur. Mocht dit niet op vrijwillige basis
lukken, dan gelden zoals gezegd het vrije verkeer van diensten en het land van
oorsprongbeginsel. In artikel 3 van de AVMD-richtlijn is wel een
samenwerkingsprocedure opgenomen voor het geval een televisiezender die
onder jurisdictie van een andere EU-lidstaat valt, zich volledig of hoofdzakelijk op
Nederland richt. Nederland kan op grond van dit artikel deze andere EU-lidstaat
verzoeken om de desbetreffende zender de Nederlandse regels van algemeen
publiek belang te laten naleven. Mocht de desbetreffende EU-lidstaat geen actie
ondernemen dan kan Nederland, mits omzeiling wordt aangetoond, passende
maatregelen tegen de betreffende zender nemen. De Europese Commissie toetst
of de maatregelen proportioneel zijn. Indien deze weg ook niet tot resultaat leidt
dan is de Europeesrechtelijke grens bereikt en zijn de mogelijkheden uitgeput.
In de motie wordt met de verplichte doorgifte zoals voortvloeit uit het
waarborgmodel kennelijk gedoeld op de twee analoge en twee digitale kanalen
waarover een klantenraad in het waarborgmodel zwaarwegend adviseert.
Uitvoering van de motie zou dan tot gevolg hebben dat via wetgeving wordt
verboden dat een klantenraad zwaarwegend adviseert om zenders in het
programma-aanbod op te nemen die over een buitenlandse licentie beschikken en
zich niet vrijwillig expliciet conformeren aan (onderdelen van) Nederlandse
regelgeving. Uit het voorgaande volgt dat dit stuit op Europeesrechtelijke
bezwaren.
Gelet op het voorgaande is mijn conclusie dat ik de motie weliswaar niet kan
uitvoeren, maar dat dit niet bezwaarlijk hoeft te zijn omdat de situaties waar in de
motie op wordt gedoeld zich niet meer voordoen dan wel daarvoor andere
passende oplossingen zijn.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk
Pagina 2 van 2