Geachte voorzitter,
Hierbij zend ik u, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, de antwoorden op de vragen van het Kamerlid Wolbert (PvdA)
over huisartsenzorg voor kwetsbare ouderen (Ingezonden 11 december 2009).
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
2009 Z24279
Antwoorden op kamervragen van het Kamerlid Wolbert over huisartsenzorg voor
kwetsbare ouderen. (Ingezonden 11 december 2009)
1
Kent u het bericht dat huisartsen bezorgd zijn over de kwaliteit van het
huisartsenzorg voor ouderen? 1)
1
Ja.
2
Deelt u de mening dat door de vergrijzing de zorgvraag van ouderen zal toenemen
en complexer zal worden, waardoor huisartsen gedegen kennis in huis moeten
hebben om verantwoorde zorg te kunnen bieden aan kwetsbare ouderen? Zo ja,
wat gaat u doen om deze expertise bij huisartsen te vergroten?
2
Ja, gezien de vergrijzing zal de zorgvraag van ouderen toenemen. Een groot deel
van de zorg voor ouderen valt onder het basisaanbod huisartsgeneeskundige zorg.
Het is vaak de huisarts die het overzicht en de regie heeft. Daartoe behoren ook
een vroege signalering van problemen bij ouderen en het organiseren van
kwalitatief goede, integrale zorg. Deze twee taken zullen een groeiend beslag
gaan leggen op huisartsenteams.
De rol van de huisarts zal bij de invulling van complexe ouderenzorg een meer
pro-actieve aard moeten krijgen. De oudere patiënt dient centraal te staan en
persoonlijke aandacht te krijgen voor behoud of herstel van functioneren en voor
zelfredzaamheid en kwaliteit van leven. Hiervoor is het nodig dat de zorgproble-
matiek van ouderen structureel in kaart wordt gebracht. Hiervoor is de
samenwerking met andere disciplines, zoals praktijkverpleegkundigen of
praktijkondersteuners huisartsen (POH) van groot belang. Praktijkondersteuners
hebben het voordeel dat ze oudere patiënten met hart- en vaatziekten, diabetes
en Astma/COPD al begeleiden. Hierdoor hebben ze goed zicht op de samen-
hangende problematiek bij patiënten.
Ook de samenwerking met zorghuizen en specialisten ouderengeneeskunde en de
afstemming met de thuiszorg is van belang. Door een betere samenwerking en
communicatie tussen de verschillende disciplines wordt gewerkt aan een ver-
betering voor de zorg aan kwetsbare ouderen. De diverse disciplines informeren
elkaar en leren elkaars expertise te gebruiken.
De LHV heeft, in samenwerking met het NHG en Verenso een handreiking
complexe ouderenzorg samengesteld, die de huisartsen als leidraad kunnen
gebruiken voor het beter organiseren van ouderenzorg. Eind 2009 is deze
geactualiseerd. Verder kunnen de huisartsen een beroep doen op de NHG
kaderhuisartsen die zijn gespecialiseerd in ouderengeneeskunde.
Om de samenwerking tussen de verschillende disciplines te stimuleren, mede ten
behoeve van de ouderenzorg, heb ik geld uitgetrokken voor een aantal
programma's die zijn ondergebracht bij ZonMw. Het betreffen de programma's:
- "Op één lijn". Dit programma richt zich op het ondersteunen van
zorgaanbieders bij het organiseren van effectieve samenwerking tussen de
organisaties binnen de eerste lijn. Hiervoor is ¤ 18,6 miljoen uitgetrokken. De
ouderen vormen daarbij een speciale doelgroep.
- Het Nationaal Programma Ouderenzorg (zie vraag 4) en
- "Zichtbare Schakel". Binnen dit programma wordt de wijkverpleegkundige
gestimuleerd een meer coördinerende, regisserende en signalerende rol in te
nemen. Met deze rol zal zij een verbindend element zijn in de samenwerking
tussen de diverse locale/eerstelijns organisaties.
ZonMw is gevraagd de programma's onderling op elkaar af te stemmen, zodat
voor de aanbieders de samenhang duidelijk is. Verder stel ik via het Zorg
Innovatie Platform (ZIP) geld ter beschikking voor projecten die zich specifiek
richten op chronisch zieken en ouderen.
3
Kunt u aangeven bij hoeveel huisartsenpraktijken initiatieven worden ontplooid
om de zorg aan kwetsbare ouderen te verbeteren waarbij bijvoorbeeld
praktijkverpleegkundigen of praktijkondersteuners worden ingezet om deze kennis
te verbreden?
3
Het overgrote deel van de huisartsenpraktijken (circa 80%) beschikt over een
POH. De POH doet in het algemeen de geprotocolleerde zorg voor chronisch
zieken. Er ontstaan in toenemende mate ideeën om een deel van de
praktijkondersteuners in de gelegenheid te stellen zich door te ontwikkelen tot
casemanagers ten behoeve van kwetsbare ouderen met multimorbiditeit. Deze
initiatieven zijn nog in een beginnend stadium.
De bekostiging van de praktijkondersteuner zal in 2010 deels via de keten-DBC's
van chronisch zieken en deels via de reguliere financiering plaatsvinden. Vanaf
2011 kan de POH via de module M&I worden gefinancierd. Dit is een belangrijke
vooruitgang. Meer informatie hierover treft u aan in de brief die ik d.d.
15 december 2009 aan de Eerste Kamer heb gezonden.
Voor de betrokkenheid van huisartspraktijken bij het Nationaal Programma
Ouderenzorg verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 4. Verder zal in 2010
bekend worden hoeveel huisartspraktijken zich hebben aangemeld bij één van
bovengenoemde andere ZonMW programma's en het ZIP. Momenteel zijn er
bijvoorbeeld binnen het programma "Zichtbare Schakel" diverse huisartspraktijken
die meedraaien in het project. In 2010 zullen deze programma's tot volle wasdom
komen.
4
Hoeveel van de aangevraagde projecten bij ZonMw worden in het kader van het
Nationaal Programma Ouderenzorg ingezet op het terrein van verbetering van de
toerusten bij huisartsenpraktijken op het gebied van geriatrie? Worden er ook best
practices verspreid?
4
Binnen het Nationaal Programma Ouderenzorg zijn huisartsen op meerdere
niveaus betrokken.
Het programma is gestart met de oprichting van regionale netwerken ouderen-
zorg. De 8 UMC'S hebben op verzoek van VWS het voortouw genomen in de
vorming van deze netwerken waarin alle betrokkenen in de zorg en ondersteuning
van ouderen met complexe problematiek elkaar ontmoeten: de kwetsbare
ouderen zelf, zorgaanbieders, verzekeraars, welzijnsorganisaties, gemeenten en
woningcorporaties. Bij alle 8 netwerken zijn (koepels van) huisartspraktijken op
bestuurlijk niveau aangesloten.
Het Nationaal Programma Ouderenzorg stimuleert (her)organisatie van zorg over
alle domeinen van de zorg en ondersteuning heen (preventie, care, cure en
welzijn), vanuit het perspectief van de ouderen met complexe problematiek. Het
doel: een samenhangend zorgaanbod dat beter is afgestemd op de individuele
behoeften van ouderen met complexe problematiek. De kwaliteitsslag vindt
daarbij niet alleen plaats bij huisartsen maar over de gehele keten van zorg en
ondersteuning, inclusief de samenwerking met gemeenten, welzijnsorganisaties en
ouderenorganisaties.
Het Nationaal Programma Ouderenzorg ondersteunt de uitvoering van 'transitie-
experimenten' in deze netwerken. Transitie-experimenten zijn ambitieuze
projecten waarin de zorg voor ouderen met complexe problematiek tijdelijk op een
andere dan de gangbare manier wordt georganiseerd en aangeboden. Het effect
van deze andere zorgvorm of -organisatie, in de zin van meerwaarde voor de
kwetsbare oudere zelf, wordt onderzocht in een passend evaluatieonderzoek.
Gerelateerd aan de onderwerpen van de transitie-experimenten worden er
onderzoeksprojecten en implementatieprojecten uitgevoerd. Deze zijn kortdurend
en praktijkgericht.
De tussenstand van het programma is dat, verspreid over de 8 netwerken, er
momenteel 13 transitie-experimenten zijn gehonoreerd. Bij 7 van deze
gehonoreerde projecten vindt het transitie-experiment plaats vanuit de
huisartsenpraktijk, van waaruit de hele keten van zorg en ondersteuning rondom
de vraag van de oudere met complexe problematiek betrokken wordt. Bij deze
transitie-experimenten zijn honderden huisartspraktijken betrokken, verspreid
over het hele land. Wat betreft onderzoeksprojecten zijn er inmiddels 16
gehonoreerd, waarvan 8 binnen het kader van de huisartsenpraktijk.
Binnen het Nationaal Programma Ouderenzorg zullen ook best practices verspreid
gaan worden, enerzijds door middel van de programma- en netwerkstructuur
waarin kennis en ervaring verspreid en gedeeld wordt, en anderzijds via
implementatieprojecten. De laatste subsidieronde (2011) is gericht op
implementatieprojecten. Het betreft zowel de implementatie van reeds bestaande
kennis of best practices als de uit de experimenten opgedane kennis. Daarbij is
naast de implementatie in het werkveld ook aandacht voor het overdragen
van kennis naar onderwijs en opleidingsinstituten. Tot nog toe zijn binnen het
programma 5 implementatieprojecten gehonoreerd, waarvan 2 projecten met
directe betrokkenheid van huisartspraktijken.
5
Hoe verhoudt de peiling van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) zich
tot onderzoeken uitgevoerd door het Trimbos Instituut (Monitor Geestelijke
gezondheidszorg Ouderen)? Komen de resultaten overeen?
5
De peiling die door het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) tijdens het
NHG-congres Ga voor (G)oud op 11 december jl. werd gepresenteerd betrof een
analyse van wat oudere patiënten belangrijk vinden in de huisartsenzorg op basis
van gegevens uit de CQ-index huisartsenzorg van het NIVEL. Daaruit bleek dat
wat ouderen niet sterk van jongeren verschilden in wat zij belangrijk vinden in de
huisartsenzorg. Voor beide groepen is de telefonische bereikbaarheid het grootste
knelpunt. Ouderen hechten daarnaast meer belang aan de rol van de praktijk-
ondersteuner, waarschijnlijk omdat zij daar vaker mee te maken krijgen.
In de Monitor Geestelijke Gezondheidszorg Ouderen worden gegevens
gepresenteerd over het zorggebruik van ouderen. De gegevens zijn afkomstig uit
het landelijk InformatieNetwerk Huisartsenzorg van het NIVEL. Daaruit blijkt dat
80% van de ouderen jaarlijks de huisarts bezoekt. Bij 20% worden psychische
klachten geconstateerd, de meest voorkomende daarin betreffen depressies en
angstklachten. Conclusie is dat de resultaten van de beide onderzoeken elkaar
aanvullen.
6
Herinnert u zich uw antwoord op eerder ingediende Kamervragen van het lid
Wolbert 2) waarin u de noodzakelijkheid van duidelijk zicht op zowel het
kwantitatief zorggebruik als de kwaliteit en effectiviteit van zorg aan ouderen
onderschrijft? Kunt u aangeven of u dat zicht inmiddels hebt verworven, en of u
daarbij gebruik heeft gemaakt van gegevens van de Continue Morbiditeits
Registratie (CMR)-peilstations?
6
Er zijn behalve de bovengenoemde monitor van het Trimbos-instituut geen
monitoren specifiek gericht op zorggebruik, kwaliteit en effectiviteit van de zorg
voor ouderen. Wel wordt in het Landelijk InformatieNetwerk Huisartsenzorg
(LINH) het zorggebruik naar leeftijdscategorie uitgesplitst. We vinden daarin
bijvoorbeeld dat 76-plussers gemiddeld jaarlijks 15,5 keer contact met de huisarts
hebben, 27 voorschriften van geneesmiddelen krijgen en dat 15% van de ouderen
met diabetes bij de huisartsenpraktijk is geweest. LINH publiceert ook kwaliteits-
indicatoren voor aandoeningen als diabetes, hartfalen en hart- en vaatziekten,
weliswaar niet naar leeftijd uitgesplitst maar in de praktijk betreft het hier voor
het overgrote deel ouderen. (www.nivel.nl/linh)
Daarnaast verschaft het Nationaal Panel Chronisch Zieken en Gehandicapten
onder meer gegevens over de ervaren kwaliteit van zorg. Dit panel bestaat 3.800
personen waarvan voor bijna de helft uit ouderen. Uit de resultaten blijkt onder
meer dat 75-plussers de zorg van de huisarts gemiddeld (nog) hoger waarderen
dan jongeren.
De door u genoemde Continue Morbiditeits Registraties (CMR)-peilstations
rapporteert over specifieke aandoeningen zoals bijvoorbeeld de bekende
wekelijkse grieprapportage. Ook hier wordt waar relevant naar leeftijd uitgesplitst.
1) Het Parool, 8 december 2009: "Huisartsen bezorgd over zorg ouderen"
2) Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2006-2007, nr. 1530
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport