Woningcorporaties: opbouw vertrouwen kern in relatie met overheid
UTRECHT, 20100129 -- Niet alleen extra regelgeving vanuit Den Haag en Brussel, maar ook steun bij de benodigde verbetering van het interne toezicht. Dat is de oproep die bestuurders en commissarissen van woningcorporaties doen aan minister Van der Laan, verantwoordelijk voor Volkshuisvesting. Voorkomen moet worden dat de huidige politieke lijn leidt tot meer bureaucratie, die vervolgens een rem vormt op de maatschappelijke taak van corporaties.
De roep om nieuwe wetten en regels voor corporaties en strakker toezicht is niet zonder grond. De afgelopen jaren zijn veel woningcorporaties negatief in beeld gekomen. Voorbeelden zijn het onder curatele gestelde SGGB, Servatius in Maastricht (campusproject) en Woonbron in Rotterdam (ombouw van de SS Rotterdam). De oorzaak is vaak een falend intern toezicht op het beleid van het bestuur.
De wens vanuit politiek en samenleving om meer toezicht na een reeks blunders en schandalen bij grote bouwprojecten, hebben de voor volkshuisvesting verantwoordelijke minister Van der Laan gebracht tot een pleidooi bij de RvC's van corporaties voor een cultuuromslag: minder afstand tot het bestuur en meer controle op hun doen en laten. Externe toezichthouders zoals het Centraal Fonds Volkshuisvesting moeten in toenemende mate het reilen en zeilen van corporaties in de gaten houden. Dit betekent voor hen ook verandering, van een financiële peilstok naar een kwaliteitsoordeel.
Problemen bij de relatie tussen RvC's en besturen van corporaties zijn er genoeg, zo erkenden bestuurders en toezichthouders van corporaties tijdens een discussiemiddag 26 januari, georganiseerd door het Nederlands Adviesbureau voor Risicomanagement. Een kernprobleem is de verhouding tussen intern toezicht bij corporaties (de RvC) en het bestuur. Gebrek aan duidelijkheid over de rolverdeling en het toetsingskader, te veel nadruk op regels en processen en gebrek aan kritisch vermogen om beleid en kwaliteit van bestuurders structureel aan de kaak te stellen, leiden tot onverantwoorde risico's en het falen van het interne toezicht.
Risicomijdend gedrag
Alleen meer extern toezicht en meer regels vanuit de overheid zijn niet per definitie de juiste middelen om de benodigde cultuuromslag te krijgen. Extra regels kunnen leiden tot risicomijdend gedrag, niet tot betere beheersing van risico's. Een voorbeeld is het akkoord tussen Eurocommissaris Kroes en minister Van der Laan over staatssteun aan corporaties. De gestelde voorwaarden kunnen voor meer bureaucratie zorgen in plaats van de gewenste duidelijkheid bieden wat mag en wat niet.
Het is effectiever om het interne toezicht op het bestuur te verbeteren. Commissarissen en bestuurders moeten leren op elkaars kerncompetenties te vertrouwen. Dan moet een RvC het bestuur wel durven aanspreken op hun beleid en, nog belangrijker, het bestuur moet deze bemoeienis accepteren. De noodzaak daartoe is groot en de bestuurscultuur moet dan ook om, is een van de conclusies waar commissarissen en bestuurders zich tijdens de bijeenkomst in vonden.
Daarbij is zeker een rol weggelegd voor regelgeving en een externe toezichthouder. De corporatiesector lijkt bij uitstek één waar men in kringetjes draait zonder zelf het lek boven water te krijgen. Externe druk op corporaties is nodig om de randvoorwaarden te scheppen voor een betere verhouding tussen RvC en bestuur. Vanuit de overheid via een helder werkdomein en goede aansturing; vanuit een externe toezichthouder met sancties op basis van een effectief toezichtkader. Wie heeft welke verantwoordelijkheden en bevoegdheden en waarover wordt verantwoording afgelegd.
Het verplicht laten toetsen van individuele directiebesluiten door de RvC kan dan aan de kant. Deze verplichting holt nu de bestuurdersverantwoordelijkheid uit, maakt de toezichthouder medeverantwoordelijk en maakt uiteindelijk de bestuurder minder aanspreekbaar.
Over het NAR
Het Nederlands Adviesbureau voor Risicomanagement (NAR) is totaalleverancier op het gebied van risicomanagement. Met 25 medewerkers ondersteunt NAR vanuit kantoren in Enschede en Utrecht organisaties met het zelfstandig managen van risico's die de organisatiedoelstellingen bedreigen.