ChristenUnie
Bijdrage Ed Anker debat vermogensbeheer onderwijsinstellingen
Bijdrage Ed Anker debat vermogensbeheer onderwijsinstellingen
donderdag 28 januari 2010 14:00
De heer Anker (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb altijd geleerd dat je
soms niet voorzichtig genoeg kunt zijn, maar nu de commissie-Don de
conclusie trekt dat sommige schoolbesturen overmatig voorzichtig zijn,
moeten we daar misschien toch maar een beetje op terugkomen. In ieder
geval geldt voor financieel beheer dat overmatige voorzichtigheid de
doelmatigheid en de doeltreffendheid aantast. Dat kan gevolgen hebben
voor het primaire proces van het onderwijs, en dat is een slechte
zaak. Voor de ChristenUnie is het wel een belangrijk uitgangspunt dat
wij vertrouwen houden in het schoolbestuur. Want we kunnen misschien
wel zeggen: nou, het is niet altijd goed besteed omdat het nog op de
bank staat. We hebben gelukkig ook niet nu een rapport waarin we het
hebben over honderden scholen waar enorme tekorten zijn. Nee, er is
uitermate conservatief omgegaan met dat geld, maar er zijn in elk
geval niet al te grote risico's genomen. Maar, dat is op zich ook
alweer een probleem. Met de invoering van de lumpsumfinanciering
hebben we een belangrijke stap gezet om het onderwijs meer
bestedingsvrijheid te geven. Scholen ervaren hierbij ook de
verantwoordelijkheid om te laten zien hoe de prestaties in een
financieel beheer zijn. Die openheid mogen we ook eisen, die mogen we
ook verwachten. Ik spreek mijn waardering uit voor het werk van de
commissie onder leiding van professor Don om meer inzicht te geven in
het financieel beheer van de onderwijsinstellingen. En wat dat betreft
ben ik heel benieuwd naar het effect alleen al van dit rapport, want
dat dit zo goed gefundeerd aan de kaak gesteld wordt, kan al een
interventie op zich zijn. Een breed gedeelde conclusie is dat het
financiële beheer bij onderwijsinstellingen verbeteringen nodig heeft,
bijvoorbeeld in kennis en kunde bij de besturen. De ChristenUnie vindt
het goed dat transparantie en verantwoording over niet-ingezette
middelen voor het onderwijs plaatsvindt. Anderzijds waarschuwt de
ChristenUnie ervoor om te hard van stapel te lopen met eisen aan
financieel beheer. Uit de reacties uit het veld blijkt dat de wil om
te verbeteren er is, dat zou zo'n eerste gevolg kunnen zijn van
alleen al het verschijnen van dit rapport. Zowel de PO-Raad als de
VO-raad heeft toegezegd actief aan de slag te gaan met de bevindingen
in het rapport. Het vo gaat aan het werk met risicoanalyses en het
opstellen van investeringsplannen. Dat lijkt mij de eerste stap;
iedere school moet zich bewust zijn van de eigen vermogenspositie.
Vervolgens is het aan de schoolbesturen en medezeggenschapsraden om
hun conclusies te trekken. De inspectie gaat scherper en ook extra
controleren, waarbij de kapitalisatiefactor als nieuw kengetal wordt
gehanteerd. De ChristenUnie wil wel waken voor een te strikte
interpretatie en zelfs handhaving van deze kapitalisatiefactor. Er
zijn voldoende scholen die boven deze grens zitten, maar wel
kwalitatief goed onderwijs leveren. Hoe leidend zijn deze
kwantitatieve grenzen? Ik heb ook vragen bij het vaststellen van deze
signaleringsgrenzen: deze worden herijkt op basis van uitkomsten van
onderzoek. Dat geeft voor de komende tijd in ieder geval
onduidelijkheid voor schoolbesturen, omdat zij aan een norm moeten
voldoen die nog niet is vastgesteld. Hoe kunnen hier dan al met
zekerheid vervolgacties aan worden verboden? En waarom wordt op basis
van de huidige praktijk een norm gesteld? Mede daarom zet ik mijn
vraagtekens bij afspraken die tussen inspectie en instellingen gemaakt
zullen moeten worden over het alsnog besteden van middelen. Is dat nu
juist niet een stap te snel? We willen toch niet in de situatie komen
dat scholen dan maar geld gaan uitgeven, omdat ze het nu eenmaal
moeten uitgeven? En wat heeft de inspectie te zeggen over het vervolg
op de analyse? Met andere woorden, een schoolbestuur mag toch nog
steeds zelf bepalen wanneer en welke investeringen er worden gedaan?
Hoe zit het met de verschillen in financiële bedrijfsvoering van
scholen? De ChristenUnie vindt monitoren door de inspectie
gerechtvaardigd, maar voelt niets voor een stem van de inspectie in
investeringsplannen of in financiële planning. Graag een reactie
daarop.
Vanuit het po bereikte ons het signaal dat hierbij te weinig rekening
wordt gehouden met de verplichting geld te reserveren voor meerjarige
en toekomstige investeringen. De nieuwe boekhoudregels schrijven voor
om zaken als meubels en methoden op de balans op te nemen. Hierdoor is
op papier het balanstotaal toegenomen. Hoe zit het nu precies met dit
vermogen op de balans? Bovendien hebben scholen dit vermogen ook om na
een zekere periode bijvoorbeeld meubels te vervangen. Op welke manier
kan de inspectie een oordeel geven over afschrijving voor
langetermijnaankopen?
De lumpsumbekostiging in het po wordt geëvalueerd en in het voorjaar
spreken we daar verder over. De commissie heeft ook de aanbeveling
gedaan om het gebruik van doelsubsidies te beperken. In het algemeen
springen de verantwoordingsdruk en de hoge accountantskosten van
scholen in het oog; dat is iets waar we het bij de begroting
natuurlijk ook wel over hebben gehad, het blijkt nog steeds een
actueel thema.
De commissie heeft ook aanbevolen om instellingen tijdig te informeren
over de hoogte van de bekostiging, de VO-raad meldt dat dit nog als
knelpunt wordt ervaren. Informatie over reguliere ophoging van
personele bekostiging wordt pas duidelijk in augustus, met
terugwerkende kracht tot 1 januari. Kan het kabinet een reactie op
deze aanbeveling van de commissie geven? Ziet het kabinet
mogelijkheden om instellingen eerder te informeren?
Tags
Ed Anker