Impassezaken en verantwoordelijkheden binnen het enquêterecht
Datum: 28 januari 2010
Promotie: dhr. F. Veenstra, 16.15 uur, Academiegebouw, Broerstraat 5,
Groningen
Proefschrift: Impassezaken en verantwoordelijkheden binnen het
enquêterecht
Promotor(s): prof.mr. L. Timmerman, prof.mr. M.W. den Boogert
Faculteit: Rechtsgeleerdheid
Enquêteregeling geschikt voor impassezaken maar niet ter vaststelling
individuele verantwoordelijkheden
Promovendus Frank Veenstra heeft onderzoek gedaan naar impassezaken en
verantwoordelijkheden binnen het enquêterecht. Hoewel de
enquêteregeling niet voor impassezaken is bedoeld, is de procedure wat
betreft aard en inrichting zeer geschikt ter doorbreking van
impassegeschillen tussen aandeelhouders van kleine vennootschappen,
aldus Veenstra. Wat betreft de bevoegdheden van de Ondernemingskamer
doet zich echter een aantal problemen voor, dat volgens Veenstra noopt
tot aanpassing van de enquêteregeling op een aantal punten.
Het oorspronkelijke doel van de enquêteregeling (artikelen 2:344-359
BW) is minderheidsaandeelhouders, certificaathouders en werknemers van
grote ondernemingen een beschermingsmiddel te bieden tegen een gebrek
aan openheid door de leiding en een onbevredigende gang van zaken. Dit
komt onder meer tot uiting in de aard van de procedure, de opsomming
van degenen die om een onderzoek en het treffen van (onmiddellijke)
voorzieningen kunnen vragen en de mogelijk te treffen voorzieningen
indien van wanbeleid is gebleken. De enquêteprocedure vormt getuige de
jurisprudentie echter ook een belangrijke rechtsgang ter doorbreking
van impasses tussen aandeelhouders van vooral kleine vennootschappen.
Veenstra onderzocht of de enquêteprocedure, gelet op haar aard,
inrichting en de bevoegdheden van de Ondernemingskamer, geschikt is om
deze impasses te doorbreken. Veenstra concludeert dat zich wat dit
betreft een aantal fundamentele problemen voordoet.
De Ondernemingskamer heeft in verschillende enquêteprocedures eveneens
het handelen van de afzonderlijke functionarissen beoordeeld. Hierop
is in de literatuur kritisch gereageerd. Gevreesd wordt dat de
desbetreffende overwegingen belangrijke betekenis kunnen hebben in
latere aansprakelijkheidsprocedures, hetgeen bezwaarlijk wordt geacht
omdat de enquêteprocedure slechts één feitelijke instantie kent
terwijl de onderzoeksfase niet van bijzondere procesrechtelijke
waarborgen is voorzien. Veenstra heeft onderzocht op welke wijze en in
welke mate de overwegingen van de Ondernemingskamer kunnen doorwerken
in aansprakelijkheidsprocedures. Hij concludeert dat overwegingen
waarin individuele verantwoordelijkheden voor het wanbeleid c.q.
onjuiste beleid worden vastgesteld, daarin grote bewijsrechtelijke
betekenis kunnen hebben.
Frank Veenstra (Sleen, 1968) studeerde Nederlands recht aan de
Rijksuniversiteit Groningen. Hij verrichtte zijn onderzoek bij de
sectie Handelsrecht en Arbeidsrecht van de Faculteit
Rechtsgeleerdheid.
Laatst gewijzigd: 15 januari 2010 11:03
Rijksuniversiteit Groningen