Persbericht
Rijksuniversiteit Groningen / nummer 11 / 20 januari 2010
Nieuw systeem achterhaalt vaker oorzaak doodgeboren kinderen
Een nieuw in het Universitair Medisch Centrum Groningen ontwikkeld classificatiesysteem stelt artsen in staat bij 80 procent van de doodgeboren kinderen de doodsoorzaak vast te stellen. Gynaecoloog in opleiding Fleurisca Korteweg ontwikkelde en testte dit systeem, en stelde tevens vast welke onderzoeken nodig zijn om de doodsoorzaak te vinden. Dit heeft geleid tot een klinische richtlijn die landelijk zal worden ingevoerd. Met deze resultaten kan een aantal doodgeboortes in de toekomst waarschijnlijk worden voorkomen. Korteweg promoveert op 27 januari 2010 aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Het overlijden van een kind voor of kort na de geboorte is voor zowel ouders als hulpverleners een dramatische gebeurtenis. In ontwikkelde landen eindigt 1 op de 200 zwangerschappen in een doodgeboorte, in Nederland zijn dit jaarlijks 1200-1400 kinderen. Dit is vijf keer meer dan het aantal wiegendoden en twee keer het aantal dodelijke verkeersslachtoffers. Om doodgeboortes te kunnen voorkomen, is meer inzicht nodig in de oorzaken daarvan. Tot nu toe ontbrak er in Nederland, maar ook wereldwijd, één standaardsysteem om de doodsoorzaak vast te stellen maar ook was onduidelijk welke onderzoeken verricht moeten worden om die doodsoorzaak te kunnen vaststellen. Mede hierdoor werd bij tweederde van de doodgeboren baby's geen doodsoorzaak gevonden.
Tulip classificatie
Promovenda Fleurisca Korteweg ontwikkelde samen met haar collega's een nieuw classificatiesysteem: de Tulip classificatie. Dit systeem kan onderscheid maken tussen de risicofactoren - bijvoorbeeld roken van de moeder, overgewicht van de moeder, laag geboortegewicht van de baby - en de werkelijke doodsoorzaak, zoals bijvoorbeeld placentaproblemen. Korteweg schreef ook een duidelijke richtlijn over hoe dit classificatiesysteem gebruikt moet worden. Ze introduceerde dit systeem bij 50 Nederlandse ziekenhuizen, waarna ze 1025 doodgeboortes onderzocht. In 65 procent van de gevallen bleek het slecht functioneren van de placenta de doodsoorzaak te zijn.
Betere voorlichting
Daarnaast stelde Korteweg vast welke onderzoeken zinnig zijn om de oorzaak van een doodgeboorte te kunnen vaststellen. Uit haar onderzoek blijkt dat onderzoek van de placenta, obductie, en chromosomaal onderzoek zeer waardevol zijn voor het achterhalen van de doodsoorzaak. Met deze resultaten kunnen de ouders beter worden ingelicht over de doodsoorzaak van hun kind. Bovendien kan het medisch personeel duidelijk aan de ouders uitleggen waarom deze onderzoeken zo belangrijk zijn. Korteweg en haar collega's hebben op basis van dit onderzoek een diagnostisch protocol bij doodgeboorte opgesteld, dat landelijk zal worden ingevoerd.
Curriculum Vitae
Fleurisca Korteweg (Delft, 1975) studeerde geneeskunde in Groningen. Ze verrichte haar onderzoek bij de afdeling Obstetrie van het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG), waar zij ook in opleiding is tot gynaecoloog. Het onderzoek werd gefinancierd door de Nederlandse organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie (ZonMw). De titel van Kortewegs proefschrift luidt: "Fetal death, Classification and diagnostic work-up". Ze promoveert in de Medische Wetenschappen bij prof.dr. J.P. Holm en prof.dr. J. van der Meer.
Rijksuniversiteit Groningen