Voortgangsrapportage Internationale Migratie en Ontwikkeling 2008
Kamerbrief inzake Voortgangsrapportage Internationale Migratie en
Ontwikkeling 2008
Kamerbrief | 26 januari 2010
Graag informeren wij u in deze jaarlijkse voortgangsrapportage over de
ontwikkelingen op het gebied van internationale migratie en
ontwikkeling.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
De Staatssecretaris van Justitie
Nebahat Albayrak
VOORTGANGSRAPPORTAGE INTERNATIONALE MIGRATIE EN ONTWIKKELING
Inleiding
In juli 2008 is de beleidsnotitie Internationale Migratie en
Ontwikkeling 2008 aan uw Kamer aangeboden. In de notitie werd een
zestal beleidsprioriteiten gedefinieerd waarop de komende jaren zal
worden ingezet. Het aanbrengen van een focus in de inzet op migratie
en ontwikkeling heeft bijgedragen aan de opbouw van een coherent
pakket van activiteiten rond de beleidsprioriteiten. Voorts werden de
migratie-en-ontwikkelingsactiviteiten beperkt tot de zogeheten 40+3
landen: de 40 OS-partnerlanden, aangevuld met Marokko, Angola en Irak
1 .
In de notitie werd tevens aangegeven u jaarlijks te rapporteren over
de voortgang die in het dossier is geboekt. Voor u ligt de eerste
voortgangsrapportage waarin over de zes prioriteiten uit de
beleidsnotitie wordt gerapporteerd. Dit geschiedt aan de hand van een
overzicht van concrete activiteiten per beleidsprioriteit.
Amendement Ferrier
Op 12 november 2008 heeft het lid Ferrier amendement 31 700 V
ingediend. Dit amendement voorzag in additionele middelen (Euro 4
miljoen) voor artikel 7 van de begroting van Buitenlandse Zaken. Het
amendement beoogt `een financiële ondersteuning te bieden aan de
terugkeer van in Nederland aanwezige asielzoekers naar hun land van
herkomst. Het gaat hier om ondersteuning en begeleiding van deze (ex)
asielzoekers om stappen te ondernemen voor een perspectiefvolle
terugkeer en duurzame herintegratie, met aandacht voor de lokale
ontwikkeling in het land van herkomst.'
Op basis van dit amendement heeft de Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking een bedrag van Euro 9 miljoen uitgetrokken
voor activiteiten op het vlak van migratie en ontwikkeling, in 2008
bedroeg dit Euro 5 miljoen. Dit bedrag is geheel besteed in 2009.
Uitgesplitst naar beleidsprioriteit betreft dit:
Beleidsprioriteit
Uitgaven 2009 (Euro, mln.)
Migratie in OS, OS in Migratie
0,2
Migratiemanagement
2,3
Circulaire Migratie
1,1
Diaspora
1,2
Geldovermakingen
0,1
Duurzame Terugkeer en Herintegratie
4,1
Veel van de activiteiten die Nederland heeft gefinancierd hebben een
initiërend karakter. Beoogd wordt om een inhoudelijke dialoog tussen
overheden en/of niet-gouvernementele organisaties van de grond te
krijgen dan wel om een voorgestane aanpak uit te testen, bijvoorbeeld
op het vlak van circulaire migratie en ondersteuning bij duurzame
terugkeer en herintegratie.
Beleidsprioriteit 1 Meer aandacht voor migratie in de
ontwikkelingsdialoog en voor ontwikkeling in de migratiedialoog
Nederland draagt actief bij aan discussies over migratie en
ontwikkeling op internationaal, Europees en nationaal niveau. Het
betreft activiteiten die bijdragen aan de internationale en Europese
dialoog, maar ook een aantal instrumenten om tot concrete activiteiten
en beleid te komen.
Internationaal
Nederland hecht veel belang aan de wereldwijde, informele (maar nog
tamelijk prille) dialoog op het terrein van migratie en ontwikkeling
zoals die sinds 2007 2 vorm heeft gekregen binnen het Global Forum on
Migration and Development (GFMD). In het licht van de verschillende
(en soms tegengestelde) perspectieven en belangen tussen Noord en Zuid
op het terrein van migratie, acht Nederland de constructieve,
respectvolle wijze waarop de discussie over migratie en ontwikkeling
in het GFMD in mondiale context wordt gevoerd bijzonder waardevol. Het
GFMD biedt meerwaarde aan het lopende debat over internationale
migratie en ontwikkeling omdat het de enige gelegenheid is waarbij op
mondiale schaal wordt gesproken over migratie. Internationale
samenwerking en dialoog tussen staten onderling worden versterkt en
verdiept. Ideeën en good practices worden uitgewisseld. De meerwaarde
ligt ook in de opzet van het GFMD zelf. De bijeenkomsten in Manilla en
Athene bestonden uit twee onderling verbonden gedeeltes: de Civil
Society Days voor vertegenwoordigers uit het maatschappelijk
middenveld (NGO's, migrantenorganisaties, onderzoekers,
vertegenwoordigers van vakbonden en de private sector) en het
regeringsgedeelte, waar overheidsdelegaties uit omstreeks 150 landen
aan deelnamen. Nederland heeft daarom de achtereenvolgende
voorzitterschappen van het Forum met financiële middelen, inhoudelijke
bijdragen en via detacheringen actief ondersteund.
De hoge opkomst tijdens de dagen voor de regeringsvertegenwoordigers,
alsmede de aanwezigheid van SGVN Ban Ki-moon tijdens de
openingssessies, maken duidelijk dat de aandacht voor en betrokkenheid
bij het thema groot is. Nederland was bij beide GFMDbijeenkomsten op
hoogambtelijk niveau vertegenwoordigd door de ministeries van
Buitenlandse Zaken, Justitie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In
Manilla nam het Tweede Kamerlid Kathleen Ferrier (CDA) deel als
panellid aan een Rondetafelsessie over beleidscoherentie op het
terrein van migratie en ontwikkeling.
De tweede bijeenkomst van het GFMD in Manilla richtte zich met name op
het thema Protecting and empowering migrants for development.
Verschillende landen benadrukten het belang van bescherming van
mensenrechten van migranten. Door sommige landen werd een pleidooi
gehouden voor de ratificatie van het VN-Verdrag voor de bescherming
van de rechten van migrerende werknemers en hun gezinsleden. Andere
landen, waaronder Nederland, stelden dat de fundamentele rechten van
migranten reeds worden beschermd door de bestaande algemene
mensenrechtenverdragen.
Tijdens de derde bijeenkomst van het GFMD lag de nadruk vooral op de
vraag hoe migratie kan worden geïntegreerd in het ontwikkelingsbeleid.
Geconcludeerd werd dat migratieprofielen, zoals opgesteld door de
Europese Commissie (zie volgende paragraaf, onder e), een nuttig
instrument kunnen zijn voor de versterking van de coherentie tussen
migratie- en ontwikkelingsbeleid. Voorwaarde daarbij is wel dat er een
regelmatige update van dergelijke profielen wordt gemaakt en dat
ownershipvan de betrokken landen bij het opstellen van de profielen
wordt gegarandeerd. De Europese Commissie zal, op basis van input van
geïnteresseerde overheden, het instrument van de migratieprofielen
verbeteren en daarover rapporteren tijdens het GFMDin 2010. Voorts is
informatievoorziening aan migranten tijdens elke fase van het
migratieproces van groot belang. Ten slotte kunnen
bewustwordingscampagnes in de landen van bestemming het publiek op een
nuttige manier informeren over de bijdrage van migranten aan
ontwikkeling.
Ook is ten behoeve van deze bijeenkomst nauw samengewerkt met
diaspora/civil society organisaties in Nederland (zie verder
beleidsprioriteit 4).
De aanbevelingen die het maatschappelijk middenveld na afloop van de
Civil Society Dayspresenteerde aan de overheden, hadden onder meer
betrekking op de mensenrechten van migranten, speciale aandacht voor
vrouwen, kinderen en domestic workers als kwetsbare groepen, de
mogelijkheid van exporteerbaarheid van sociale rechten (pensioenen,
gezondheidsuitkeringen en sociale zekerheid), erkenning van diploma's
en vergemakkelijking van afgifte van visa.
Nederland nam in Manilla en Athene voorts deel aan Rondetafelsessies
op het terrein van circulaire migratie, migratiemanagement en het
betrekken van de diaspora. De discussies in deze sessies zullen onder
de respectievelijke beleidsprioriteiten worden behandeld.
Europese Unie
Ook onder het Franse, het Tsjechische en het Zweedse voorzitterschap
is migratie een belangrijke beleidsprioriteit gebleven. In de Algehele
Aanpak van Migratie (Global Approach to Migration), die kan worden
beschouwd als de uitwerking van de externe dimensie van het
EU-migratiebeleid, benadrukt de EU het belang van een geïntegreerde
benadering van migratie waarin de disciplines van justitie,
ontwikkelingsamenwerking, sociale zaken en werkgelegenheid en
buitenlandse zaken worden samengebracht. De voorgestelde acties zijn
vooral gericht op verbetering van samenwerking op het gebied van
migratie: onderling, met de belangrijkste landen van herkomst in
Afrika en met de buurlanden van de EU.
Binnen het kader van de Algehele Aanpak heeft de EU in 2006 en 2007
een reeks afspraken met derde landen gemaakt over samenwerking op het
terrein van migratie tijdens de regionale ministeriële conferentie in
Rabat (EU - Noord en West Afrika) en `continentale' conferenties in
Tripoli (EU - Afrika) en Lissabon (EU-Afrika Top). Het actieplan dat
werd overeengekomen in Tripoli is op de EU - Afrika Top in Lissabon
geïntegreerd in het EU-Africa Strategic Partnership for Migration,
Mobility and Employment (MME). In dit partnerschap wordt ernaar
gestreefd om migratie en werkgelegenheid te integreren in (nationale)
ontwikkelingsstrategieën. Nederland vervult binnen het MME
partnerschap een voortrekkersrol op het terrein van diasporabeleid
(zie voorts beleidsprioriteit 4).
Als vervolg op de Rabat-conferentie vond in november 2008 in Parijs
een tweede ministeriële conferentie over migratie en ontwikkeling
plaats. Daar werd een politieke verklaring aangenomen inclusief een
actieprogramma voor de periode 2009-2011 met maatregelen op het
terrein van legale migratie, bestrijding van illegale migratie en
migratie en ontwikkeling. Tijdens een ministeriële conferentie in
april 2009 in Praag is de Algehele Aanpak van Migratie uitgebreid naar
de oostelijke en zuidoostelijke buurlanden van de EU, waarbij het doel
is om te komen tot migratiepartnerschappen. Nederland heeft in beide
gevallen een actieve rol gespeeld bij de voorbereidingen van en in de
discussies van de ministeriële conferenties in Parijs en Praag, die
namens Nederland door de Staatssecretaris van Justitie zijn
bijgewoond.
De recente Conclusies van de Europese Raad van 18 en 19 juni 2009 en
van 29 en 30 oktober 2009 geven eveneens uiting aan het belang dat de
EU hecht aan de Algehele Aanpak van Migratie, in het verlengde van
meer korte termijn maatregelen gericht op het voorkomen en bestrijden
van illegale migratie in het Middellandse Zeegebied.
Instrumenten van de Algehele Aanpak
Voor de uitwerking van afspraken met derde landen worden verschillende
instrumenten ingezet en ontwikkeld zoals migratiemissies,
samenwerkingsplatforms, proef-mobiliteitspartnerschappen, workshops en
migratieprofielen. Voor de financiering van activiteiten kunnen door
lidstaten en/of niet gouvernementele organisaties projectvoorstellen
worden ingediend uit het `Thematisch programma voor samenwerking met
derde landen op het gebied van asiel en migratie' (hierna: Thematisch
programma) van de Europese Commissie. Het Thematisch programma kent
vijf doelstellingen: verbeteren van de relatie tussen migratie en
ontwikkeling, stimuleren van arbeidsmigratie, bestrijden van illegale
migratie en faciliteren van readmissie van illegale migranten,
bescherming van migranten tegen uitbuiting en uitsluiting en
bevorderen van asiel en internationale bescherming. Binnen de call for
proposals 2009-2010 is Euro 70 miljoen beschikbaar. Nederland is
voornemens een aantal activiteiten te co-financieren.
a) Migratiemissies
Migratiemissies hebben tot doel om informatie uit te wisselen tussen
de EU en een derde land op het terrein van asiel en migratie en om de
bereidheid van de EU tot versterkte dialoog en samenwerking te
onderstrepen. De focus van de missies ligt vooral op landen waarmee
een dergelijke dialoog nog niet bestaat dan wel waar deze dialoog een
impuls nodig heeft. Tot dusverre hebben elf EU-migratiemissies
plaatsgevonden als onderdeel van de Algehele Aanpak, te weten naar
Kaapverdië, Ghana, Mauritanië, Senegal, Ethiopië, Nigeria,
Zuid-Afrika, Armenië, Tanzania, Georgië en Wit-Rusland. Nederland
heeft (vanuit hoofdstad of ambassade) deelgenomen aan de missies naar
Kaapverdië, Ghana, Nigeria, Senegal, Ethiopië, Tanzania, Zuid-Afrika,
Georgië en Kenia.
b) Samenwerkingsplatforms
Een samenwerkingsplatform is een instrument dat beoogt, als vervolg op
een migratiemissie, een kader te bieden om op lokaal niveau (deelname
van geïnteresseerde EU-ambassades en de overheid van het betreffende
land) concrete operationele samenwerkingsinitiatieven te ontplooien.
Het eerste samenwerkingsplatform is in februari 2009 in Ethiopië van
start gegaan. Nederland neemt vanuit de ambassade deel aan dit
samenwerkingsverband.
c) Proef-mobiliteitspartnerschappen
De proef-mobiliteitspartnerschappen zijn door de Europese Commissie
gelanceerd als een nieuw instrument in de implementatie van de
Algehele Aanpak van Migratie. Dergelijke partnerschappen vormen een
raamwerk waarbinnen concrete samenwerking en afspraken op het brede
terrein van migratie (bestrijding van illegale migratie, mensenhandel-
en smokkel, migratie en ontwikkeling, legale migratie en
vluchtelingenbescherming) vorm krijgen. De Commissie stelt middelen
onder het Thematisch programma beschikbaar voor de financiering van
concrete initiatieven onder deze partnerschappen. Nadat de Europese
Raad van december 2007 criteria had vastgesteld voor dergelijke
partnerschappen, zijn door geïnteresseerde EU-lidstaten de eerste
proef-mobiliteitspartnerschappen gesloten met Kaapverdië en Moldavië.
De Europese Raad van juni 2008 ging akkoord met onderhandelingen over
twee nieuwe proef-mobiliteitspartnerschappen met Senegal en Georgië.
De onderhandelingen met Georgië over een partnerschap zijn onlangs
afgerond. Een proef-partnerschap met Senegal is vooralsnog bij gebrek
aan serieuze belangstelling aan Senegalese zijde niet van de grond
gekomen. De inzet van de EU is om in 2010 enkele nieuwe
mobiliteitspartnerschappen te sluiten.
Nederland neemt deel aan de proef-mobiliteitspartnerschappen met
Kaapverdië en Georgië. De IND en DT&V zijn partners bij de uitvoering
hiervan (Kaapverdië respectievelijk Georgië). Nederland heeft op
verzoek van de Kaapverdiaanse overheid een studie, uitgevoerd door het
International Centre for Migration Policy Development, gefinancierd om
de behoeften van Kaapverdië in kaart te brengen op het vlak van asiel
en migratie. Op basis van de resultaten van de behoefte-analyse is
Nederland momenteel in overleg met Kaapverdië over mogelijke concrete
samenwerkingsinitiatieven. De IND beziet de mogelijkheid in hoeverre
het informatieanalysecentrum van de IND (INDIAC) technische
assistentie kan bieden aan de Kaapverdiaanse autoriteiten om op deze
manier migratiestromen beter in kaart te brengen ten behoeve van
beleidsvorming en -implementatie. Naar aanleiding van een verzoek van
het Kaapverdiaanse ministerie van Buitenlandse Zaken financiert
Nederland een advies ten behoeve van de recent opgerichte
interministeriële commissie voor migratieaangelegenheden in Kaapverdië
over versterking van wet en regelgeving alsmede de institutionele
capaciteit op het vlak van migratiemanagement.
d) Workshops
Na de ministeriële conferentie te Praag vonden onder Tsjechisch
voorzitterschap drie workshops plaats over deelaspecten van de
Algehele Aanpak (legale migratie, illegale migratie, migratie en
ontwikkeling) met deelnemers uit de EU en uit de oostelijke en
zuidoostelijke buurlanden van de EU.
e) Migratieprofielen
De Commissie geeft steun voor de opstelling van migratieprofielen. Een
dergelijk profiel behelst een analyse van de migratiesituatie van een
bepaald land. Dit instrument heeft zich gaandeweg verbreed tot een
instrument ter ondersteuning van beleidsmakers in derde landen.
Migratieprofielen worden opgesteld voor ACP-landen en ook een aantal
buurlanden van de EU. Voor de ACP-landen worden deze als annex gevoegd
bij de landenstrategiedocumenten (de zogenaamde Country Strategy
Papers). Dergelijke profielen kunnen de basis vormen van een op feiten
gebaseerde samenwerking. De Commissie werkt samen met gespecialiseerde
instellingen als de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) om
de kwaliteit van migratieprofielen te verbeteren, waarbij de inzet is
om deze in samenwerking met lokale instanties in derde landen te
ontwikkelen.
Nationaal
Naast de Nederlandse inbreng in discussies op internationaal en
Europees niveau, is een aantal bewustwordingsactiviteiten
georganiseerd om de integratie van migratie in het ontwikkelingsbeleid
in Nederland zelf te stimuleren. Een subsidie werd verleend aan de
Ghanese migrantenorganisatie Sankofa voor het maken van een
documentaire over het leven van migranten in Nederland en de
(ontwikkelings)impact van hun vertrek op het land van herkomst.
Stichting Sankofa draagt met de documentaire bij aan een meer
realistische beeldvorming in Ghana over het leven van Ghanese
migranten in Nederland.
Beleidsprioriteit 2 Institutionele ontwikkeling op het gebied van
migratiemanagement
Om het ontwikkelingspotentieel van migratie te verwezenlijken en
misstanden te minimaliseren, is vereist dat overheden van
ontwikkelingslanden over het inzicht, de capaciteit en de
mogelijkheden beschikken om een adequaat en integer migratiebeleid te
voeren, inclusief aandacht voor vluchtelingenbescherming.
Capaciteitsopbouw van ontwikkelingslanden op het gebied van
migratiebeheer kan daarbij een nuttige rol spelen. Grensbeheer is een
belangrijk onderdeel van migratiebeheer in het algemeen. De
bestrijding van mensensmokkel en -handel heeft in dit kader bijzondere
aandacht.
Migratiebeheer komt ook in internationale fora aan de orde. Tijdens de
tweede bijeenkomst van het GFMD in Manilla vond een Rondetafelsessie
plaats met de titel Managing migration and minimizing the negative
impacts of irregular migration. Nederland stelde onder andere de vraag
aan de orde hoe overheden migranten kunnen stimuleren om legale
kanalen voor migratie te kiezen. Daarvoor is handhaving alleen niet
voldoende, maar dient informatievoorziening over legale mogelijkheden
voor arbeidsmigratie te worden verbeterd. Daarnaast stond Nederland
stil bij een aantal concrete maatregelen die in Nederland zijn
getroffen om mensensmokkel en -handel tegen te gaan, zoals de
Taskforce mensenhandel, sancties tegen werkgevers en snelle
actieteams. Deelnemende delegaties waren in de sessie eensgezind over
een harde aanpak van mensenhandel, verdergaande internationale
samenwerking op het terrein van migratiemanagement en het belang van
capaciteitsopbouw in herkomst- en transitlanden.
Uit de middelen voor migratie en ontwikkeling ondersteunt Nederland
voorts diverse activiteiten in herkomst- en transitlanden met het oog
op institutionele ontwikkeling op het gebied van migratiebeheer.
Nederland levert onder andere een bijdrage aan de volgende
initiatieven:
* De Regional Immigration Training Academy (RITA) met ondersteuning
van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) in Tanzania.
Dit project heeft ten doel capaciteitsversterking te bieden aan
600 immigratie- en douanebeambten uit de Oost-Afrikaanse
Gemeenschap.
* Het VN Appeal van UNHCR in Tanzania. Dit initiatief beoogt de
problematiek van de Burundese vluchtelingen, die sinds 1972 in
Tanzania verblijven op te lossen. Tanzania heeft de Burundese
vluchtelingen uit 1972 de unieke mogelijkheid gegeven te
naturaliseren of vrijwillig terug te keren naar Burundi. Deze
bijdrage past in het streven van Nederland om duurzame oplossingen
voor vluchtelingen in langdurige vluchtelingensituaties te
ondersteunen.
* De speciale ministeriële topconferentie over de versterking van de
juridische positie van internally displaced persons (IDP's) en de
bescherming van vluchtelingen in Afrika (oktober 2009, Kampala).
Op de conferentie werd een Conventie aangenomen die het eerste
bindende juridische document is voor de bescherming en assistentie
aan IDP's in Afrika. De komende jaren moeten 15 van de 53 leden
van de Afrikaanse Unie deze Conventie ratificeren voordat zij in
werking treedt. Met de financiële bijdrage heeft Nederland gevolg
gegeven aan het verzoek van de Kamer tijdens het AO Migratie en
Ontwikkeling van 12 februari 2009.
* Interactive Map on Migration (I-Map). Om een adequaat
migratiebeleid te voeren bestaat in veel ontwikkelingslanden
behoefte aan relevante informatie en recente data ten behoeve van
een evidence-based aanpak. De I-Map faciliteert tevens een dialoog
tussen overheden van Noord-Afrikaanse, Arabische en Europese
landen als opstap naar samenwerking met betrekking tot
migratiemanagement in en rond het Middellandse Zeegebied.
Daarnaast blijft Nederland inzetten op `bescherming in de regio'. Het
beleidsconcept `bescherming in de regio' beoogt de
vluchtelingenbescherming in regio's van herkomst te versterken en bij
te dragen aan duurzame oplossingen (terugkeer, lokale integratie of
hervestiging). Hierover bent u op 19 december 2008 nader geïnformeerd
3 .
Beleidsprioriteit 3 Stimuleren van circulaire migratie / brain gain
Circulaire migratie blijft een actueel onderwerp in internationale
fora, zoals het GFMD. Tijdens de tweede GFMD-bijeenkomst in Manilla
(oktober 2008) werd in een Rondetafelsessie getiteld Fostering more
opportunities for legal migration een aantal elementen geïdentificeerd
om in acht te nemen bij tijdelijke legale migratie. Hierbij kan onder
meer worden gedacht aan goede voorlichting aan (potentiële) migranten
voor vertrek, de noodzaak van een effectieve matching tussen de vraag
naar en het aanbod van arbeidsmigranten en hun vaardigheden, aandacht
voor de mensenrechten van tijdelijke migranten en hun gezinsleden en
wederzijdse erkenning van vaardigheden en kwalificaties. In dezelfde
sessie werden enkele aspecten die de terugkeer van tijdelijke
migranten kunnen bevorderen benoemd: good governancein het
herkomstland, de mogelijkheid van herhaalde toegang tot een
bestemmingsland, terugkeersubsidies, het meenemen van pensioenrechten
en andere sociale rechten en ondersteuning door middel van
herintegratieprojecten.
Tijdens het GFMDin Athene (november 2009) werd een Rondetafelsessie
georganiseerd over herintegratie van terugkeerders en circulaire
migratie als instrument voor ontwikkeling. Geconstateerd werd dat
samenwerking tussen bestemmings- en herkomstland, een goed
investeringsklimaat en heldere wettelijk kaders belangrijke
voorwaarden zijn om de ontwikkelingsimpact van
herintegratiestrategieën in de context van circulaire migratie te
versterken. Daarnaast werd het belang onderstreept van herscholing en
advisering bij terugkeer en van betrokkenheid van de lokale
gemeenschap in het proces. Verschillende landen, waaronder Mauritius
en Frankrijk, deelden ervaringen over hun (geplande) circulaire
arbeidsprogramma's. Nederland presenteerde de pilot circulaire
migratie (zie hieronder). Uit de Nederlandse pilot circulaire migratie
werd het idee van persoonlijke ontwikkelingsplannen, gericht op de
herintegratie in het herkomstland, als good practice aangehaald.
Pilot circulaire migratie
De hoofddoelstelling van de pilot circulaire migratie is om antwoord
te krijgen op de vraag of circulaire migratie toegevoegde waarde heeft
als nieuwe aanpak in de ontwikkelingssamenwerking en of het mogelijk
is een pilot zo vorm te geven dat terugkeer kan worden gewaarborgd.
Uit deze hoofddoelstellingen vloeit een viertal projectdoelen voort.
Ten eerste dient de pilot inzicht te geven in de factoren die ten
grondslag liggen aan het succes dan wel een ongunstig verloop van
circulaire migratie voor zowel de circulaire migrant als voor de
landen van herkomst. Daarnaast wordt de pilot zodanig opgezet dat deze
- bij succesvol verloop en na afzonderlijke besluitvorming daartoe -
in grote lijnen kan worden gedupliceerd met (andere) OS-partnerlanden.
De randvoorwaarden en kosten die verbonden zijn aan de begeleiding en
tewerkstelling van de circulanten moeten zo zijn dat circulaire
migratie ook op particulier initiatief tot stand zou kunnen komen met
beperkte tussenkomst van en financiële ondersteuning door de
Nederlandse overheid. De interactie moet vooral bestaan tussen de
externe dienstverlener die deze pilot gaat uitvoeren, het
bedrijfsleven en de circulant, zowel in Nederland als in het land van
herkomst. De bemoeienis van Nederland en de overheid in het land van
herkomst blijft beperkt tot het creëren van gunstige randvoorwaarden
en tot formele onderdelen zoals bijvoorbeeld het afsluiten van
samenwerkingsovereenkomsten, waarbij ook terugkeerafspraken worden
vastgelegd. Ten derde wordt met deze pilot beoogd om inzicht te
krijgen in de risico's die verbonden zijn aan het relatief nieuwe
fenomeen van circulaire migratie, zoals uitbuiting, illegaliteit e.d.
Ten slotte is de pilot gericht op verbreding en intensivering van de
samenwerking van Nederland met landen van herkomst op het gebied van
ontwikkeling en/of migratie.
Uw Kamer is over de vormgeving van de pilot, de aanbestedingsprocedure
en de gunning alsmede de monitorings- en evaluatieafspraken
geïnformeerd door middel van Kamerbrief 30 573-52 d.d. 20 november
2009.
Tijdelijke uitzending vanuit Nederland naar het land van herkomst
Nederland financiert twee activiteiten op het gebied van tijdelijke
terugkeer van migranten naar het land van herkomst met het doel
overdracht van kennis en capaciteiten ten behoeve van de wederopbouw
en duurzame ontwikkeling van het thuisland te bewerkstelligen. Het
project Temporary Return of Qualified Nationals (TRQN)-II is gericht
op Afghanistan, Sudan, Ethiopië, Sierra Leone, Georgië en
Bosnië-Herzegovina. Het project wordt uitgevoerd door IOM en heeft een
looptijd van drie jaar (2008-2011). De gemiddelde duur van de
uitzending bedraagt drie maanden. IOM heeft - in samenwerking met de
Nederlandse ambassades ter plaatse - per land sectoren gespecificeerd
op basis van een needs-assessment. Sinds de aanvang van het project in
juli 2008 hebben ruim 90 uitzendingen plaatsgevonden. In totaal zullen
300 migranten tijdelijk naar de geselecteerde landen worden
uitgezonden.
TRQN-II is het vervolg op het eerste TRQN-project dat liep van 2006
tot 2008 en en waarbij omstreeks 160 migranten tijdelijk werden
uitgezonden naar de herkomstlanden Afghanistan, Sierra Leone, Soedan,
Bosnië-Herzegovina, Servië en Montenegro en Kosovo. Deze activiteit
werd positief gewaardeerd: de deelnemende migranten stellen het op
prijs dat zij een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van hun
herkomstland en voelen zich als gevolg daarvan tegelijkertijd meer
gerespecteerd en geïntegreerd in Nederland. Ook is gebleken dat
terugkerende migranten vanwege hun culturele affiniteit (waaronder
beheersing van de taal) relatief gemakkelijk capaciteitsproblemen in
lokale organisaties het hoofd kunnen bieden.
Daarnaast is aan de migrantenorganisatie Stichting Dir een bijdrage
verleend op basis waarvan een dertigtal in Nederland verblijvende
Ethiopiërs voor een periode van een half jaar tot een jaar terugkeren
naar hun land van herkomst om de in Nederland opgedane ervaring te
delen via de train-the-trainer systematiek. Deelnemers keren voor een
langere periode terug teneinde specifieke problemen op diepgaande
wijze aan te pakken, langer trainingen te kunnen geven en te
monitoren. Stichting Dir verwacht dat er zich een informeel
nazorgtraject zal ontwikkelen als de deelnemers eenmaal terug zijn in
Nederland. In januari 2010 zullen de eerste personen worden
uitgezonden.
Tegengaan van brain drain
Op Europees niveau staan de ontwikkelingen inzake een gedragscode voor
de ethische werving van medisch personeel van buiten de EU nog in de
kinderschoenen. Verschillende opvattingen tussen lidstaten zullen er
naar verwachting toe leiden dat een Europese gedragscode niet op korte
termijn kan worden gerealiseerd. Nederland blijft zich desalniettemin
inzetten voor een intensivering van lopende discussies in EU-verband,
die gericht zijn op het bereiken van heldere afspraken over de
voorwaarden waaronder wordt geworven in ontwikkelingslanden. Nederland
heeft voorts een studie laten uitvoeren met beleidsaanbevelingen om
brain drain in migratiebeleid te voorkomen en tegen te gaan. Uit dit
onderzoek blijkt dat de vraag naar hooggeschoolden uit
ontwikkelingslanden voorlopig zal toenemen. Brain drain hoeft echter
niet zonder meer negatieve gevolgen voor herkomstlanden te hebben.
Voorbeelden van effecten in positieve zin betreffen bijvoorbeeld
overmakingen, investeringen, kennisoverdracht evenals handel door
ondernemers onder migranten. De vraag welk beleid moet worden gevoerd
om brain drain tegen te gaan hangt onder meer af van de sector
waarbinnen veel arbeidsmigratie plaatsvindt alsmede van het land van
herkomst. Beleid dat gericht is op het tegengaan of compenseren van
brain drain moet vraaggestuurd zijn door herkomstlanden. Het tegengaan
van brain drain door controle en ontmoedigingsmaatregelen wordt door
deskundigen als weinig effectief beschouwd. Op basis van de uitkomsten
van de studie worden momenteel de beleidsmatige vervolgstappen
gedefinieerd.
Beleidsprioriteit 4 Versterken van de betrokkenheid van
migrantenorganisaties
Nederland beoogt op het terrein van de versterking van de
betrokkenheid van migrantenorganisaties bij ontwikkeling
internationaal een voortrekkersrol te vervullen.
Consultaties maatschappelijk middenveld voor het GFMD
Eind september 2008 is een brede consultatiedag voor het
maatschappelijk middenveld georganiseerd ter voorbereiding op de
tweede bijeenkomst van het GFMD in Manilla. Tijdens de consultatiedag
is de maatschappelijke organisaties de kans geboden om tijdens een
aantal workshops hun inbreng te ventileren over de inzet op en de
verwachtingen van het GFMD. Het ministerie van Buitenlandse Zaken zal
op 2 februari 2010 een nieuwe brede consultatiedag voor het
maatschappelijk middenveld organiseren. Deze consultatiedag staat in
het teken van de terugkoppeling van de derde GFMD-bijeenkomst in
Athene en een discussie over de mogelijke thema's die tijdens het
volgende GFMD in Mexico (november 2010) aan de orde komen.
Daarnaast is zowel in 2008 als in 2009 ter voorbereiding op de
GFMD-bijeenkomsten in Manilla en Athene een pre-consultatie gehouden
tussen de Nederlandse overheidsdelegatie en de geaccrediteerde
Nederlandse deelnemers aan de GFMD Civil Society Days om te
discussiëren over de inbreng van beide zijden in de Rondetafelsessies
van het GFMD. Zowel in Manilla als in Athene had de Nederlandse
overheidsdelegatie en marge van de Civil Society Days een korte
ontmoeting met de Nederlandse deelnemers om hun opvattingen te
vernemen over het verloop van deze dagen. In het eindrapport van de
Civil Society Days van het GFMD in Manilla werd de wijze waarop de
Nederlandse overheid het maatschappelijk middenveld betrekt bij de
voorbereiding van het GFMD bestempeld als good practice. Overigens
nemen ambtenaren van de ministeries van Buitenlandse Zaken en Justitie
gedurende het jaar ook buiten het kader van het GFMD op regelmatige
basis deel aan discussiebijeenkomsten die door migrantenorganisaties
worden gehouden. De dialoog voorziet duidelijk in een behoefte en
draagt bij aan een vergroting van het wederzijds begrip en vertrouwen.
Nederlands co-voorzitterschap GFMD Rondetafelsessie over betrokkenheid
diaspora
Tijdens het GFMD in Athene (november 2009) was Nederland samen met
Mexico co-voorzitter van de Rondetafelsessie over de rol die migranten
en diaspora kunnen spelen bij de ondersteuning van
ontwikkelingsinspanningen in hun herkomstland. In de aanloop naar deze
sessie is in samenwerking met het Migration Policy Institute een
achtergrondpaper geschreven ter facilitering van de discussie. In het
paper wordt een Roadmap for effective engagement of diaspora in
development gepresenteerd, dat bedoeld is als een hulpmiddel voor
overheden om de verschillende elementen van diasporabeleid samen te
brengen in een coherente strategie. In juli 2009 heeft de Nederlandse
overheid een aantal vertegenwoordigers van migrantenorganisaties uit
Nederland uitgenodigd voor een discussie over de opzet van het paper.
De belangrijkste aanbevelingen die uit de sessie kwamen, zijn (a) het
opstellen van een handboek met lessons learned en praktische
richtlijnen voor het betrekken van de diaspora in
ontwikkelingsactiviteiten (een tiental landen is bereid concrete
medewerking te verlenen bij het opstellen hiervan; Nederland zal
hierbij een initiërende rol vervullen), (b) het verbeteren van de
gegevens over diaspora in migratieprofielen en (c) het ondersteunen
van capaciteitsopbouw van diasporaorganisaties en instituties die
samenwerken met diasporas.
Diaspora in het EU-Africa Migration, Mobility and Employment
Partnership
In Europees verband is Nederland binnen het thema Migration, Mobility
and Employment(MME) van het Joint Africa-EU Strategic
Partnershiptrekker van het onderwerp diasporabeleid. Nederland
financiert twee activiteiten die zich richten op het ondersteunen van
overheden van herkomstlanden bij het opzetten van diasporabeleid en
daarmee passen binnen het kader van het MME Partnerschap. Nederland
was eind juni 2009 gastheer bij de openingsconferentie van de door het
International Center for Migration Policy Development (ICMPD)
uitgevoerde activiteit Linking emigrant communities for more
development. Naast ICMPD is ook het African Diaspora Policy Centre
(ADPC), in samenwerking met het Centre for Migration Studies(CMS) van
de University of Ghana, actief op dit onderwerp.
Daarnaast levert Nederland een bijdrage aan de activiteit
Participation of Diaspora in the Joint Africa-EU Strategic Partnership
die is gericht op het bevorderen van actieve deelname van de
Afrikaanse diaspora bij de uitvoering van het Joint Africa-EU
Strategic Partnership. Beoogd wordt een grotere bewustwording te
creëren bij Afrikaanse en Europese beleidsmakers over de strategische
rol die de diaspora kan spelen bij de implementatie van dit
partnerschap. Tijdens de verschillende consultatiebijeenkomsten zijn
diverse belanghebbenden aanwezig, te weten: diasporaorganisaties uit
EU-lidstaten, professionals en vertegenwoordigers van verschillende
Afrikaanse landen, internationale organisaties, wetenschappers,
Afrikaanse fora voor het maatschappelijk middenveld en
vertegenwoordigers van EU lidstaten, de Afrikaanse Unie en de Europese
Commissie. Overeenstemming werd reeds bereikt over het oprichten van
een Europees diasporanetwerk. Voor de oprichting van dit netwerk is
een Concept Note ingediend bij de Europese Commissie onder het
Thematische programma. Nederland heeft toegezegd een financiële
bijdrage te willen leveren na goedkeuring door de Commissie.
Capaciteitsopbouw van migrantenorganisaties
Om migrantenorganisaties die daartoe de kwaliteiten en capaciteiten
bezitten de kans te bieden door te groeien tot gelijkwaardige partners
in ontwikkelingssamenwerking, levert Nederland een bijdrage aan drie
programma's op het gebied van capaciteitsopbouw. Het eerste project,
een professionaliseringstraject voor migrantenorganisaties, wordt
uitgevoerd en uitgewerkt door Context international cooperation. Het
capaciteitsversterkingsprogramma bestaat uit een trainingstraject en
een coachingstraject. Dertig organisaties werden geselecteerd voor
deelname aan één van de trajecten. Beide trajecten zijn in juli 2009
van start gegaan. De trajecten beogen maatwerk en derhalve werd
gestart met Open Space bijeenkomsten om thema's aan te wijzen die de
migrantenorganisaties in het traject naar voren willen zien komen. Het
capaciteitsversterkingsprogramma zal voorjaar 2010 worden afgerond.
Het tweede capaciteitsopbouwproject waaraan Nederland een bijdrage
levert betreft Development Marketplace for African Diaspora in Europe
(D-MADE), geïnitieerd en uitgevoerd door De Wereldbank. Doel van het
project is het stimuleren van diaspora bij het opzetten en uitvoeren
van innovatieve ontwikkelingsactiviteiten. Het project bestaat uit
twee onderdelen:
o Afrikaanse migrantenorganisaties uit een zestal Europese
landen concurreren met elkaar om subsidie voor het opzetten en
verbreden van bestaande innovatieve projecten met als doel
armoedebestrijding of marktsector-ontwikkeling, werkgelegenheidsgroei
en economische groei. Subsidies variëren van EUR 15.000 tot EUR
50.000.
o Diaspora, maatschappelijk middenveld, overheid, ondernemers
en ontwikkelingsorganisaties worden bij elkaar gebracht om te zoeken
naar mogelijkheden tot samenwerking.
De subsidie-ontvangende organisaties worden begeleid door Wereldbank
deskundigen bij de uitvoering van de projecten. Daarnaast worden de
migrantenorganisaties bij elkaar gebracht binnen een
kennisuitwisselingsforum. Hierdoor leren organisaties van elkaar en
zullen bestaande ontwikkelingsinspanningen worden
geprofessionaliseerd. Het doel van het forum is een netwerk te creëren
van succesvolle organisaties uit uiteenlopende Europese landen.
Het derde capaciteitsopbouwproject betreft Migratie en Ontwikkeling
2008- 2010 uitgevoerd door Seva Network Foundation (Seva). Het doel
van het programma is het inhoudelijk versterken van
migrantenorganisaties zodat zij zelfstandig in staat zijn samenwerking
en financiële relaties aan te gaan met gevestigde Nederlandse
maatschappelijke organisaties. Door training, begeleiding en
projectfinanciering is dit programma een praktisch instrument voor
projectmatige ontwikkelingssamenwerking voor migrantenorganisaties.
Verder beogen de activiteiten de kloof te dichten tussen gevestigde
ontwikkelingsorganisaties en migrantenorganisaties. Na het volgen van
de capaciteitsversterkingstraining hebben de deelnemende organisaties
de mogelijkheid een projectvoorstel in te dienen bij Seva. Na
goedkeuring verdubbelt Seva het beschikbare bedrag van de indienende
organisatie. De projectsubsidie vanuit Seva bedraagt maximaal EUR
15.000 per jaar.
De overige activiteiten die in samenwerking met migrantenorganisaties
worden uitgevoerd staan vermeld onder beleidsprioriteit 1
(documentaire Stichting Sankofa) en beleidsprioriteit 3 (Stichting
Dir, tijdelijke terugkeer land van herkomst).
Onderzoek benutten meerwaarde migranten
In de beleidsnotitie is de toezegging gedaan tot het doen van een
onderzoek naar de voorwaarden waaronder de meerwaarde van migranten
optimaal kan worden benut. Op 1 december 2009 is daartoe een onderzoek
gestart door Pharos in samenwerking met Stichting Mondiale
Samenwerking (SMS) dat zich zal richten op de meerwaarde van
tijdelijke terugkeer van migranten voor de ontwikkeling van hun land
van herkomst.
Prioriteit 5 versterken van de relatie tussen geldovermakingen en
ontwikkeling
De regering is van mening dat overheden in principe niet sturend mogen
optreden bij de besteding van geldovermakingen. Nederland zet echter
wel in op het scheppen van gunstige randvoorwaarden ter versterking
van de relatie tussen geldovermakingen en ontwikkeling. Daarbij gaat
het in de eerste plaats om verbetering van de transparantie in de
Nederlandse markt voor geldovermakingen, met name door ondersteuning
van de website www.geldnaarhuis.nl . Daarnaast zet Nederland in op
ondersteuning van financiële sectorontwikkeling in de landen van
herkomst van migranten. Bovendien vergroot Nederland het
armoedeverminderende effect van geldovermakingen door kleinschalige
initiatieven van migranten te stimuleren.
Website www.geldnaarhuis.nl
De website www.geldnaarhuis.nl wordt beheerd door de Stichting IntEnt
en heeft ten doel de transparantie in de Nederlandse markt voor
geldovermakingen verder te verhogen. Onlangs is de website aanzienlijk
uitgebreid, met meer landen (van 7 naar 34 landen), met meer
banken/organisaties voor geldovermakingen, en met meer talen (van 2
naar 8). Op 9 september 2009 heeft de herlancering van de vernieuwde
en uitgebreide website plaatsgevonden op het ministerie van
Buitenlandse Zaken. Hierbij waren verschillende belanghebbenden (met
name financiële instellingen zoals banken en geldwisselkantoren en een
aantal migrantenorganisaties) en media aanwezig. Het komende jaar zal
worden geëvalueerd in hoeverre de website heeft bijgedragen aan een
verlaging van de transactiekosten voor internationale geldovermakingen
vanuit Nederland.
Overigens staan geldovermakingen (in het bijzonder de kosten van
overmakingen) door de politieke commitment van de G8 en de actieve
inzet van de Wereldbank stevig op de internationale agenda
(International Remittance Agenda). Binnen deze agenda is het
`5x5-initiatief' gelanceerd, waarbij wordt beoogd om de wereldwijde
gemiddelde kosten van geldovermakingen binnen vijf jaar te verminderen
van 10% naar 5%. Nederland heeft in november 2009 op uitnodiging van
de Wereldbank en het Italiaanse G8-voorzitterschap deelgenomen aan een
conferentie georganiseerd door de G8 Global Remittances Working Group
die verantwoordelijk is voor de uitvoering van deze agenda.
Financiële sectorontwikkeling en migratie
Nederland ondersteunt, veelal via multilaterale kanalen, de
versterking van de financiële sector in ontwikkelingslanden, waaronder
landen waar geldovermakingen van migranten worden ontvangen. Op het
terrein van financiële sectorontwikkeling en migratie heeft Nederland
de volgende prioriteiten:
* Stimuleren van het gebruik van formele kanalen voor het overmaken
van geld. Nederland is bezig EU-regelgeving (Payment Services
Directive) te implementeren, die minder stringent is dan de
huidige Nederlandse regelgeving. Dit kan tot gevolg hebben dat
financiële instellingen uit herkomstlanden, die zich toeleggen op
geldovermakingen, zich eenvoudiger in Nederland kunnen vestigen,
indien zij reeds een vergunning hebben in een andere EU-lidstaat.
* Versterken van de financiële infrastructuur (bijvoorbeeld
interbancaire betalingssystemen) in herkomstlanden via de
Wereldbank/IMF donor fondsen Financial Sector Reform and
Strengthening Initiative (FIRST) en International Finance
Corporation (IFC).
* `Financiële alfabetisering' (met name van vrouwen) door middel van
voorlichting. Microfinancieringspartners verenigd in het
Nederlands Platform Microfinanciering, die ook uit OS-middelen
worden gefinancierd, vervullen hierin een nuttige rol. Ook
ondersteunt Nederland Womens World Banking (WWB), een netwerk van
instellingen voor microfinanciering en banken in
ontwikkelingslanden dat zich richt op vrouwen. WWB volgt de
economische crisis op de voet en ontwikkelt parallel daaraan
financieringsproducten voor de rurale sector. Beoogd wordt de
weerbaarheid van de doelgroep te versterken door initiatieven op
het gebied van sparen, verzekering tegen ziektekosten, en
huisvesting.
* Versterking van financiële instellingen door technische
assistentie (via de donor fondsen IFC en FIRST en via de
Nederlandse Ontwikkelingsbank FMO), bijvoorbeeld door vergroting
van de mogelijkheden om spaarrekeningen te openen, waar (een
gedeelte van de) geldovermakingen op gestort kunnen worden. Dit is
nu veelal vanwege gebrekkige wetgeving in ontwikkelingslanden niet
mogelijk.
* Benutten van nieuwe technologieën: Nederland bevordert via de
Consultative Group to Assist the Poor (CGAP) het benutten van
nieuwe technologieën, zoals het gebruik van elektronische
overmakingen en mobile banking (gebruik van mobiele telefoons om
geld over te maken). Het in Nederland gevestigde bedrijf Celtel
(nu: Zain) heeft met behulp van FMO fondsen mobile banking
ontwikkeld, dat in een aantal ontwikkelingslanden wordt toegepast.
Dit is een sterk groeiend fenomeen, dat door de private sector
wordt opgepakt.
Stimuleren van kleinschalige initiatieven van migranten
Nederland biedt migrantenorganisaties via de loketten van
verschillende maatschappelijke organisaties mogelijkheden om
geldovermakingen in te zetten voor ontwikkelingsactiviteiten. Zo biedt
NCDO de mogelijkheid om bijeengebrachte fondsen van migranten te
verdubbelen voor ontwikkelingsprojecten.
Remittance corridor study Nederland - Afghanistan
In opdracht van het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft de
Universiteit Maastricht een studie uitgevoerd naar de remittance
corridor Nederland-Afghanistan. De studie, die in november 2009 is
opgeleverd, doet concrete beleidsaanbevelingen voor (a) de stimulering
van het gebruik van formele kanalen voor geldovermakingen en (b) de
verbetering van de toegang tot financiële dienstverlening in
Afghanistan. Op basis van de uitkomsten en aanbevelingen van de studie
zullen beleidsmatige vervolgstappen worden bepaald.
Prioriteit 6 Bevorderen van duurzame terugkeer en herintegratie
De duurzame terugkeer en herintegratie van migranten naar hun land van
herkomst biedt mogelijkheden om een impuls te geven aan de economische
ontwikkeling van die herkomstlanden. Door de terugkeerders te
begeleiden bij de terugkeer en hen ondersteuning te bieden bij de
herintegratie door bijvoorbeeld het startkapitaal te verschaffen voor
een eigen bedrijfje, wordt, weliswaar op kleine schaal, een bijdrage
geleverd aan armoedebestrijding.
Het stimuleren van terugkeer, bij voorkeur vrijwillige terugkeer, is
het afgelopen jaar hoog op de politieke agenda van het
kabinet geplaatst. Om tot duurzame terugkeer en herintegratie in het
land van herkomst te komen, is de medewerking van de vreemdeling en
van het land van herkomst nodig. Het ministerie van Justitie heeft het
tweewekelijkse Strategisch Landenoverleg Terugkeer (SLOT) in het leven
geroepen, waarbij de minister en staatssecretaris van Justitie met de
relevante dienstonderdelen van Justitie en Buitenlandse Zaken samen
landen bespreken waarbij terugkeer problematisch is.
Landen waarbij een bredere interdepartementale strategie wenselijk is
worden vervolgens één maal in de drie weken in de ministerraad
besproken. In deze overleggen wordt gesproken over de middelen die
kunnen worden ingezet om de individuele terugkeer te faciliteren en
herintegratie te bevorderen. Daarnaast wordt er gesproken over de
instrumenten die kunnen worden ingezet om landen die niet of
onvoldoende meewerken aan het terugnemen van hun onderdanen in
beweging te krijgen.
Tevens is op 12 november 2009 een interdepartementale
voorlichtingsbijeenkomst over terugkeer georganiseerd. Draagvlak voor
migratie in onze maatschappij wordt positief beïnvloed door de
beheersing van migratiestromen. Ook moet een balans worden gevonden
tussen de positieve en negatieve effecten van migratie voor de
ontwikkelingslanden zelf. De terugkeer van illegaal in Nederland
verblijvende vreemdelingen naar hun land van herkomst is een primaire
doelstelling van het huidige kabinet.
Het bewegen van landen van herkomst om onderdanen terug te nemen is
een belangrijke stap op weg naar deze doelstelling die alleen door
intensieve interdepartementale samenwerking gerealiseerd kan worden.
Tijdens de discussie stond de vraag centraal naar de meest effectieve
wijze waarop verbanden kunnen worden gelegd met andere internationale
activiteiten van Nederland om dit doel te bereiken. Hierbij kan
bijvoorbeeld worden gedacht aan het bevorderen van duurzame terugkeer
en herintegratie door een financiële bijdrage aan individuele
terugkeerders, aan het financieren van (capaciteitsopbouw)projecten in
de landen van herkomst die hieraan bijdragen of aan het uitoefenen van
druk op overheden van landen van herkomst om aan terugkeer mee te
werken.
Nederland heeft in 2009 in totaal Euro 4,1 miljoen uitgegeven aan
vrijwillige terugkeer en herintegratie. Hiermee is invulling gegeven
aan de motie Ferrier van 12 november 2008 om in 2009 Euro 4 miljoen te
besteden aan de ondersteuning en begeleiding van ex-asielzoekers
teneinde stappen te ondernemen voor een perspectiefvolle terugkeer en
duurzame herintegratie.
Herintegratie Regeling Terugkeer
De Herintegratie Regeling Terugkeer (HRT) is een financiële stimulans
die erop is gericht de potentiële terugkeerder te stimuleren
zelfstandig terug te keren naar het land van herkomst. Het
HRT-programma is in mei 2008 geëvalueerd. De belangrijkste bevindingen
van het evaluatierapport zijn: 1) de financiële stimulans speelt
slechts een secundaire rol in het besluit om terug te keren; 2) de
financiële stimulans faciliteert niet per definitie duurzame
herintegratie; 3) voor effectieve herintegratie dient de financiële
stimulans ondersteund te worden door additionele
herintegratieactiviteiten in het land van terugkeer.
Per 1 oktober vorig jaar is de derde fase van deze regeling gestart,
de HRT 2008. In het eerste jaar van deze fase zijn 903 mensen
teruggekeerd met gebruikmaking van deze regeling. Dit is een
significante toename in vergelijking met de twee voorgaande jaren.
Rapportageperiode
Totaal aantal terugkeerders met HRT
juni - december 2004
821
januari - december 2005
1441
januari - december 2006
1290
januari - december 2007
312
januari - september 2008
156
oktober 2008 - september 2009
903
Deze stijging kan worden verklaard door een verruiming van de criteria
in de nieuwe regeling, zodat een grotere doelgroep in aanmerking komt,
alsmede door de afschaffing van het categoriale beschermingsbeleid van
Irakezen. Uit de cijfers van het eerste jaar blijkt dat vooral
Irakezen (602, dit is 67%) gebruik maken van de regeling. Er hebben
nog maar weinig afvallers van de Regeling van de HRT gebruik gemaakt.
Dit aantal is waarschijnlijk achtergebleven bij de verwachtingen omdat
afvallers van de pardonregeling na een uitspraak van de Hoge Raad de
mogelijkheid hebben gekregen rechtsmiddelen in te stellen tegen het
niet verkrijgen van een verblijfsvergunning. De in de beleidsnotitie
genoemde datum van 1 januari 2010 voor wat betreft het aflopen van de
termijn waarbinnen de afvallers van de pardonregeling gefaciliteerd
kunnen worden binnen de HRT, wordt verruimd.
Platform Duurzame Terugkeer
De beleidsnotitie heeft op het gebied van duurzame terugkeer en
herintegratie als tweede prioriteit ingezet op de
`herintegratiebijdrage in natura'. Deze vorm van assistentie bij
terugkeer en herintegratie is complementair aan de HRT en betreft
vrijwillige terugkeer waarbij in het land van herkomst ondersteuning
wordt verleend in de vorm van hulp bij het opzetten van een eigen
bedrijf, beroepscursussen of het volgen van een opleiding.
Verschillende organisaties, verenigd in het Platform Duurzame
Terugkeer (COA, Healthnet/TPO, HIT, IOM, Nidos, SAMAH, Maatwerk bij
Terugkeer, Stichting Mondiale Samenleving, Pharos, VWN) hebben een
visie op duurzame terugkeer gepresenteerd aan de Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking en de Staatssecretaris van Justitie. Deze
visie is uitgewerkt tot een subsidieverzoek dat in augustus 2009 werd
ingediend.
Het voorstel beoogt een samenwerkingsverband op te zetten tussen tien
organisaties teneinde de vrijwillige duurzame terugkeer naar en
herintegratie van vreemdelingen in hun land van herkomst te
bewerkstelligen. De verschillende organisaties werken samen waarbij
gebruik wordt gemaakt van hun specifieke expertise. Zo hebben IOM en
Maatwerk bij Terugkeer met het oog op hun internationale netwerk een
belangrijke taak in de herintegratietrajecten, verzorgt SAMAH de
voorlichting en begeleiding van jongeren, en biedt Healthnet/TPO
psychosociale begeleiding aan terugkeerders. Deze activiteiten worden
ter financiering voorgelegd in de vorm van acht separate
pilot-projecten van de verschillende organisaties.
De samenwerking (geformaliseerd in een Stichting), is georganiseerd in
een frontoffice, een backoffice en een programmabureau. De
activiteiten van het frontoffice en het programmabureau vinden plaats
in Nederland. De activiteiten van het backoffice vinden met name
plaats in de landen van herkomst. Beoogd wordt dat met de activiteiten
van het Platform over een periode van twee jaar 1100 personen
(duurzaam) terugkeren naar het land van herkomst. Van deze groep
doorlopen 850 personen een herintegratietraject in het land van
herkomst.
Nederland heeft besloten financiering toe te kennen onder voorwaarden.
De belangrijkste is dat het Platform zich in zijn activiteiten zal
moeten conformeren aan de doelgroep en landenlijst zoals omschreven in
de beleidsnotitie. De subsidie is verleend met ingang van 1 december
voor een periode van 1 jaar en voor een bedrag van Euro 4,5 miljoen.
Indien het eerste jaar voldoende resultaten oplevert, zullen de
mogelijkheden voor een vervolg overwogen worden.
Nationale terugkeerprogramma's in landen van herkomst
In de beleidsnotitie wordt, in het verlengde van of als alternatief
voor de HRT in natura, gedacht aan nationale terugkeerprogramma's in
landen van herkomst, indien een overheid van een herkomstland tot de
conclusie komt dat de herintegratie van terugkeerders (niet alleen
vanuit Nederland) een probleem is. Het beleidsvoornemen is te komen
tot actieve samenwerking op het gebied van vrijwillige terugkeer en
herintegratie met enerzijds andere Europese landen, en anderzijds
geïnteresseerde herkomstlanden. Begin 2010 wordt het resultaat
verwacht van een studie die op initiatief van Nederland is uitgevoerd
door de Stichting Hersteld Vertrouwen in de Toekomst (HIT) naar de
mogelijkheden tot samenwerking op dit gebied.
Assisted voluntary return and reintegration (AVRR) Afghanistan en Irak
Op 1 mei 2009 is een programma voor vrijwillige terugkeer en
herintegratie van start gegaan met IOM Kaboel. De activiteit Reception
and Reintegration of Afghan Nationals to Afghanistan- REAN plus beoogt
in een periode van achttien maanden de terugkeer en herintegratie van
50 Afghanen te faciliteren die vrijwillig uit Nederland wensen terug
te keren naar Afghanistan.
Per 1 december 2009 is ook voor Irak een programma gericht op duurzame
terugkeer en herintegratie van start gegaan. De activiteit Assisted
Voluntary Return and Reintegration of Iraqi nationals (AVRR - Iraq)
beoogt in een periode van twee jaar de vrijwillige terugkeer naar en
succesvolle sociaal-economische herintegratie in Irak van 500 Irakezen
te faciliteren. Het gaat hier, net als in Afghanistan, om activiteiten
zoals ondersteuning bij het zoeken naar huisvesting en werk of het
aanbieden van opleidingen en cursussen voor bijvoorbeeld het opzetten
van een eigen bedrijf. De bedoeling is dat door deze ondersteuning de
terugkeer een duurzamer effect krijgt.
De terugkeer van een groot aantal personen kan een grote impact hebben
op een lokale gemeenschap. Het is daarom van belang dat de gemeenschap
direct of indirect profiteert van de terugkeer. IOM zal daarom naast
de directe terugkeeractiviteiten vier Community Assistance Projects
(CAPs) uitvoeren, ter ondersteuning en stabilisering van lokale
gemeenschappen die met veel terugkeerders te maken krijgen. Bij deze
CAPs gaat het om kleinschalige initiatieven op het terrein van met
name infrastructuur, drinkwater/sanitatie, gezondheidszorg en
onderwijs. De CAPs komen de gehele gemeenschap ten goede.
Ook zullen in het kader van dit programma en in coördinatie met GDISC
(General Director of Immigration Services Conference) en de Temporary
Desk on Iraq (TDI), twee internationale bijeenkomsten worden
georganiseerd, om best practices in bilaterale AVRR-projecten met Irak
te verzamelen. Tijdens de bijeenkomsten kunnen ook de mogelijkheden en
noodzaak van Europese samenwerking op het terrein van AVRR naar Irak
worden geïnventariseerd. Daarmee geeft het project invulling en
opvolging aan de conclusies van de bijeenkomst over een Coherent Plan
for Iraq, die op initiatief van de Staatssecretaris van Justitie in
december 2008 in Den Haag plaatsvond.
Assisted voluntary return and reintegration (AVRR) in their countries
of origin of irregular migrants stranded in Morocco
In het kader van de ondersteuning bij de duurzame terugkeer en
herintegratie van speciale groepen is Nederland mede-financier van de
activiteit Assisted voluntary return and reintegration in their
countries of origin of irregular migrants stranded in Morocco. Deze
activiteit beoogt bij te dragen aan een structurele oplossing voor de
vaak precaire en uitzichtloze situatie van gestrande migranten in
Marokko en bovendien een bijdrage te leveren aan de vermindering van
de druk van illegale migratiestromen naar Europa. Uit de activiteiten
wordt ten slotte getracht aanwijzingen af te leiden over illegale
migratiestromen en -trends.
Concrete doelstelling van de activiteit is het verlenen van
assistentie bij de duurzame vrijwillige terugkeer en herintegratie van
570 kwetsbare illegale migranten die in Marokko zijn gestrand naar hun
respectievelijke herkomstland. De herintegratie-activiteiten zijn over
het algemeen micro-projecten in de handel- en dienstensector, waarbij
migranten financieel worden ondersteund bij het opzetten van een eigen
zaak. Indien mogelijk wordt het geld direct overgemaakt aan de
leveranciers van het benodigde materieel. Op verzoek van Nederland
wordt in het kader van dit project een onafhankelijke evaluatiestudie
uitgevoerd naar de factoren die bijdragen aan geslaagde herintegratie.
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV's)
Nederland financiert twee activiteiten die specifiek gericht zijn op
AMV's, waarbij terugkeerders een beroep kunnen doen op onderdak,
training en het zoeken naar een passende werkomgeving. In de praktijk
wordt hiervan echter maar beperkt gebruik gemaakt. Nederland verkent
daarnaast de mogelijkheden om te komen tot een samenwerkingsverband
met de Britse en Noorse overheid ten behoeve van Afghaanse AMV's. De
bedoeling is om in Afghanistan een instituut te creëren waar
terugkerende Afghaanse jongeren een opleiding kunnen krijgen die hen
in staat moet stellen een baan te vinden en op eigen benen te staan.
Onderzoek
IS-Academie 4
Het partnerschap met de Universiteit Maastricht in het kader van de
IS-academie `Migration and Development: A World in Motion' heeft vorm
gekregen. De kruisbestuiving tussen academici en beleidsmakers beoogt
enerzijds de evidence-base van het relatief nieuwe beleidsterrein
migratie en ontwikkeling te versterken en anderzijds de relevantie van
academisch onderzoek ter zake te vergroten. De officiële
startconferentie vindt in februari 2010 plaats. Binnen het
onderzoekstraject worden vijf PhD-onderzoeken uitgevoerd. De
onderwerpen zijn:
1. Geldovermakingen, ontwikkeling (lokale economische groei) en
armoedeverlichting
2. Brain drain en ontwikkelingsbeleid
3. Terugkeer (return migration) in de levenscyclus van migranten
4. De migratie - ontwikkeling nexus in de Externe Betrekkingen van de
EU
5. EU mobiliteitspartnerschappen: een vergelijkende beleidsevaluatie.
The Hague Process on Refugees and Migration (THP) - Scenario Onderzoek
THP voert een door Nederland mede-gefinancierd onderzoek uit naar de
richting en aard van toekomstige mondiale en regionale migratiestromen
en het effect hiervan op landen van bestemming in Europa en landen van
herkomst in Afrika, Azië en het Midden Oosten, door het uitwerken van
een aantal scenario's. Bij het opstellen van deze scenario's worden de
toekomstige maatschappelijke, culturele, economische, politieke,
demografische en milieuomstandigheden in ogenschouw genomen. De
scenario's beschrijven vier dimensies van migratie, namelijk de
omvang, patronen, beweegredenen en gevolgen van migratie. Het
onderzoeksproject draagt bij aan het vergroten van de kennis over de
relatie tussen migratie en ontwikkeling en de beleidsontwikkeling op
dit terrein.
1 Naar aanleiding van de motie (31 700 VI) Van Haersma Buma en Arib,
die tijdens de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Justitie
werd ingediend op 5 november 2008, is Irak aan de landenlijst
toegevoegd. In de motie werd verzocht om extra inspanningen ten
behoeve van terugkeer naar Irak. Sierra Leone is hiermee komen
vervallen.
2 In oktober 2008 (Manilla) en november 2009 (Athene) werden onder het
respectievelijke voorzitterschap van de Filippijnen en Griekenland de
tweede en de derde bijeenkomst van het GFMD gehouden. Deze
bijeenkomsten vormen het vervolg op de High Level Dialogue on
International Migration and Development (HLD), die in september 2006
plaatsvond in de AVVN en de eerste bijeenkomst van het GFMD in juli
2007 in Brussel.
3 Kamerstuk 2008-2009, 29693, nr.15.
4 De IS-Academie beoogt de kloof tussen wetenschap en beleid te
verkleinen door samenwerkingstrajecten op te zetten tussen erkende
kennisinstellingen (faculteiten, vakgroepen en onderzoeksinstituten)
en verschillende afdelingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Ministerie van Buitenlandse Zaken