Datum 25 januari 2010
voortgangsrapportage uitvoering wetten verzetsdeelnemers en
oorlogsgetroffenen
1. Inleiding
Met deze brief wil ik u graag informeren over de ontwikkelingen op het terrein van Uw brief
verzetsdeelnemers, oorlogsgetroffenen en herinnering Tweede Wereldoorlog. De
uitgangspunten van mijn beleid zijn, zoals ik u eerder in mijn voortgangs-
apportages heb gemeld: toekomstbestendigheid en continuïteit. Het aantal
mensen dat de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt wordt steeds kleiner.
Mijn doelstelling is de groep die er nog is te blijven bedienen, op basis van het
stelsel dat ontworpen is vanuit de beginselen ereschuld en bijzondere solidariteit.
Een tweede doelstelling is het verhaal over de gebeurtenissen uit de Tweede
Wereldoorlog door te geven aan nieuwe generaties, zodat het betekenis houdt,
ook wanneer er straks geen ooggetuigen meer zijn die dit verhaal uit eigen
ervaring kunnen vertellen.
In deze brief informeer ik u eerst over de maatregelen die ik sinds het algemeen
overleg met de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) op
12 november 2008 (Kamerstukken II 2008-2009, 20 454, nr. 95) genomen heb
met betrekking tot het wettelijke stelsel voor verzetsdeelnemers en
oorlogsgetroffenen. Vervolgens schets ik u nog enkele actuele discussies binnen
dit stelsel. Tot slot van deze brief geef ik u een overzicht van de ontwikkelingen op
het terrein van herinnering.
Een belangrijk onderwerp bij de actuele discussies is de `Gerichte benadering',
waarbij in de afgelopen jaren potentiële gerechtigden gericht op naam zijn
benaderd om hen te wijzen op de (on)mogelijkheden van de wetten voor
oorlogsgetroffenen. Onlangs heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) een
uitspraak gedaan die gevolgen kan hebben voor de financiële resultaten van dit
project. Deze uitspraak gaat over de preciese ingangsdatum van de financiële
aanspraak. Clienten hebben op basis van hun aanvraagdatum een toekenning
voor financiële aanspraak gekregen, de CRvB wijst erop dat de datum van
erkenning in dit geval de startdatum van het project zou moeten zijn.
Momenteel bestudeer ik de gevolgen van deze uitspraak. Ik zal u daarover op
korte termijn separaat nader informeren.
Pagina 1 van 20
Eenheid
2. De wijzigingen van het uitvoeringsbestel: de stand van zaken in Oorlogsgetroffenen en
het project overdracht van taken PUR-SVB Herinnering WO II
In de afgelopen jaren heb ik u, mede namens mijn ambstgenoot van Sociale Ons kenmerk
OHW-U-2978305
Zaken en Werkgelegenheid (SZW), diverse malen geïnformeerd over de relevante
ontwikkelingen op het beleidsterrein verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.
Daarin is steeds naar voren gekomen dat nadere maatregelen nodig zijn om in de
komende jaren een reële inhoud te kunnen blijven geven aan de principiële
grondslagen van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen:
ereschuld en bijzondere solidariteit.
Om continuïteit van de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en
oorlogsgetroffenen te garanderen is, in overleg met de staatssecretaris van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), besloten om het cliëntenbeheer per
1 januari 2011 in zijn geheel wettelijk over te hevelen van de Pensioen- en
Uitkeringsraad (PUR) naar de Sociale verzekeringsbank (SVB). Het is daarbij van
groot belang voor de doelgroepen deze overgang met zorg te begeleiden en tot
stand te laten komen. Met grote zorgvuldigheid wordt thans gewerkt aan de
overgang. Zo is er uitvoerig overleg geweest met de belangenorganisaties en is
mede naar aanleiding van opmerkingen van deze belangenorganisaties gezocht
naar oplossingen waar alle betrokken partijen mee uit de voeten kunnen.
Stand van zaken overdrachtsproject
Sinds het algemeen overleg van 12 november 2008 heeft dit project veel
vooruitgang geboekt. Inmiddels is de volgende tussenstand bereikt:
· Een wetsvoorstel over de organisatie van de uitvoering van de wetten voor
verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen, dat de instemming heeft van de
PUR-doelgroepen vertegenwoordigd in de Klankbordgroep. Dit wetsvoorstel
wordt u binnenkort aangeboden.
· Een principe-akkoord met de vakbonden over een sociaal plan voor de
overgang van PUR-personeel naar de SVB.
· Een organisatie- en formatierapport over de nieuwe SVB-afdeling voor
verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen en over de ondersteuning vanuit
SVB-diensten voor de taakuitvoering van deze SVB-afdeling.
· Afspraken tussen SVB en VWS over een meerjarig financieel kader voor de
uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.
· Afspraken tussen PUR en SVB over de overdracht van ICT-systemen inclusief
de aanpak van een Due-dilligence onderzoek als acceptatietest, te starten in
januari 2010.
· Afspraken over de toekomstige rol van de buitenlandse posten bij de
uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.
Daarbij is in overleg met de minister van Buitenlandse Zaken besloten om,
conform de wens van de cliëntenraad van de PUR in Israël, de verplaatsing
van het Nederlands Informatiekantoor van Jeruzalem naar de Nederlandse
ambassade in Tel Aviv niet eerder dan begin 2013 te realiseren.
De uitvoering van bovenstaande punten en de resultaten tot nu toe worden hierna
verder toegelicht.
Pagina 2 van 20
Eenheid
Strekking wetsvoorstel Oorlogsgetroffenen en
Herinnering WO II
In mijn brief van 17 juni 2008 (Kamerstukken II 2008-2009, 20 454, nr. 90) heb
ik u gemeld dat de organisatie van de wetsuitvoering vanaf 2011, zoals die mij Ons kenmerk
OHW-U-2978305
voor ogen staat, de volgende kenmerken zal hebben:
· Alle nieuwe eerste aanvragen worden beslist door de PUR `nieuwe stijl'. De
PUR zal in de toekomst de facto bestaan uit een college dat de rechtsopvolger
is van de huidige PUR.
· Vervolgaanvragen worden vanaf 2011 afgehandeld door (dan voormalige)
PUR-medewerkers, in dienst van de SVB. Bij de beslissingen over deze
vervolgaanvragen is de SVB evenwel gebonden aan het door de PUR
geformuleerde beleidskader. In het beleidskader zijn de regels ten aanzien
van de toepassing van de wetten voor verzetsdeelnemers en
oorlogsgetroffenen gedetailleerd beschreven. Ook nu al is het beleid van de
raadskamers van de PUR in beleidsboeken uitgewerkt. Voor de gevallen
waarin het beleidskader niet voorziet (naar schatting in maximaal 5% van de
gevallen) zal wettelijk worden geregeld dat de SVB gehouden is advies te
vragen aan de PUR.
· De noodzakelijke onderlinge afstemming tussen de PUR en de SVB over de
door deze organisaties te nemen besluiten krijgt de vorm van een
gestructureerd uitvoeringsoverleg.
· Alle voorbereidende en uitvoerende taken in het kader van zowel de nieuwe
eerste aanvragen als van de vervolgaanvragen van bestaande cliënten,
worden ondergebracht bij de SVB. Het betreft globaal alle werkzaamheden die
nu door `het bureau' van de PUR worden uitgevoerd.
· De wetsuitvoering door de SVB zal voldoen aan dezelfde hoge standaarden op
het terrein van cliëntgerichtheid, toegankelijkheid en communicatie als nu
worden gehanteerd door de PUR-organisatie.
· De verantwoordelijke bewindspersoon van VWS houdt rechtstreeks toezicht op
de wetsuitvoering door PUR en SVB. Bijzonder aandachtpunt zal daarbij de
(wijze van) afstemming tussen beide uitvoeringsorganisaties zijn.
Op dit moment is op basis van de Wet op de PUR de PUR het zelfstandige
bestuursorgaan dat is belast met de toepassing en de uitvoering van de wetten
voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. In het wetsvoorstel dat deze
principes uitwerkt (Wuvo, Wet uitvoering wetten voor verzetsdeelnemers en
oorlogsgetroffenen) wordt de overdracht van taken van de PUR naar de SVB
geregeld volgens de afspraken die ik hierover met uw Kamer in het algemeen
overleg op 12 november 2008 heb gemaakt en vervolgens in goed overleg met
PUR en SVB èn met vertegenwoordigers van de PUR-doelgroepen nader heb
uitgewerkt. De Raad van State heeft recent advies uitgebracht over het
wetsvoorstel, dat binnenkort aan uw Kamer wordt aangeboden.
Afstemming wetsvoorstel met de doelgroepen
In de voorbereiding van de voorstellen rondom de overdracht van taken van de
PUR naar de SVB heb ik in gesprekken met belangenorganisaties en met de
cliëntenraad van de PUR gemerkt dat men vooral zorgen heeft over de
toekomstige kwaliteit van de zorg en de cliëntgerichtheid in de nieuwe situatie.
Pagina 3 van 20
Om deze verontrusting weg te nemen vindt het proces van overgang van taken Eenheid
van de PUR naar de SVB plaats in nauwe samenspraak met de Oorlogsgetroffenen en
belangenorganisaties en de PUR-cliëntenraad. Daartoe is een Klankbordgroep Herinnering WO II
geformeerd, met vertegenwoordigers vanuit de cliëntenraad van de PUR,
belangengroepen en organisaties van verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen uit Ons kenmerk
OHW-U-2978305
binnen- en buitenland. Hiermee is verzekerd dat bij de uitwerking van dit proces
de doelgroepen van dit project zeer nauw zijn betrokken. Van vitaal belang is
daarbij de functie van de Klankbordgroep. In deze Klankbordgroep wordt uitvoerig
gesproken over de stappen in dit proces. Uiteraard is ook over de (contouren van)
het wetsvoorstel Wuvo intensief overleg gevoerd.
De belangrijkste thema's die in de Klankbordgroep aan de orde zijn geweest:
· Kwaliteitsborging
De Klankbordgroep heeft aangegeven groot belang te hechten aan een vorm van
kwaliteitsborging. De zorgplicht voor de kwaliteit van de dienstverlening wordt in
het wetsvoorstel Wuvo geregeld in het verlengde van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen. De SVB is verplicht zich over de invulling van de zorgplicht in
het jaarverslag te verantwoorden. Daarnaast zal in een nader op te stellen
ministeriële regeling een aantal kwaliteitsindicatoren worden opgenomen op basis
waarvan de SVB periodiek bepaalde informatie aan VWS dient aan te leveren
(bijvoorbeeld behandeltermijnen en het aantal door cliënten ingediende klachten
en bezwaarschriften). Het hanteren van kwaliteitssystemen en de verantwoording
over de toepassing daarvan zijn de belangrijkste waarborgen in de kwaliteit van
dienstverlening. In goed overleg met de Klankbordgroep zal worden bezien in
hoeverre voor de afdeling verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen kan worden
aangesloten bij de bestaande SVB-kwaliteitssystemen. Hetzelfde geldt voor
aansluiting bij de periodieke SVB-klant-tevredenheidsonderzoeken.
· Functie van externe audits
Door de Klankbordgroep is aangegeven dat externe audits als toezichtinstrument
belangrijk kunnen zijn, bijvoorbeeld om de samenwerking tussen de PUR en de
SVB te onderzoeken of om de kwaliteit van de dienstverlening te bewaken.
Vastgesteld is dat het instrument `audit', in het kader van de verantwoording van
de middelen op de begroting van het Ministerie van VWS, behoort tot de
instrumenten die door de minister van VWS kunnen worden ingezet in het kader
van het toezicht op de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en
oorlogsgetroffenen. Bij de beantwoording van Tweede Kamer-vragen in het kader
van de vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van VWS voor het
jaar 2009 (Kamerstukken II 2008-2009, 31 700 XVI, nr. 23) is al gesteld dat
VWS, bijvoorbeeld via een periodieke audit, toezicht zal kunnen houden op de
wijze waarop de PUR en de SVB de noodzakelijke afstemming in de praktijk
vormgeven. De intensiteit van het toezicht wordt wel afgestemd op de mate
waarin en de wijze waarop de organisaties laten zien dat adequate uitvoering is
gewaarborgd; `gerechtvaardigd vertrouwen' speelt hierbij een belangrijke rol.
Externe audits zijn pas aan de orde als de kwaliteit van dienstverlening niet
voldoende is.
· Handhaving procedures bezwaarschriften en klachten
De Klankbordgroep hecht er waarde aan dat in het wetsvoorstel expliciet wordt
aangegeven dat de bezwaarschriften van cliënten door ex-PUR-medewerkers
zullen worden behandeld. Pagina 4 van 20
Om die reden heb ik in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel benadrukt Eenheid
dat de taken die overgaan van de PUR naar de SVB zullen worden verricht door Oorlogsgetroffenen en
SVB-werknemers die deze taken vóór de overdracht in dienst van de PUR Herinnering WO II
verrichtten. Hierdoor wordt een extra waarborg gegeven voor het behoud van de
bij de huidige PUR aanwezige kennis en betrokkenheid en het hoge niveau van Ons kenmerk
OHW-U-2978305
dienstverlening. In dit kader zijn de PUR en de SVB overeengekomen dat de
bestaande praktijk rondom bezwaar en beroep in organisatorisch opzicht na de
overdracht van taken niet zal wijzigen. Daarnaast is het van belang dat op grond
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de klachtenprocedures voor cliënten nu
al zijn geregeld en dus ongewijzigd blijven.
· Bestuurlijke verhoudingen VWS, SZW, SVB en PUR
In de Klankbordgroep zijn vragen aan de orde geweest over de bestuurlijke
verhoudingen tussen de betrokken ministeries en de zelfstandige bestuursorganen
(ZBO) SVB en PUR, met name over eventueel ingrijpen bij taakverwaarlozing bij
de SVB en de `eigen beleidsruimte' van de SVB bij het beslissen op
vervolgaanvragen. De vragen betreffende de beleidsruimte van de SVB zijn
uiteraard ingegeven door het grote vertrouwen dat men heeft in de huidige PUR-
raadskamers en omdat men de huidige uitvoering bij de PUR gewend is en deze
uitvoeringspraktijk graag voortgezet wil hebben.
Ten aanzien van de taakverwaarlozingsregeling is mijn reactie geweest dat het
een beslissing van het kabinet is om vanuit haar politieke verantwoordelijkheid de
uitvoering van de vervolgaanvragen met betrekking tot de zorg voor
verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen bij de SVB te beleggen. Het Rijk
opereert als eenheid en in dat kader zal de minister van SZW in het geval van
ernstige taakverwaarlozing, al dan niet op voordracht van VWS vanuit de
verantwoordelijkheid voor het zelfstandige bestuursorgaan SVB en als
medeondertekenaar van de wet Wuvo op bestuurlijk niveau ingrijpen. Overigens
gaat het hierbij nadrukkelijk om een `ultimum remedium' om in te grijpen. Met
deze uitleg kan de Klankbordgroep zich in deze uitwerking vinden, met
uitzondering van het Indisch Platform. Hierop zal op pagina 6 nader worden in
gegaan.
Met de Klankbordgroep is ook uitvoerig gesproken over de balans tussen PUR-
beleidsregels en de SVB-uitvoering daarvan. De PUR is belast met het beslissen
over de toelating tot de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.
Tevens krijgt de PUR de bevoegdheid om beleidsregels op te stellen voor de door
de SVB te nemen beschikkingen op aanvragen van cliënten die al een financiële
aanspraak hebben op grond van één van de wetten voor verzetsdeelnemers en
oorlogsgetroffenen. Door het continueren van het door de PUR opstellen van
beleidsregels voor deze vervolgaanvragen, wordt de lijn voortgezet, waarin het
beleid voor beslissingen betreffende individuele gerechtigden wordt vastgesteld
door personen die bekend zijn met de problematiek van de doelgroep en die
affiniteit met deze doelgroep hebben. Indien de beleidsregels in een concreet
geval voor de SVB niet toepasbaar zijn, wordt de SVB wettelijk verplicht om de
PUR advies te vragen. Als uitgangspunt hierbij geldt dat het advies van de PUR
leidend is voor de SVB. Wanneer de SVB een besluit neemt dat afwijkt van het
advies van de PUR, moet dit op grond van de Awb gebeuren onder vermelding van
de reden van afwijking in de motivering. Ook wordt de SVB verplicht de PUR (en
de Minister van VWS) hiervan op de hoogte te stellen.
Pagina 5 van 20
Sluitstuk van de verhouding tussen PUR-SVB is dat op basis van de bevoegdheid Eenheid
van de PUR tot het stellen van beleidsregels het ook mogelijk is, dat de PUR naar Oorlogsgetroffenen en
aanleiding van een SVB-verzoek om een advies over een vervolgaanvraag, als Herinnering WO II
antwoord hierop voor vergelijkbare gevallen een aanvullende beleidsregel
formuleert. Ons kenmerk
OHW-U-2978305
De Klankbordgroep heeft aangegeven het een probleem te vinden dat er geen
duidelijke juridische mogelijkheid is voor de PUR om actie te ondernemen tegen
een besluit van de SVB waarbij wordt afgeweken van het advies van de PUR. Men
had daarom graag gezien dat er in het wetsvoorstel een bepaling zou worden
opgenomen waarin wordt geregeld dat de PUR belanghebbende is bij besluiten
van de SVB. Hierdoor zou het voor de PUR mogelijk zijn bezwaar te maken tegen
het besluit van de SVB waarbij van het PUR-advies is afgeweken.
Aan dit verzoek is geen gevolg gegeven. Bij besluiten van de SVB heeft de PUR
geen belang, het gaat om het belang van de aanvrager. Indien de aanvrager het
niet eens is met het door de SVB afwijken van het advies van de PUR, heeft hij op
basis van de Awb zelf de rechtsmiddelen bezwaar en beroep in handen om de
beslissing van de SVB aan te vechten. De administratieve rechter (in casu de
Centrale Raad van Beroep) kan de beslissing van de SVB uitstekend toetsen
omdat, zoals hiervoor gesteld, de SVB het afwijken van het advies van de PUR
grondig moet motiveren. Ook in dit geval kan de PUR als reactie een nieuwe
beleidsregel opstellen of een bestaande beleidsregel aanpassen, waardoor de SVB
voortaan conform deze regel moet beslissen.
In de voorbereidingsfase van het wetsvoorstel heeft de PUR bovendien
nadrukkelijk aangegeven er absoluut geen prijs op te stellen als belanghebbende
in bovenstaande zin bij besluiten van de SVB te worden aangemerkt.
· Herkenbaarheid merknaam PUR in communicatie SVB
De Klankbordgroep hecht er aan dat in de communicatie met de cliënten wordt
verwezen naar het feit dat de SVB zijn beslissingen neemt op basis van de
beleidsregels van de PUR. Dit zal permanent als gegeven worden opgenomen in
de correspondentie ter zake. De Klankbordgroep heeft bovendien aangegeven te
hechten aan het feit dat de `merknaam' PUR waar mogelijk tijdelijk wordt verwerkt
in de correspondentie van de SVB met de cliënten van de PUR. VWS en de SVB
hebben met beide punten ingestemd.
· Behoud cliëntenraad
De Klankbordgroep heeft gevraagd om behoud van een aparte cliëntenraad.
Conform afspraak zal wettelijk verankerd een aparte cliëntenraad bij de SVB
voor het domein verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen worden ingesteld.
Resultaten afstemming over wetsvoorstel met Klankbordgroep
De leden van de Klankbordgroep zijn tevreden over de gang van zaken en de
toezeggingen naar aanleiding van geuite zorgen en gevoeligheden.
De leden van de cliëntenraad van de PUR hebben expliciet aangegeven dat,
alhoewel zij voorstander zijn van een andere organisatievorm dit is uiteengezet
in mijn brief aan de cliëntenraad van 4 november 2008 die in afschrift aan u is
verzonden (kenmerk, OHW-U-2889759) , men toch met het voorgestelde
wetsvoorstel kan leven. Pagina 6 van 20
De leden van de cliëntenraad van de PUR hebben hun waardering uitgesproken Eenheid
over de wijze waarop VWS met deze, voor de cliënten zo gevoelige materie, Oorlogsgetroffenen en
omgaat. Dit hebben zij ook te kennen gegeven in het oktober nummer van Herinnering WO II
`Aanspraak', een magazine voor de cliënten van de PUR (zie bijlage 1).
Ons kenmerk
OHW-U-2978305
Het Indisch Platform heeft aangegeven nog een probleem te zien in geval van
ernstige taakverwaarlozing door de SVB. Volgens het Indisch Platform is er een
risico dat de minister van SZW voorbij kan gaan aan klachten van de minister van
VWS over ernstige taakverwaarlozing. Indien zich die situatie voordoet, wil het
Indisch Platform de instelling van een interdepartementale onderzoekscommissie.
Deze suggestie heb ik bij de afronding van het wetsvoorstel niet overgenomen.
Met de Wuvo, die mede door de minister van SZW wordt ondertekend, wordt door
het kabinet de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en
oorlogsgetroffenen herijkt. Bij eventuele problemen in de uitvoering zullen de
bewindspersonen van VWS en SZW in goed onderling overleg het kabinetsbeleid
vorm geven, waarbij de Wuvo een toereikend kader biedt. Mocht daarbij een
interdepartementaal onderzoek nodig zijn, dan kan dit en behoeft dat geen
specifieke wettelijke basis.
Overgang van personeel en inrichting nieuwe organisatie bij de SVB
Met de vakbonden en met de ondernemingsraden van PUR en SVB is uitvoerig
overleg gevoerd over de gevolgen van de overdracht van het cliëntenbeheer van
de PUR naar de SVB per 1 januari 2011 voor het personeel. Tegelijkertijd is er in
de aanloop naar de overdracht sprake van een forse reductie van personeel bij de
PUR door:
· Effecten van de wet vereenvoudiging van de uitvoering van de wetten voor
verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen van 20 november 2008 met veel
minder administratieve lasten voor cliënten en minder werk voor de PUR;
· Afronding van de projecten voor Gerichte en Brede Benadering, waardoor het
aantal eerste aanvragen naar verwachting op korte termijn fors zal dalen;
· Introductie bij de PUR van nieuwe ICT-systemen (digitale post en dergelijke);
· Minder cliënten door de demografische ontwikkeling.
Het gevolg van deze ontwikkelingen is een forse daling van het aantal benodigde
FTE's. Deze daling zou ook zonder de overgang van het cliëntbeheer van de PUR
naar de SVB plaats hebben gevonden. De PUR heeft aangegeven dat zij, in geval
van zelfstandig doorgaan, circa 100 FTE's in 2011 nodig zal hebben. Dit betekent
een forse daling ten opzichte van 2008 (circa 240 FTE's). Juist het feit dat de
krimp zich in die mate voordoet onderstreept de noodzaak om PUR-taken tijdig in
de grotere SVB-organisatie onder te brengen.
In mei en juni 2009 is een aanzienlijke versnelling bereikt bij de besluitvorming
over de inrichting van de SVB-organisatie na de overdracht van PUR-taken en
over de personele gevolgen.
Het overleg van PUR en SVB met de vakbonden heeft geleid tot principe-
overeenstemming over flankerend sociaal beleid en over de rechtspositionele
gevolgen voor het PUR-personeel dat overgaat naar een SVB-dienstverband.
Het overleg met de ondernemingsraden van PUR en SVB zal naar verwachting
geen belemmeringen opleveren voor de implementatie van de overdracht per
1 januari 2011. Pagina 7 van 20
Eenheid
Overdracht van ICT-systemen van de PUR. Oorlogsgetroffenen en
Herinnering WO II
Om de continuïteit van de dienstverlening te kunnen garanderen is besloten dat
de ICT-ondersteuning van de PUR mee gaat naar de SVB. De PUR is momenteel Ons kenmerk
OHW-U-2978305
bezig met een vrijwel integrale vernieuwing van de ICT-systemen, onder andere in
verband met de vereenvoudiging van de wetsuitvoering. Op verzoek van VWS
heeft de PUR in het voorjaar van 2009 een risicoanalyse laten uitvoeren op grond
waarvan de PUR-leiding VWS en SVB heeft medegedeeld, dat de aanpassing van
het systeem in verband met de vereenvoudiging van de wetsuitvoering voor 2010
wordt ingevoerd. Per december 2009 is het nieuwe systeem van kracht.
Met de SVB is afgesproken dat deze systemen door de SVB worden overgenomen
nadat zij in het kader van de overdracht begin 2010 een Due Diligence-onderzoek
als acceptatietest heeft uitgevoerd.
Financiële meerjarenafspraken VWS-SVB
Met de SVB-leiding is door VWS in juni en juli 2009 uitvoerig gesproken over een
financieel meerjarenkader. Daarbij zijn meerjarige financiële afspraken gemaakt
over de bekostigingssystematiek van de taken in het kader van de uitvoering van
de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. De uitwerking van deze
meerjarenafspraken en de indicatoren voor het monitoren van de door de SVB te
leveren prestaties worden opgenomen in een op basis van de Wuvo op te stellen
ministeriële regeling.
Kwartiermaken als volgende stap in de overgang
Met de resultaten tot dusverre kan worden vastgesteld dat er sinds het begin van
dit project in november 2008 veel werk is verzet en dat het overdrachtsproject
inmiddels is beland aan het einde van de "huiswerk-fase". In het najaar van 2009
is begonnen met de kwartiermakersfase. Dat betekent minder regie vanuit VWS
en een grotere rol voor de beide uitvoeringspartners.
Met deze nieuwe fase in het PUR-SVB-project is het karakter van dit
overdrachtsproces veranderd. In de huiswerkfase is het creëren van de condities
die voor deze operatie nodig zijn (wetgeving, sociaal beleid voor het personeel,
overleg en advies, inrichting van de nieuwe organisatie, ICT, financiële gevolgen
etcetera), en die intensieve samenwerking tussen de betrokken ministeries en de
beide ZBO's heeft gevergd, bepalend geweest. In het najaar van 2009 is de
nadruk in dit proces verschoven naar operationele vragen bij de SVB en bij de
PUR, die minder directe bemoeienis vanuit VWS (en SZW) vragen. Het
zwaartepunt rondom deze vragen is nu met name bij de SVB komen te liggen.
De SVB heeft besloten de rol van de SVB-kwartiermaker in te vullen op het niveau
van de Raad van Bestuur. De SVB geeft samen met de PUR in een
migratieplan invulling aan operationele vragen bij de overgang van personeel, ICT
en dergelijke.
Er is begonnen met de voorbereiding van de inrichting van een `nieuwe PUR', wat
mede gelet op de betrokkenheid vanuit de organisaties van verzetsdeelnemers en
oorlogsgetroffenen, een bestuurlijk-sensitief proces is. Pagina 8 van 20
Inmiddels heb ik de voorzitter van het College van Raadskamers van de PUR Eenheid
bereid gevonden op te treden als kwartiermaker voor de nieuwe PUR, in het Oorlogsgetroffenen en
bijzonder voor de te benoemen leden van de PUR per 1 januari 2011. De Herinnering WO II
kwartiermaker is tevens de beoogde voorzitter van de PUR per 1 januari 2011. In
oktober heeft deze kwartiermaker een plan van aanpak opgesteld waarmee ik heb Ons kenmerk
OHW-U-2978305
ingestemd.
3. Afhandeling rechtsherstel: stand van zaken
Stichting Rechtsherstel Sinti en Roma (SRSR)
Met mijn brief van 22 oktober 2008 heb ik u geïnformeerd over de plannen gericht
op de voortgang van de inrichting van een landelijk steunpunt voor Sinti en Roma.
Ook in de brief van het kabinet van 29 juni 2009 (Kamerstukken II 2008-2009, 31
700 XVIII, nr. 90), gericht op de aanpak van de problematiek van specifiek
Roma van de groep die in 1978 werd genaturaliseerd, is aandacht besteed aan het
steunpunt.
SRSR nadert het einde van zijn bestaan als ZBO dat zich bezig houdt met het
besteden van de middelen die in het kader van het naoorlogs rechtsherstel
beschikbaar zijn gesteld voor de Sinti en Roma in Nederland.
De stichting heeft de afgelopen jaren veel initiatieven ontplooid gericht op het
verbeteren van de maatschappelijke positie van de Sinti en Roma in Nederland.
De stichting richtte zich daarbij specifiek op de doelgroep Sinti en Roma en hun
familie die de Tweede Wereldoorlog in Nederland mee hebben gemaakt. De
ervaring heeft geleerd dat met name een samenhangende aanpak zijn vruchten
kan afwerpen. In overleg met mijn ministerie, en met draagvlak bij andere
ministeries, gemeenten, maatschappelijke organisaties en Sinti en Roma zelf, is
de conclusie getrokken dat aandacht voor verbetering van de maatschappelijke
positie een lange adem vereist en dus een meer structurele aanpak in de vorm
van een centraal steunpunt. Dit steunpunt zal op 1 januari 2010 formeel van start
gaan onder de naam Nederlands Instituut Sinti en Roma (NISR).
SRSR zal uiterlijk op 1 januari 2013 zijn opgeheven, waarbij de taken in de
komende periode uitsluitend nog gekoppeld zullen zijn aan de financiële relatie
met het NISR, inclusief een evaluatie van het functioneren van het NISR in de
eerste twee jaren na de oprichting. Zo is, in combinatie met het toezicht door de
Raad van Advies van het NISR zelf, toezicht op de rechtmatige en doelmatige
besteding van de middelen verzekerd.
In de brief van 29 juni 2009 is tevens melding gemaakt van activiteiten die de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) de komende jaren zal ontplooien.
Die activiteiten zijn met name gericht op het, in bestuurlijke zin, ondersteunen en
informeren van de Roma-gemeenten op het terrein van handhaving. De focus van
het NISR ligt bij het bieden van perspectieven voor Sinti en Roma. Het NISR zal
vanzelfsprekend goede contacten onderhouden met de VNG, evenals met alle
andere organisaties die, met respect voor eigen identiteit voor de Sinti en Roma,
een rol kunnen spelen bij de verbetering van de maatschappelijke positie van alle
legaal in Nederland verblijvende Sinti en Roma.
Pagina 9 van 20
Eenheid
Stichting Afwikkeling Het Gebaar Oorlogsgetroffenen en
Herinnering WO II
Per 1 januari 2009 is de Stichting Afwikkeling Het Gebaar (SAGE) in het leven
geroepen als rechtsopvolger van Stichting Het Gebaar. Doel van SAGE is de Ons kenmerk
OHW-U-2978305
afrekening van lopende projecten, de overdracht van dossiers aan het Nationaal
Archief en de behandeling van eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Op
1 oktober 2009 is SAGE ontbonden. Naar verwachting zijn de (vereffenings)
werkzaamheden op 1 januari 2010 afgerond.
Breed historisch onderzoek; rapportages Nederlands Instituut voor
Oorlogsdocumentatie
Naar aanleiding van uw verzoek heb ik op 28 oktober 2009 opnieuw gesproken
met een afvaardiging van het Indisch Platform over de rapportages van het
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) die in 2005 en 2006 zijn
uitgebracht in het kader van het breed historisch onderzoek1. Ik heb met het
Indisch Platform afgesproken dat ik nog eens exact zal nagaan voor welke
doeleinden Stichting Het Gebaar destijds is ingesteld. Tevens zal ik de resultaten
hiervan inbrengen in het kabinet, omdat de instelling van de stichting en de
uitvoering van het breed historisch onderzoek in 2000 en 2001 een kabinetsbrede
aangelegenheid is geweest. Separaat zal ik u op de hoogte brengen van de
conclusies van het kabinet.
4.Rupiah-grondslag in de Wet uitkeringen en vervolgingsslachtoffers
1940-1945
Met mijn brief van 27 februari 2008, (kenmerk OHW-CB-U-2830702), informeerde
ik u over het oordeel van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) van
16 augustus 2007 en het daarop gebaseerde beleidsadvies naar aanleiding van
een klacht van een in Indonesië wonende gerechtigde ingevolge de Wet
uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De klacht betreft de
uitzonderingsbepaling in de Wuv voor het berekenen van de hoogte van de
uitkering, waarbij niet het Nederlandse levenspeil maar het levenspeil in Indonesië
het uitgangspunt is, de zogenoemde `rupiah-grondslag'. In mijn brief van
22 oktober 2008 (Kamerstukken II 20082009, 20 454 en 25 839, nr. 92) schreef
ik u dat ik vanwege de complexiteit van het onderwerp - deskundigen heb
ingeschakeld om onderzoek te doen naar de gevolgen van alternatieve
berekeningswijzen.
De uitkomsten van die onderzoeken zijn van dien aard dat ik de CGB onlangs heb
laten weten dat ik geen uitvoering zal kunnen geven aan de door hen
aangedragen alternatieven voor de rupiah-grondslag.
1 Meijer, H. (2005). Indische rekening; Indië, Nederland en de backpay-kwestie
1945-2005. Amsterdam: Boom
Keppy, P. (2006). Sporen van vernieling; Oorlogsschade, roof en rechtsherstel in
Indonesië 1940-1957. Amsterdam: Boom Pagina 10 van 20
Achtergrond Eenheid
Oorlogsgetroffenen en
De Wuv-uitkering wordt normaliter berekend op basis van een zogenoemde `euro- Herinnering WO II
grondslag'. Slachtoffers kunnen ook in aanmerking komen voor een uitkering als
de vervolging heeft plaatsgevonden in het voormalig Nederlands-Indië en men de Ons kenmerk
OHW-U-2978305
uitkering in Indonesië aanvraagt. In dat geval geldt als uitgangspunt voor de
berekening van de uitkering het aldaar uitgeoefende beroep of bedrijf en daarmee
in feite het levenspeil in Indonesië de kern van het gewraakte artikel 8, derde
lid, onderdeel b, van de Wuv. De CGB is van oordeel dat er met dat artikel sprake
is van een verboden (indirect) onderscheid op grond van ras. Het aantal
gerechtigden in Indonesië van niet-Nederlandse afkomst is groter dan het aantal
gerechtigden in Indonesië van Nederlandse afkomst en bovendien is de rupiah-
uitkering in Indonesië lager dan die in euro's, terwijl in andere
`ontwikkelingslanden' (in totaliteit enkele tientallen gerechtigden) wettelijk een
eurogrondslag wordt gehanteerd.
Nader onderzoek
Om een weloverwogen besluit te kunnen nemen in deze kwestie, heb ik onderzoek
laten verrichten naar de door de CBG gesuggereerde alternatieven voor de huidige
regeling:
· het schrappen van de gewraakte bepaling sec;
· het invoeren van een geheel nieuw berekensysteem voor de buitengewone
pensioenen en uitkeringen waarbij in alle gevallen het levenspeil in het
woonland op het moment van uitkering wordt gehanteerd.
Aan beide oplossingsrichtingen blijken dusdanig grote bezwaren te kleven dat het
niet mogelijk is om daar zonder meer uitvoering aan te geven. Dat geldt evenzeer
voor de door de onderzoekers ontwikkelde varianten op deze twee
hoofdrichtingen. Het zonder meer `schrappen' van het gewraakte artikel heeft tot
gevolg dat de circa 790 uitkeringsgerechtigden in Indonesië een uitkering gaan
ontvangen die is afgeleid van het levenspeil in Nederland. De uitkering wordt
daarmee buitenproportioneel hoog in vergelijking tot het algemene levenspeil in
Indonesië. De rupiah-grondslag ligt nu al hoger dan het inkomen van het
overgrote deel van de inwoners van Indonesië. Ten aanzien van de toepassing van
het door de CGB aangedragen tweede alternatief concludeert de PUR, in een door
mij gevraagde uitvoeringstoets, dat deze route uitvoeringstechnisch buitengewoon
complex of zelfs nagenoeg onuitvoerbaar is.
Deze consequenties zijn in tegenspraak met de kern van mijn beleid op dit terrein.
Ten eerste heb ik in de afgelopen jaren een grondige vereenvoudiging van de
wetsuitvoering tot stand gebracht in verband met de intussen hoge gemiddelde
leeftijd van de gerechtigden en de hoge administratieve lastendruk voor cliënt en
uitvoeringsorganisatie (de `vereenvoudigingswet' is per 1 januari 2009 in werking
getreden). Voorts wijs ik u op de permanente druk vanuit doelgroep en
belangenbehartigers voor een soepeler wetstoepassing als reactie op de steeds
grotere uitvoeringsproblematiek. Mijn ambtsvoorgangers en ik hebben deze druk
steeds gepareerd met het argument dat dit een grote rechtsongelijkheid zou
creëren ten opzichte van hen die al eerder een uitkering of pensioen aanvroegen.
Pagina 11 van 20
De onderzoekers zijn ook de effecten nagegaan van een `pragmatisch' alternatief, Eenheid
waarbij de rupiah-grondslag (extra) wordt verhoogd, met behoud van het Oorlogsgetroffenen en
gewraakte artikel. Ook dit alternatief doet de (ook volgens de CBG `legitieme') Herinnering WO II
doelstelling van de Wuv geweld aan: de uitkering is in de Indonesische
verhoudingen nu al zodanig hoog dat Wuv-gerechtigden tot de groep met de Ons kenmerk
OHW-U-2978305
hoogste inkomens in Indonesië behoren.
De berekende additionele programma-uitgaven verschillen uiteraard per
alternatief. Het schrappen van het gewraakte artikel veroorzaakt extra kosten ter
hoogte van circa 10 miljoen structureel per jaar en daarnaast incidenteel circa
60 miljoen `inhaaleffect' vanwege de door de CGB aanbevolen terugwerkende
kracht tot 1 april 2004. Het alternatief van de CGB waarbij in alle landen het
levenspeil een rol gaat spelen bij de hoogte van de uitkering geeft structurele
meeruitgaven van circa 4 miljoen per jaar en een incidentele post van
30 miljoen voor terugwerkende kracht. De meerkosten van het `pragmatische'
alternatief is vanzelfsprekend afhankelijk van het gekozen verhogingspercentage.
Nadere juridische toets
Tevens heb ik nader advies ingewonnen over bepaalde juridische elementen uit
het oordeel van de CGB. Geconcludeerd wordt dat op een aantal cruciale
onderdelen van het CGB-oordeel andere redeneringen zeker mogelijk zijn.
Conclusie
Alles afwegende heb ik besloten om de Wuv niet aan te passen en ook geen extra
verhoging van de rupiah-grondslag door te voeren.
5. Internationaal beleid Tweede Wereldoorlog
Nederlands voorzitterschap Task Force for International Cooperation on
Holocaust Education, Remembrance and Research (ITF)
Sinds 1999 is er internationaal steeds meer aandacht voor de herinnering aan de
Holocaust. Dit heeft te maken met de nieuwe manier waarop staten in Midden en
Oost-Europa naar hun eigen geschiedenis kijken, het beschikbaar komen van
informatie uit archieven die tot begin jaren negentig gesloten waren en de
afhandeling van de internationale rechtsherstelbewegingen uit de jaren negentig.
Eind jaren negentig heeft dit geleid tot de Conferentie van Washington en de
Declaratie van Stockholm. In deze declaratie geven staten, die zich hieraan
conformeren, aan dat zij zich zullen inspannen om de geschiedenis van de
`Holocaust door te vertellen aan nieuwe generaties en zich zullen inspannen om
anti-semitisme te voorkomen'. Nederland behoorde tot de ondertekenaars van de
Declaratie van Stockholm. Om deze idealen vorm te geven en een platform te
bieden voor samenwerking en ondersteuning is in 2000 de ITF opgericht. Dit in
eerste instantie losse platform is in de afgelopen tien jaar uitgegroeid tot een
organisatie met 27 aangesloten landen, waaronder de Verenigde Staten, Canada,
Argentinië, Israël en vele Europese landen.
De organisatie is nauw verbonden met de Verenigde Naties, Raad van Europa,
Europese Unie en de Organisatie van Economische Samenwerking en
Ontwikkeling. De ITF wordt geleid door een wisselend voorzitterschap van een van
de lidstaten en heeft een permanent secretariaat gevestigd in Berlijn. Pagina 12 van 20
Eenheid
Nederland heeft zich de afgelopen jaren ingespannen om deze organisatie steeds Oorlogsgetroffenen en
meer profiel te geven. Dit heeft ertoe geleid dat Nederland door andere lidstaten Herinnering WO II
is gevraagd om in 2011 het voorzitterschap van de ITF op zich te nemen.
Op basis van dit verzoek heb ik, samen met de Minister van Buitenlandse Zaken, Ons kenmerk
OHW-U-2978305
Nederland kandidaat gesteld en de ITF heeft die kandidatuur ingewilligd. Samen
met mijn collega van Buitenlandse Zaken zal ik het voorzitterschap van de ITF in
2011 op mij nemen. Het voorzitterschap is een grote politieke en tevens eervolle
verantwoordelijkheid, die het nodige van de overheid vraagt. Tegelijkertijd is het
voor Nederland een uitstekende kans om te laten zien welke activiteiten in
Nederland worden ontwikkeld (het programma Erfgoed van de Oorlog en het
stelsel voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen zijn uniek in de wereld), en
anderzijds geeft het ook een enorme impuls aan de herinnering en daaraan
gerelateerde activiteiten in Nederland.
Internationaal beleid
Het blijft mijn beleid om initiatieven te ondersteunen die erop gericht zijn
aandacht te besteden aan het lot van in het buitenland omgekomen Nederlanders
die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden vervolgd, gevangen werden gehouden
en gedwongen te werk werden gesteld. In 2008 heb ik met een Memorandum of
Understanding beloofd om, in samenwerking met Polen, Israël en Slowakije, te
werken aan een herinrichting van het voormalig vernietigingskamp Sobibor in
Polen. In april 2009 heb ik een bezoek gebracht aan Polen en heb daar de
voormalige Duitse nationaalsocialistische vernietigingskampen Auschwitz en
Sobibor bezocht. Tevens heb ik met mijn Poolse ambtsgenoot gesproken over de
plannen ten aanzien van het maken van een volwaardige plek van herinnering in
Sobibor.
Na Auschwitz is Sobibor de plaats waar de meeste uit Nederland afkomstige joden
de dood vonden. Voor bezoekers is er, in vergelijking met Auschwitz, in Sobibor
weinig informatie over wat hier gebeurd is. Het uitgangspunt bij de herinrichting
van Sobibor is het behoud van Sobibor als plaats van herinnering en als
begraafplaats. Zo wordt getracht een waardige plek voor herdenking en
herinnering voor nabestaanden en belangstellenden te behouden. Daarnaast krijgt
Sobibor een museum en wordt het terrein geconserveerd. Een expertgroep met
deskundigen uit voornoemde landen bekijkt de wensen en mogelijkheden waarbij
voor de Nederlandse experts het behoud van de atmosfeer op deze bijzondere
plek en de mogelijkheid tot herdenken van de Nederlandse slachtoffers inzet is.
De slachtoffers van de partnerlanden zijn naamloos vermoord. De Nederlandse
namen zijn bekend. In de tijd dat er plannen gemaakt worden, ondersteun ik
flankerende projecten zoals het ondersteunen van de getuigenissen die afgelegd
worden in het kader van het proces tegen Ivan Demjanjuk. In alle activiteiten met
betrekking tot Sobibor heb ik overleg gevoerd met de Stichting Sobibor
6. Nationaal Comité 4 en 5 mei
De kerntaak van het Nationaal Comité is het vormgeven van de Nationale
Herdenking. Ook na 65 jaar is de manier waarop wij herdenken een onderwerp
dat veel emoties losmaakt in de samenleving, getuige de recente discussies
rondom de mogelijke aanwezigheid van de Duitse ambassadeur op 4 mei.
Pagina 13 van 20
Ik ben met het Nationaal Comité aan het verkennen welke betekenis herdenken in Eenheid
de toekomst kan hebben, en op welke manier hier invulling aan kan worden Oorlogsgetroffenen en
gegeven. Hierbij dient rekening te worden gehouden met alle gevoelens die ten Herinnering WO II
aanzien van dit onderwerp leven in de samenleving. Het Nationaal Comité is zich
hier zeer van bewust en herijkt dan ook periodiek haar beleid ten aanzien van Ons kenmerk
OHW-U-2978305
herdenken.
In mijn brief aan uw Kamer van 22 oktober 2008 (Kamerstukken II 20082009,
20 454 en 25 839, nr. 92) ben ik nader ingegaan op de gevolgen van het
wegvallen van de eerste generatie verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen voor
mijn beleid op het terrein van de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog.
Die ontwikkeling vraagt om een fundamentele heroriëntatie op de wijze waarop
met name de jongere generaties kunnen worden betrokken bij `het verhaal' over
de Tweede Wereldoorlog.
De einduitkomst van die heroriëntatie is nu nog niet precies te voorspellen. Het
lijkt mij onontkoombaar dat de al langer zichtbare trend om de oorlogs-
gebeurtenissen nadrukkelijk te verbinden met de actualiteit, de komende tijd
alleen maar sterker zal worden. Ik ben ervan overtuigd dat alleen langs deze weg
kan worden voorkomen dat de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog
louter geschiedenis worden.
Deze inhoudelijke heroriëntatie op de manier waarop met name in het
voorlichtingsbeleid wordt omgegaan met de Tweede Wereldoorlog, loopt parallel
aan de bezinning bij de rijksoverheid op haar kerntaken. Dit leidt tot minder
bemoeienis met de directe uitvoering van het beleid en meer sturing op
hoofdlijnen met nadruk op de te bereiken maatschappelijke doelstellingen en
resultaten. Bij uitstek het omgaan met de herinnering aan de Tweede
Wereldoorlog en de inspiratie die daaruit geput kan worden bij de benadering van
hedendaagse vraagstukken op het terrein van rechtstaat, democratie, oorlog,
geweld, discriminatie, etcetera, vragen naar mijn mening om een hechte
verankering in maatschappelijke organisaties.
Ik heb u in mijn brief van 22 oktober 2008 (Kamerstukken II 20082009, 20 454
en 25 839, nr. 92) aangegeven dat ik het Nationaal Comité 4 en 5 mei (het
Comité) beschouw als de aangewezen organisatie om bij een aantal
uitvoeringstaken waaronder het projectenbeleid voorlichting Tweede
Wereldoorlog het voortouw van mijn ministerie over te nemen. Het Comité zal
zich zo verder kunnen profileren als hét kennispunt op het brede terrein van de
herinnering aan de Tweede Wereldoorlog. Mijn ministerie krijgt in deze opzet
vooral de rol toebedeeld van toezichthouder en opdrachtgever, die de algemene
beleidsdoelstellingen bewaakt. Als streefdatum voor de overdracht van taken naar
het Comité heb ik 1 januari 2011 genoemd.
Wellicht ten overvloede merk ik hierbij graag nog het volgende op. De
voorgenomen verschuiving van taken betekent op geen enkele manier dat de
betrokkenheid van het kabinet bij onderwerpen die verband houden met de
gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog door de overdracht minder zal
worden. De ereschuld tegenover de verzetsdeelnemers en bijzondere solidariteit
met de oorlogsgetroffenen uit die periode dé kernbegrippen op dit beleidsterrein
- blijven de hoekstenen van mijn beleid, ook als degenen die de Tweede
Wereldoorlog hebben meegemaakt er niet meer zullen zijn. Pagina 14 van 20
Eenheid
Een succesvol voorzitterschap van de ITF vraagt in de komende periode om een Oorlogsgetroffenen en
intensieve samenwerking tussen alle betrokkenen op het terrein van de Herinnering WO II
Tweede Wereldoorlog. Voor de geplande overdracht van taken naar het
Comité onderstreept dit het grote belang van een zorgvuldige voorbereiding en Ons kenmerk
OHW-U-2978305
uitvoering van deze operatie.
7. Erfgoed van de Oorlog
In 2007 startte ik het tijdelijke programma Erfgoed van de Oorlog met als doel
waardevol erfgoedmateriaal en getuigenissen uit en over de Tweede Wereldoorlog
te behouden, beter toegankelijk te maken en te presenteren voor een breed
publiek. Met mijn brief van 22 oktober 2008 (Kamerstukken II 20082009, 20 454
en 25 839, nr. 92) rapporteerde ik u over de stand van zaken rond dit
programma.
De laatste subsidieronde
Inmiddels is de vierde en laatste subsidieronde afgerond. Er was in de vierde
ronde onvoldoende geld beschikbaar om alle ingediende projectaanvragen te
kunnen honoreren; 160 aanvragen voor een totaalbedrag van 10,5 miljoen. Ook
in de eerste drie rondes was het aantal aanvragen vele malen groter dan het
beschikbare budget. De ingediende aanvragen waren bovendien van een
kwalitatief hoog niveau. De mogelijkheid bestond om het subsidieplafond zodanig
te verhogen dat alle projecten gehonoreerd konden worden die in belangrijke
mate aan de doelstellingen van het programma bijdragen. Hierbij werd uiteraard
voortdurend getoetst op de cultureel-historische waarde van het onderhavige
erfgoedmateriaal, op de mate waarin nieuw vast te leggen getuigenverhalen
belangrijke en ook onderbelichte thema's betroffen en op de wijze waarop
dergelijk materiaal voor een groter publiek gepresenteerd zal worden. In de
laatste subsidieronde bood het totale programmabudget echter geen ruimte meer
om het subsidieplafond te verhogen, terwijl juist in die ronde de kwaliteit van veel
projectaanvragen hoog was. Ik heb dan ook moeten vaststellen, mede op basis
van opmerkingen van de Raad van Advies van het programma Erfgoed van de
Oorlog (Raad van Advies), dat bij een ongewijzigd programmabudget een
onevenredig deel van de projectaanvragen moest worden afgewezen op zuiver
formele gronden (het bereiken van het subsidieplafond), terwijl deze wel in alle
facetten voldeden aan de vereisten en doelstellingen van het erfgoedprogramma.
Dat heeft mij ertoe bewogen het totale programmabudget uit mijn eigen begroting
met 2 miljoen te verhogen, zodat ook in de laatste subsidieronde met dezelfde
maatstaven kon worden gemeten als in de voorgaande rondes. Daarbij is besloten
conform de in mijn brief van 22 oktober 2008 aangegeven prioritering. Dit
betekent concreet dat projecten gericht op behoud van kwetsbaar materiaal en op
oral history een eerste prioriteit hebben gekregen. Alle projecten die hierop
gericht waren en aan de formele vereisten voldeden zijn gehonoreerd. Dat geldt
ook voor de tweede prioriteit, de projecten die gericht waren op het verbeteren
van de toegankelijkheid van erfgoedmateriaal. Derde prioriteit kregen de
projectvoorstellen die gericht waren op het realiseren van een publieksgerichte
toepassing.
Pagina 15 van 20
Hierbij moet gedacht worden aan websites, documentaires en andere mediale Eenheid
toepassingen waarin erfgoedmateriaal centraal staat, maar zodanig van context Oorlogsgetroffenen en
wordt, voorzien dat hiermee de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog op Herinnering WO II
begrijpelijke en laagdrempelige wijze aan een breed publiek wordt overgebracht.
Alleen in dit laatste segment van de projectaanvragen konden niet alle projecten Ons kenmerk
OHW-U-2978305
die formeel gezien aan de gestelde criteria voldeden, gehonoreerd worden. Voor
deze categorie projectaanvragen is dan ook additioneel beoordeeld in welke mate
(meer of minder) het resultaat ervan zou bijdragen aan de verwezenlijking van de
geformuleerde doelstellingen van het erfgoedprogramma.
Resultaten van het programma Erfgoed van de Oorlog
In totaal zijn voor de vier subsidierondes 463 projectvoorstellen ingediend voor
een totaalbedrag van ruim 35 miljoen. Daarvan werden er 191 toegekend,
waarvan er 103 binnen de subsidielijn behoud en toegankelijkheid vallen. Binnen
de subsidielijn oral history werden 48 projecten gehonoreerd, resulterend in een
collectie van 490 nieuwe interviews met `de eerste generatie'. In de
programmalijn `publieksgerichte toepassingen' zijn in totaal 40 projecten
gesubsidieerd. Daarnaast zijn nog een aantal organisatieoverstijgende projecten
gefinancierd, waarmee op specifieke deelgebieden de toegankelijkheid en het
gebruik van erfgoedmateriaal van de Tweede Wereldoorlog extra kon worden
gefaciliteerd. Op die speciale projecten kom ik later in deze brief kort terug.
Ik heb vastgesteld dat de belangstelling voor een actieve omgang met het erfgoed
van de Tweede Wereldoorlog zeer groot is, ook groter dan door mij vooraf
verwacht. Het programmabudget van uiteindelijk 23,7 miljoen is zeer ruim,
maar bleek niet toereikend om de ingediende projectvoorstellen ruimhartig
tegemoet te treden. Er moest in alle subsidierondes zeer kritisch worden gewikt
en gewogen om tot een scherpe selectie van alleen de beste voorstellen te komen.
Een deel van het erfgoedmateriaal is zoals verwacht uiterst kwetsbaar gebleken,
met name onder het papieren erfgoed en het audiovisuele materiaal. Er wordt veel
waardevol materiaal op allerlei locaties bewaard en niet altijd onder de meest
gunstige omstandigheden. Bovendien beschikken veel instellingen vaak niet over
voldoende middelen om op eigen kracht de noodzakelijke conserverings- en
digitaliseringsoperaties te kunnen bekostigen. Daarnaast heb ik vastgesteld dat al
dit materiaal maar zeer beperkt is ontsloten. Het programma Erfgoed van de
Oorlog heeft hierin belangrijke slagen kunnen maken door veel van dit materiaal
(digitaal) toegankelijk te maken en daardoor ook de gebruiksmogelijkheden ervan
fors te vergroten.
Als rijksoverheid zijn wij nu en in de toekomst verantwoordelijk voor wat in het
kader van `ereschuld en bijzondere solidariteit' nodig is voor onze verzets-
deelnemers en oorlogsgetroffenen. Die verantwoordelijkheid kent een afgeleide,
namelijk het bewust maken van Nederlanders van een andere generatie. Zij
worden bewust gemaakt van hun eigen (wereld)geschiedenis, de sporen die
daarvan nog zichtbaar zijn in het heden en de lessen die daaruit kunnen worden
getrokken voor de toekomst. De vraag komt op hoe je daaraan vorm en inhoud
kunt geven; hoe je de verbinding legt tussen het verleden van de
Tweede Wereldoorlog en tijdloze thema's zoals vrijheid, democratie en
mensenrechten.
Pagina 16 van 20
Zaken die wij vanzelfsprekend vinden en vaak onbedreigd achten, maar die en Eenheid
dat is de boodschap over de Tweede Wereldoorlog ook in het beschaafde West- Oorlogsgetroffenen en
Europa ernstig geweld kunnen worden aangedaan. Ik draag vanuit dat perspectief Herinnering WO II
verantwoordelijkheid voor een actief beleid rond `herdenken en vieren' en het
voorlichtingsbeleid van de Tweede Wereldoorlog. Voor die aandachtsgebieden Ons kenmerk
OHW-U-2978305
wordt het steeds belangrijker om actief gebruik te maken van het erfgoed-
materiaal van de Tweede Wereldoorlog, dat in toenemende mate het verhaal
moet vertellen omdat er steeds minder mensen zijn die dat zelf uit de eerste
hand kunnen doen. Wij zullen moeten leren hoe wij die rol steeds beter kunnen
aankleden en invullen.
Wat het programma Erfgoed van de Oorlog heeft kunnen bewerkstelligen is dat er
veel erfgoedmateriaal toegankelijk is gemaakt en daardoor `klaar voor gebruik' is.
Dat garandeert overigens niet dat er ook daadwerkelijk gebruik van zal worden
gemaakt voor onderzoek, lesmateriaal of welk ander doel dan ook. De publieks-
gerichte toepassingen die in het kader van het erfgoedprogramma zijn ontwikkeld,
vormen een eerste aanzet van actief en hedendaags gebruik van dit erfgoed-
materiaal. Er is naar mijn mening een verdere omslag nodig waarbij het gebruik
van beschikbaar erfgoedmateriaal vanzelfsprekend wordt en niet wordt gestuurd
door een subsidiekader.
Ik kan nu slechts zeer beperkt de concrete resultaten van het programma Erfgoed
van de Oorlog beschrijven. Het merendeel van de projecten wordt begin 2010
afgerond. De oogst wordt zeer gevarieerd en het resultaat wordt zelfs zeer
belangwekkend bij projecten waarin het erfgoedmateriaal bestaat uit Indische
paspoorten, Duitse akten, getuigenissen van SS-ers en NSB-ers, het Nederlandse
deel van de Spielbergcollectie, enzovoort. Medio 2010 zal ik uw Kamer over alle
resultaten van het programma berichten. In de tussentijd kunt u kijken op de
website www.wo2online.nl, die vanuit het erfgoedprogramma is geïnitieerd.
Daarop wordt een uitgebreide selectie websites ontsloten, die betrouwbare
informatie geven over thema's en onderwerpen die de Tweede Wereldoorlog
betreffen. Ook wordt op deze site (onder het kopje `erfgoed van de oorlog') een
groeiend aantal projectresultaten van het erfgoedprogramma, voor zover digitaal
te benaderen, toegankelijk gemaakt.
Naast alle projecten die gericht zijn op het behouden, ontsluiten en toegankelijk
maken van de eigen collectie van een instelling, heeft het programma Erfgoed van
de Oorlog ook geïnvesteerd in een aantal grote trajecten waarmee materiaal van
verschillende instellingen digitaal bijeen is gebracht. Binnen het erfgoed-
programma worden deze projecten de `digitale kerncollecties' genoemd. Ze zijn
erop gericht om materiaal van een bepaalde aard (archieven, audiovisueel, oral
history), dan wel over een specifiek thema (Nederlands-Indië, Atlantikwall) dat
fysiek verspreid ligt over veel verschillende erfgoedbeherende instellingen, digitaal
in één database bijeen te brengen. Op deze manier wordt een overzicht gecreëerd
van wat zich op dat specifieke terrein in Nederland bevindt, worden inefficiënties
waar het gaat om digitaliseren vermeden (geen dubbelingen), wordt de
toegankelijkheid en de bekendheid van het materiaal enorm vergroot, (ook voor
de beherende instellingen zelf) en krijgt last but not least - de gebruiker
(scholier, wetenschapper, journalist, geïnteresseerde burger) een middel om met
één zoekactie een overzicht te krijgen van wat er aan materiaal bij diverse
instellingen beschikbaar is.
Pagina 17 van 20
Deze kerncollecties tezamen vormen een digitale infrastructuur die wereldwijd Eenheid
zijn weerga niet kent, waar het gaat om het op nationaal niveau ontsluiten en Oorlogsgetroffenen en
toegankelijk maken van materiaal van de Tweede Wereldoorlog. Die infrastructuur
Herinnering WO II
kan in de toekomst alleen maar verder groeien, omdat steeds meer instellingen
werken aan het digitaal maken van hun collecties. De totstandkoming van deze Ons kenmerk
OHW-U-2978305
digitale infrastructuur is door het programma Erfgoed van de Oorlog geïnitieerd en
mogelijk gemaakt, maar de realisatie daarvan had niet gekund zonder de actieve
inbreng van zeer veel instellingen. Daar ben ik alle betrokken instellingen
erkentelijk voor.
Dat geldt in het bijzonder voor de inbreng van de Koninklijke Bibliotheek (KB) en
het NIOD, die zich bijzonder hebben ingespannen om de ambitie omtrent de
erfgoedinfrastructuur rond de Tweede Wereldoorlog `van het papier te halen' en
daadwerkelijk te implementeren.
Een ander bijzonder resultaat dat Erfgoed van de Oorlog heeft gerealiseerd zijn de
twee televisieproducties: `De Oorlog' en `13 in de Oorlog', die beiden onlangs door
de NPS op zondagavond werden uitgezonden. Deze series zijn `publieksgerichte
toepassingen' in optima forma, zoals bedoeld in het beleidskader Erfgoed van de
Oorlog. In beide series wordt namelijk maximaal gebruik gemaakt van erfgoed-
materiaal (authentieke beelden, foto's, documenten, maar ook dagboek-
fragmenten en de locaties van waaruit de verhalen worden verteld), geplaatst in
hun historische context. De verhalen die worden verteld zijn bovendien
gefundeerd op de meest recente historische inzichten. Beide series dragen in
belangrijke mate bij aan mijn taakopdracht om de herinnering aan de Tweede
Wereldoorlog levend te houden. Vanuit het perspectief van herdenken en vieren
en vanuit het voorlichtingsbeleid Tweede Wereldoorlog is het van grote betekenis
dat er in 2009-2010 televisieseries worden uitgezonden die gericht zijn op een
groot publiek. We moeten decennia teruggaan om de laatste Nederlandse serie te
vinden die specifiek de Tweede Wereldoorlog behandelt. Een jeugdserie over dit
onderwerp werd bovendien nog niet eerder ontwikkeld.
Wat ik hiervoor beschreef zijn concreet aan te wijzen resultaten. Ik signaleer ook
nog een ander soort `resultaat' van het programma. Erfgoed van de Oorlog heeft
geleid tot dynamiek, een verhoogd bewustzijn en meer samenwerking waar het
gaat over oorlogserfgoed. Organisaties zijn zich veel bewuster gaan bezighouden
met hun WOII-collecties en hebben zichzelf de vraag gesteld hoe ze een actiever
gebruik van dit materiaal kunnen stimuleren en welke samenwerkingsvormen
mogelijk zijn om collecties, kennis en activiteiten met elkaar te delen. Zo zijn er
verbindingen tot stand gekomen tussen de traditionele oorlogserfgoedinstellingen
met onder andere regionale historische centra, museumconsulenten, de
archiefwereld en provinciale erfgoedhuizen. Het programmateam Erfgoed van de
Oorlog binnen het Ministerie van VWS heeft hierin een samenbindende en
coördinerende rol kunnen vervullen omdat daar (informatie over) verschillende
erfgoedwerelden bij elkaar kwamen, van zowel de grote nationaal werkende
instellingen als de kleine regionaal of lokaal gerichte organisaties.
Pagina 18 van 20
Toekomst: centraal punt erfgoedmateriaal uit de Tweede Wereldoorlog Eenheid
Oorlogsgetroffenen en
Formeel eindigde het programma Erfgoed van de Oorlog op 31 december 2009. Herinnering WO II
Op dat moment waren echter nog niet alle resultaten van dit programma
zichtbaar. Dat is medio 2010 wel het geval en daarom zal ik dit programma op Ons kenmerk
OHW-U-2978305
16 en 17 september 2010 afsluiten met een slotconferentie waarin alle resultaten
worden gepresenteerd. Met het afsluiten van het programma zal ook de directe
bemoeienis van het Ministerie van VWS met het erfgoed van de Tweede
Wereldoorlog tot een afronding komen. Dat neemt niet weg dat ik er veel waarde
aan hecht om de resultaten daarvan vast te houden en maximaal te benutten op
de langere termijn. Ik schreef u eind vorig jaar al (Kamerstukken II 2008-2009,
20 454 en 25 839, nr. 92) dat ik de Raad van Advies zou vragen om hun visie op
een goede afronding en borging van de programmaresultaten op zowel de korte
als de lange termijn. Dat advies heb ik in februari 2009 ontvangen. Hierin is de
Raad van Advies ingegaan op de noodzaak om een laatste maximale inspanning te
plegen om het programmabudget zodanig te verhogen dat alle zeer waardevolle
projectvoorstellen kunnen worden gerealiseerd. Zoals beschreven heb ik hierop
gereageerd door extra middelen ter beschikking te stellen. In het tweede deel van
het `februari-advies' gaat de Raad in op de straks gerealiseerde digitale Tweede
Wereldoorlogerfgoedinfrastructuur. De Raad heeft mij geadviseerd om ook na
2010, wanneer het erfgoedprogramma is afgerond, de nu opgedane expertise,
contacten en infrastructuur adequaat te borgen en dit alles vanuit een centraal
punt te monitoren. Dat zou naar de visie van de Raad het meeste recht doen
aan de forse investeringen van het erfgoedprogramma. Zowel de kennis-
infrastructuur als de digitale infrastructuur onderhouden zich namelijk niet
vanzelf. Ook na 2010 blijft advisering, coördinatie, monitoring en signalering
noodzakelijk. Ik begrijp deze overwegingen van de Raad van Advies.
In het verleden is het vaker voorgekomen dat er tijdelijke programma's werden
uitgevoerd, waarvan de resultaten op termijn onzichtbaar of afkalvend bleken. Ik
hecht er zeer aan dat dit voor wat betreft het erfgoed van de Tweede Wereld-
oorlog niet gebeurt. Om die reden heb ik een stuurgroep ingesteld, waarin het
NIOD, het Comité en het Nationaal Archief zitting hebben genomen. Deze
stuurgroep zal mij adviseren over de vraag op welke wijze een centraal punt
Tweede Wereldoorlogerfgoedmateriaal concreet vorm zou kunnen krijgen. Ik
verwacht in het voorjaar 2010 op basis van dit advies, dat ook aan de Raad van
Advies zal worden voorgelegd, een besluit te kunnen nemen over de inrichting van
een dergelijk punt in termen van taakinhoud en organisatievorm.
Ik houd u vanzelfsprekend op de hoogte van de inrichting van een centraal punt
erfgoed van de Tweede Wereldoorlog, alsook van de inhoudelijke resultaten van
het programma en de resultaten van de voorgenomen evaluatie van het
programma.
8. Indisch Herinneringscentrum Bronbeek: stand van zaken
In mijn brief van 22 oktober 2008 (Kamerstukken II 20082009, 20 454 en 25
839, nr. 93) heb ik u geïnformeerd over de stand van zaken betreffende de
oprichting van een Indisch Herinneringscentrum op de locatie landgoed Bronbeek.
Ik heb aangegeven dat de belangrijkste taak van het Indisch Herinneringscentrum
Bronbeek (IHCB) betreft het overdragen van kennis over Nederlands-Indië en
Indonesië met de nadruk op de Tweede Wereldoorlog en de nasleep daarvan aan
een breed publiek. Pagina 19 van 20
Daarnaast zal het landgoed Bronbeek in de toekomst een Indische Eenheid
ontmoetingsplaats zijn, waar generaties samen kunnen komen om te Oorlogsgetroffenen en
herdenken en te vieren. Herinnering WO II
Op 22 augustus 2009 heb ik het kantoor van het IHCB feestelijk geopend. Medio Ons kenmerk
OHW-U-2978305
2010 zal een publiekstentoonstelling van het IHCB en het Museum Bronbeek
worden geopend. Daarmee zal ook het Herinneringscentrum voor Nederlands-
Indië te Bronbeek voor bezoekers aantrekkelijker worden.
Om de aandacht voor de Tweede Wereldoorlog in voormalig Nederlands-Indië te
bevorderen zal in 2010 in alle laagste klassen van middelbare scholen het
stripalbum De Brief als nationaal geschenk worden uitgedeeld. Het IHCB heeft het
project inhoudelijk begeleid. De totstandkoming en verspreiding van De Brief zijn
door mij financieel ondersteund.
Ter ondersteuning van het IHCB en om meer aandacht te krijgen voor de oorlog in
Nederlands-Indië heb ik in mijn programma Erfgoed van de Oorlog een aparte lijn
Nederlands-Indië opgenomen. Dit heeft onder andere geleid tot de volgende
producten:
· Webportal www.indieinoorlog.nl (IHCB);
· Indische reisgids (uitgeverij Open Kaart);
· Indische kamparchieven (NIOD en andere relevante instellingen);
· De digitalisering en vertaling van Japanse interneringskaarten van
Nederlandse krijgsgevangenen (Nationaal Archief);
· Digitale onderzoeksgids Surinaams en Antilliaans erfgoed van de Tweede
Wereldoorlog (NIOD).
9. Afronding
Met het geheel van de gepresenteerde maatregelen is het mogelijk om naast de
afronding van een aantal tijdelijke instrumenten op de lange termijn invulling te
kunnen blijven geven aan mijn beleidsdoelstellingen op het terrein van verzets-
deelnemers en oorlogsgetroffenen en de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog
continuïteit te geven. De invulling vergt zoals beschreven herschikking van de
huidige organisaties en netwerken in dit domein, maar de toekomstbestendigheid
is met de in deze voortgangsrapportage beschreven stappen verzekerd.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Pagina 20 van 20
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport