Datum: 22 januari 2010
: Reactie m.b.t. fraudepleging zorggeld bij instellingen voor verstandelijk
gehandicapten
Geachte voorzitter,
In uw brief van 9 december 2009 vraagt u mij om een reactie op een door u
ontvangen brief van de heer R. van Z. te E. van 21 november 2009 inzake
fraudepleging zorggeld bij instellingen voor verstandelijk gehandicapten.
In de voorliggende brief treft u mijn reactie aan.
In zijn brief signaleert de heer Van Z. enkele boekhoudkundige
onregelmatigheden en stelt tevens enkele zorginhoudelijke zaken aan de orde.
Aangezien de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) belast is met het toezicht op
zorgaanbieders op de curatieve en langdurige zorgmarkt en de Inspectie voor de
Gezondheidszorg (IGZ) toeziet op de kwaliteit van de geleverde zorg, heb ik de
bevindingen van de heer Van Z. voorgelegd aan deze instanties.
Uit het overleg met de NZa en IGZ hierover is mij gebleken dat de vermeende
misstanden vanwege een melding reeds bij deze instanties bekend zijn.
De NZa heeft op basis van de informatie van de heer Van Z. over ondoelmatige
besteding van financiële middelen geen overtreding van de Wet Marktordening
Gezondheidszorg kunnen vaststellen. Wel heeft de NZa de signalen van de heer
Van Z. doorgeleid naar het betreffende Zorgkantoor met het verzoek na te gaan of
een materiële controle gewenst is. Doel van een materiële controle is vast te
stellen of de gedeclareerde prestaties daadwerkelijk en terecht zijn geleverd en of
er sprake is geweest van doelmatige zorgverlening. Het Zorgkantoor heeft
aangegeven bij de betreffende instelling onderzoek te zullen instellen, waarbij
onder andere het accountantsrapport zal worden beoordeeld. Mocht uit de
beoordeling van het Zorgkantoor blijken dat er sprake is van onrechtmatigheden,
dan zullen er vanuit het zorgkantoor danwel de NZa vervolgacties plaatsvinden.
Zonodig worden door hen het OM en/of de FIOD-ECD betrokken. Met vermoedens
van fraude kan de heer Van Z. overigens ook rechtstreeks de FIOD benaderen.
Met de zorginhoudelijke aspecten die de heer Van Z. in zijn brief aan de orde stelt,
heeft de IGZ actieve bemoeienis.
Over de zorgverlening op de boerderij waar de heer Van Z. in zijn brief melding
van maakt, zijn in 2008 drie meldingen bij de IGZ binnengekomen. Naar
aanleiding van de opeenvolgende incidenten heeft de IGZ op 22 oktober 2008 een
bezoek gebracht aan deze boerderij. Naar aanleiding van dit bezoek is een rapport
uitgebracht, op basis waarvan door de instelling diverse maatregelen zijn
getroffen om de kwaliteit van zorg te herstellen. De IGZ concludeerde
desalniettemin dat er nog steeds diverse risico's ten aanzien van de kwaliteit van
zorg bleven bestaan en heeft daarom gevraagd om een plan van aanpak. Dit plan
van aanpak is vervolgens opgesteld en ten uitvoer gebracht. De IGZ heeft een
voortgangsrapportage ontvangen op 7 juli 2009 en op 10 november 2009 een
tweede toezichtsbezoek gebracht. De IGZ heeft vastgesteld dat alle gesignaleerde
risico's op deze locatie in voldoende mate zijn gereduceerd.
De heer Van Z. maakt in zijn brief tevens melding van een zorgwekkende situatie
in het gebouw waar hij tot voor kort werkzaam was. Ook bij de IGZ is melding
gedaan van mogelijke structurele tekortkomingen in de kwaliteit van zorg. De IGZ
heeft hierover met de melders gesproken en de melding in behandeling genomen.
Het onderzoek naar deze melding loopt nog.
Concluderend kan worden gesteld dat de onderwerpen waar de heer Van Z. zich in
zijn brief zorgen over maakt de volle aandacht hebben van de betreffende
toezichthouders en dat waar nodig door hen actie wordt ondernomen.
Ik vertrouw erop dat ik met deze reactie aan uw verzoek heb voldaan.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport