Fiscale nieuwsflits 26 januari 2010
Nieuwsbericht | 26-01-2010 | Omzetbelasting en accijns
In deze fiscale nieuwsflits geeft de staatssecretaris een toelichting
waarom hij afziet van cassatie tegen de hofuitspraak over
omzetbelasting inschrijfgeld bij woningstichting kon als bijkomende
dienst worden gezien.
OB: inschrijfgeld bij woningstichting kon als bijkomende dienst worden
gezien
De staatssecretaris ziet af van cassatie tegen de hofuitspraak om de
inschrijving bij een woningstichting, als bijkomende dienst het lot
van de hoofddienst (verhuur) te laten delen, zodat de vrijstelling
daarop van toepassing is.
Belanghebbende, een woningstichting, ontving inschrijfgeld van
woningzoekenden. Volgens de inspecteur vormen inschrijving en daarop
volgende selectie door de woningstichting een afzonderlijke dienst
waarover omzetbelasting verschuldigd is. De rechtbank overwoog dat de
betalingen zijn verricht met het uiteindelijke doel een woning te
huren. De inschrijving moet worden beschouwd als een nevenprestatie
die het fiscale regime van de hoofdprestatie volgt. Het inschrijfgeld
moet daarom worden aangemerkt als een onderdeel van de huur en is uit
dien hoofde vrijgesteld.
Het hof volgt dit oordeel en wijst op Hoge Raad 20 februari 2009, nr.
43 037. In het hoger beroep voerde de inspecteur nog aan dat de
inschrijfdiensten niet tot doel hebben een vrijgestelde prestatie
extra aantrekkelijk te maken, zodat de inschrijfdienst en de verhuur
niet als één prestatie kunnen worden aangemerkt. Volgens het hof volgt
uit rechtspraak van het HvJ dat ook gesproken kan worden van één
enkele prestatie wanneer twee of meer elementen of handelingen die de
belastingplichtige levert of verricht zo nauw met elkaar zijn
verbonden dat zij objectief gezien één enkele ondeelbare economische
prestatie vormen en waarvan splitsing kunstmatig zou zijn. Dat op
verschillende tijdstippen afzonderlijke vergoedingen worden betaald,
acht het hof niet van belang. Het gegeven dat op grond van vaste
rechtspraak van het HvJ de verhuurvrijstelling strikt moet worden
uitgelegd, leidt evenmin tot een ander oordeel.
De staatssecretaris laat weten dat hij afziet van het instellen van
cassatieberoep. Hij is overigens van mening dat uit de hofuitspraak
niet zonder meer kan worden afgeleid of de toepassing van de
vrijstelling van omzetbelasting ter zake van de inschrijving nu is
terug te voeren op de gedachte van bijkomende dienst ten opzichte van
de hoofdprestatie of op de benadering van één prestatie. Voor het
uiteindelijke resultaat is dit echter niet relevant. De
staatssecretaris acht een beslissing om de inschrijving als bijkomende
dienst aan te merken, die het lot van de hoofddienst deelt, niet
onbegrijpelijk. Dit mede gelet op de geringe omvang van de
inschrijfvergoeding en het eenmalige karakter ervan, in combinatie met
de overige feiten.
Toelichting staatssecretaris van 15 januari 2010 nr. DGB 2009-6549,
n.a.v. uitspraak Hof Leeuwarden van 26 november 2009, 2008/00199,
01-01-2000 t/m 31-12-2004, Ob 1968 15
Meer informatie
* Toelichting staatssecretaris 15 januari 2010, nr. DGB2009-6549
15-01-2010 | PDF bestand, 10 Kb
* Uitspraak Hof Leeuwarden van 26 november 2009, 2008/00199
Ministerie van Financiën