Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Datum 25 januari 2010
Betreft Voortgang nieuwe koers passend onderwijs
Nieuwe koers passend onderwijs
In deze brief schets ik u de eerste uitwerking van het nieuwe beleid voor passend
onderwijs. Met die inzet streeft het kabinet naar een passend
onderwijsprogramma voor alle leerlingen, zodat zij zich optimaal kunnen
ontwikkelen. Deze brief had ik u toegezegd in een eerdere brief van 17 december
2009 1 en verstuur ik mede namens staatssecretaris Van Bijsterveldt en minister
Rouvoet voor Jeugd en Gezin.
De nieuwe koers krijgt veel bijval, maar roept ook vragen op over de uitwerking
ervan. Deze brief moet die vragen beantwoorden en u informeren over de
ontwikkelingen in de afgelopen maanden.
Deel 1 gaat over de uitwerking van passend onderwijs en behandelt de volgende
onderwerpen:
· reacties van de achterban van sector-, vak- en ouderorganisaties;
· een eerste uitwerking van de zorgplicht;
· het referentiekader;
· de bekostiging;
· het toezicht;
· de kwaliteit van het onderwijs;
· de planning.
Deel 2 behandelt recent onderzoek. Ook komen de wijzigingen in de
subsidieregelingen passend onderwijs aan de orde. Het bevat een reactie op het
onderzoek `Zorg om zorgleerlingen' van het CPB. Tot slot behandel ik de
compensatie van de effecten van de pakketmaatregel AWBZ 2009.
1 Kamerstukken II, 2009/2010, 31497, nr.19
a
na 1 van 11
Pagi
Deel 1. Uitwerking passend onderwijs
In gesprek met de achterban
De leden van sector-, vak- en ouderorganisaties zijn redelijk positief over de
nieuwe koers, al laten ze hun eindoordeel afhangen van de verdere uitwerking.
Op het moment is de stemming als volgt:
PO-Raad. De leden kunnen zich op hoofdlijnen vinden in het nieuwe beleid, al
vinden ze de beheersingsmaatregelen reden tot zorg. Ze willen dat de nieuwe
bekostigingssystematiek en de toewijzing van zorg zeer zorgvuldig worden
geregeld. Ze vragen om een adequate overgangstermijn en een goede steun bij
de invoering. Op 26 januari 2010 houden de PO-Raad en WEC-raad een
slotconferentie, waar de uiteindelijke balans wordt opgemaakt.
WEC-Raad. De achterban ziet nieuwe kansen, maar heeft ook zorgen. De leden
zijn constructief, maar willen goede regelingen voor zaken als: goed
werkgeverschap; omgaan met expertise; hun positie in de
samenwerkingsverbanden; de huidige indicatiecriteria; toegang van speciale
groepen tot speciaal onderwijs; een realistische inzet bij de budgetfinanciering.
Op 26 januari 2010 maken de PO-Raad en WEC-raad de eindbalans op tijdens een
slotconferentie.
VO-raad. De leden van de raad zijn uitgebreid geraadpleegd. Ze willen hun
maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen, en accepteren daarom de
zorgplicht. Ze zien de omslag naar passend onderwijs wel als een zware opdracht
en hebben nog veel uitwerkingsvragen, kanttekeningen en voorwaarden. Vooral
voor de financiering maken ze een voorbehoud.
MBO Raad. De leden van de MBO Raad zien ook kansen, maar zijn onzeker over
de consequenties van de groeiende toestroom van zorgleerlingen in het mbo; de
inzet van zorg; de verdeling en toewijzing van middelen; en het borgen van een
goede overgang tussen de verschillende onderwijsvormen.
AOC-raad. De meerderheid van de leden stemt in met de nieuwe koers. Er zijn
wel kritische vragen over onder meer de omvang en verdeling van de middelen;
de wijze waarop middelen verantwoord worden; en medezeggenschap. De leden
vinden het verder van groot belang dat leerlingen met specifieke
onderwijsbehoeften evenredig worden verdeeld. Dat moet voorkomen dat AOC's,
die nu al veel zorg bieden, een nog groter aandeel moeten leveren in de regionale
zorgstructuur.
AOb. Bij een peiling bleek dat 70% van de respondenten achter het idee van
passend onderwijs staat. Als voorwaarden stellen ze wel adequate
professonalisering en ondersteuning en invloed van het personeel op de financiën.
Verder werd opgemerkt dat de spankracht van het team een rol moet spelen bij
wat een school wel of niet kan met passend onderwijs.
CNVO. De ledenraadpleging heeft geresulteerd in een Zevenpuntenplan passend
onderwijs. Een meerderheid van de leraren ziet de optimale ontwikkeling van het
kind als het meest positieve gevolg van passend onderwijs. Tegelijkertijd hebben
leraren de nodige zorgen over de noodzakelijke randvoorwaarden om dit waar te
kunnen maken. Bijvoorbeeld op het gebied van ondersteuning in de klas,
deskundigheidsbevordering en inspraak bij de besluitvorming.
Pagina 2 van 12
Landelijke ouderorganisaties. De leden maken zich zorgen over de keuzevrijheid
in passend onderwijs. Zij wijzen op het belang van medezeggenschap,
ondersteuning en de juridische positie van individuele ouders. De Vereniging
Openbaar Onderwijs wijst op het gevaar van een `passendonderwijsvlucht',
doordat dat ouders hun kinderen van school halen als er te veel zorgleerlingen in
een klas bijkomen. Voor de ouderorganisaties hangt veel af van de concretisering
van passend onderwijs.
MBO. Hoewel het mbo binnen passend onderwijs een uitzonderlijke positie
inneemt, wordt ook daar de landelijke indicatiestelling voor leerlinggebonden
financiering afgeschaft. Het grootste deel van deze middelen wordt per 1
augustus 2012 verdeeld onder de mbo-instellingen. De verdeelsystematiek zal in
overleg met de MBO Raad en de AOC Raad worden ingevuld.
ECPO. Ook de Evaluatie- en adviescommissie passend onderwijs (ECPO) heeft
gereageerd op de nieuwe koers passend onderwijs. De brief die ik hierover op 10
december jl. heb ontvangen vindt u in bijlage 1. Centraal in deze reactie staat de
spanning tussen de verantwoordelijkheid van de overheid om waarborgen te
bieden en de noodzaak om ruimte te geven aan scholen en
samenwerkingsverbanden. Zij hebben deze ruimte nodig om passend onderwijs te
kunnen vormgeven dat past bij hun regionale situatie. Gezien die spanning noemt
de ECPO een aantal punten die met voorrang verduidelijking behoeven. Deze brief
en de bijlagen over zorgplicht en de contouren van het referentiekader komen
tegemoet aan deze wens om verduidelijking.
Zorgplicht
Het kabinet streeft naar het invoeren van een zorgplicht voor schoolbesturen per
1 augustus 2012. In de afgelopen maanden is de zorgplicht uitgewerkt en
besproken met de sector-, vak- en ouderorganisaties. Dat is de basis voor het
Wetsvoorstel passend onderwijs, dat in de eerste helft van 2010 zal worden
ontwikkeld. In de volgende alinea's staat de hoofdlijn van de uitwerking van de
zorgplicht. Bijlage 2 over de zorgplicht gaat hier uitgebreider op in.
Zorgplicht voor schoolbesturen en de geschillencommissie
De zorgplicht verplicht schoolbesturen om te zorgen voor passend onderwijs voor
alle leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte die op de school worden
aangemeld of al staan ingeschreven. Onderwijs en ondersteuning moeten passend
zijn, en dus aansluiten op de ontwikkeling van het kind, de mogelijkheden van het
personeel en de wensen van de ouders. Als een school niet aan de wensen van de
ouders tegemoet kan komen, wordt met hen uitgezocht welke school binnen het
samenwerkingsverband dat wel kan. De samenwerkingsverbanden po en vo
maken afspraken met het so en het vso, zodat leerlingen voor wie dat echt nodig
is geplaatst kunnen worden in het (v)so. Leerlingen kunnen ook rechtstreeks
aangemeld worden bij het (v)so. Het speciaal onderwijs blijft dus bestaan en
wordt verbeterd. De zorgplicht moet ervoor zorgen dat het niet langer mogelijk is
dat leerlingen thuis zitten. De inspectie ziet toe op de uitvoering van de zorgplicht
door schoolbesturen.
Als ouders met een school van mening verschillen over de passendheid van het
aanbod, kunnen zij ondersteuning krijgen en eventueel een beroep doen op
mediation door een onafhankelijke partij. In het uiterste geval kunnen zij bij een
Pagina 3 van 12
geschillencommissie terecht. De uitspraken van de geschillencommissie zijn
bindend.
Evenwicht tussen ruimte en waarborgen
De zorgplicht is een kwestie van balans. Scholen en hun besturen moeten de
zorgplicht uit kunnen voeren op een manier die past bij de regionale situatie.
Tegelijkertijd moeten er wettelijke garanties zijn dat alle leerlingen een passende
plek krijgen, liefst op de school waar ouders hun kind willen inschrijven.
Belangrijk voor een goed evenwicht zijn:
· Medezeggenschap van leraren, ouders en leerlingen bij de vormgeving van
het ondersteuningsaanbod op school en in het samenwerkingsverband.
· Een geschillencommissie die bij individuele geschillen bindende uitspraken
doet.
· Het referentiekader dat de sectororganisaties op het moment opstellen, in
overleg met de vak- en ouderorganisaties.
Onderwijszorgprofiel en een dekkend aanbod
Scholen stellen met het personeel een onderwijszorgprofiel op. Het
onderwijszorgprofiel geeft aan welke zorg en ondersteuning een school kan
bieden, eventueel met hulp van derden. Onderdeel van het profiel zijn afspraken
over de deskundigheidsbevordering van het personeel, die nodig is om het
zorgprofiel te kunnen realiseren. Het schoolbestuur bespreekt het profiel in het
samenwerkingsverband. Ook voor gemeenten en de partners uit de
gezondheidszorg, jeugdzorg en welzijn is afstemming over de invulling van zorg
op school essentieel. Afspraken met externe partners in de jeugdhulpverlening
worden ook vastgelegd in het onderwijszorgprofiel.
Het geheel aan profielen, de speciale bovenschoolse voorzieningen en de
afspraken met het (voortgezet) speciaal onderwijs, moeten zorgen voor een
dekkend aanbod van onderwijszorg. Het samenwerkingsverband legt dit vast in
een zorgplan. Dit zorgplan moet een sluitend aanbod van voorzieningen
opleveren, waarin ook afspraken staan over de handelingsgerichte diagnostiek.
Het zorgplan zorgt ook voor helderheid over de verdeling en besteding van de
middelen. Uitgangspunt is dat passend onderwijs zo veel mogelijk op de scholen
wordt vormgegeven.
Deskundigheidsbevordering leraren
Leraren die goed zijn in klassenmanagement en geschoold zijn in het omgaan met
leerlingen met gedragsproblemen kunnen uitval en het ernstiger worden van
problematiek van leerlingen vaak voorkomen. Essentieel voor het slagen van
passend onderwijs is dan ook dat leraren beter toegerust worden om met
diversiteit in de klas om te kunnen gaan. Dit geldt voor zowel aankomende als
voor zittende leraren. De generieke kennisbasis voor initiële opleidingen wordt het
komende jaar vorm gegeven. De redactie die zich hierover gaat buigen heeft als
opdracht meegekregen om naast opbrengstgerichtheid ook passend onderwijs als
prioriteit mee te nemen.
Voor zittende leraren geldt dat in het onderwijszorgprofiel afspraken gemaakt
worden over noodzakelijke na- en bijscholing. Zoals in de brief van november
aangegeven zullen met ingang van schooljaar 20102011 alle
samenwerkingsverbanden vo, wsns en rec's een bedrag van vooralsnog 10 per
leerling krijgen uit de enveloppemiddelen. Dit bedrag is in de beginfase allereerst
bedoeld om het traject rond passend onderwijs op te starten, maar zeker ook om
Pagina 4 van 12
leraren en scholen voor te bereiden op passend onderwijs. In de structurele fase
zijn deze gelden uiteindelijk bedoeld om passend onderwijs voor alle leerlingen in
de school en in de klas te realiseren.
Medezeggenschap
Personeel, ouders en leerlingen, verenigd in de medezeggenschapsraad, krijgen
een instemmingsbevoegdheid op de inrichting van de onderwijszorg. Het gaat
daarbij zowel om de onderwijszorg op schoolniveau als op het dekkende aanbod
van onderwijszorg binnen het samenwerkingsverband. De verdeling van de
zorgmiddelen is onderdeel van het zorgplan van het samenwerkingsverband,
zodat de medezeggenschapsraad zich ook daarover kan uitspreken.
Onderzocht wordt of de instemmingsbevoegdheid op het onderwijszorgprofiel van
de school en op het zorgplan van het samenwerkingsverband passen binnen de
bestaande bepalingen in de Wet Medezeggenschap Scholen (WMS). Zo nodig
wordt de WMS aangepast. Omdat de mbo- en aoc- sector onder de Wet op de
Ondernemingsraad (WOR) en niet onder de WMS vallen, wordt de
medezeggenschap voor deze sector apart uitgewerkt.
Belangrijk is dat de medezeggenschapsorganen goed worden ondersteund in hun
rol als kritische gesprekspartner van de schoolbesturen. De vakbonden en de
landelijke ouderorganisaties hebben hierin een rol. Aansluitend bij de
ondersteuning die de organisaties nu al bieden, moeten zij hun achterban in de
medezeggenschapsraden goed ondersteunen in het beoordelen van de kwaliteit
van de onderwijszorgprofielen en de zorgplannen.
In het referentiekader komen handreikingen voor de wijze waarop de
medezeggenschap zo efficiënt en effectief mogelijk kan worden vormgegeven.
Hierbij komt onder meer aan de orde de verhouding tussen de
medezeggenschapsraad op schoolniveau, de gemeenschappelijke
medezeggenschapsraad en een eventueel medezeggenschapsorgaan op het
niveau van het samenwerkingsverband.
Vaststellen ondersteuningsbehoefte
Wanneer ouders of de school vermoeden dat extra ondersteuning nodig is, moet
de ondersteuningsbehoefte van de leerling worden vastgesteld. Dit gebeurt op
basis van handelingsgerichte diagnostiek2. Er wordt vastgesteld welke steun
leerling en leraar nodig hebben in de specifieke situatie van de school. De
handelingsgerichte diagnostiek vindt zo nodig integraal plaats, in overleg met
organisaties voor jeugdzorg, jeugd-GGZ en jeugdgezondheidszorg. In het
referentiekader worden modellen uitgewerkt om de handelingsgerichte
diagnostiek vorm te geven.
2 Binnen de handelingsgerichte diagnostiek staat de vraag centraal: waarom heeft dit kind
met zijn mogelijkheden en beperkingen, uit dit gezin, in deze school, met deze leraar en
deze medeleerlingen, de onderkende problemen en hoe kunnen ze effectief worden
opgelost?
Pagina 5 van 12
Ondersteuning van ouders
Ouders worden bij passend onderwijs op verschillende manieren ondersteund.
Allereerst wordt gezorgd voor goede en toegankelijke algemene informatie over
passend onderwijs op het niveau van de school, het samenwerkingsverband en
landelijk. Daarbij wordt zo veel mogelijk aangesloten bij bestaande kanalen.
Daarnaast krijgen ouders ondersteuning en deskundig advies bij het beoordelen
van het aanbod van de school voor hun kind. Gedacht wordt om hiervoor
onderwijsconsulenten in te zetten die regionaal werken en toegankelijk zijn voor
ouders en scholen. Als ouders en de school er niet uitkomen, kunnen ze gebruik
maken van mediation door een onafhankelijke partij, bijvoorbeeld door de
onderwijsconsulenten. Als dat nog niet tot een oplossing leidt, kan een landelijke
geschillencommissie uitkomst bieden. De zorgplicht biedt ouders dus een
afdwingbaar recht op passend onderwijs voor hun kind. Hoewel het natuurlijk de
bedoeling is om conflicten te voorkomen, met goede medezeggenschap, goede
informatie en hulp voor ouders. Het recht op ondersteuning van ouders wordt
wettelijk verankerd.
Referentiekader
In de komende maanden stellen de sectororganisaties een referentiekader op, dat
eind mei 2010 gereed moet zijn. Met dat kader helpen ze besturen, scholen en
samenwerkingsverbanden bij de inrichting van het zorgcontinuüm en van passend
onderwijs in de praktijk. Thema's in het referentiekader zijn: het zorgprofiel;
toewijzing onderwijszorg; ouders; medezeggenschap; kwaliteit;
professionalisering; zorg in en om de school; overgang tussen onderwijsvormen;
verantwoording; de geschillenregeling. Per thema wordt bekeken wat het
landelijke uitgangspunt is en wat dit betekent voor het regionale en schoolniveau.
Het referentiekader wordt niet wettelijk vastgelegd in een AmvB. Dat zou niet
passen bij het streven om de hoeveelheid en de complexiteit van de regels voor
leerlingenzorg terug te dringen. Het referentiekader wordt wel beschreven in de
memorie van toelichting van de wet. Hierin kan worden opgenomen wie het kader
opstellen, en wat het doel en de belangrijkste thema's zijn. In mei wordt gekeken
of deze aanpak voldoende houvast biedt of dat er toch meer wettelijke
waarborgen nodig zijn.
Bekostiging
Binnen passend onderwijs wordt het geld voor extra ondersteuning toegekend
aan de samenwerkingsverbanden weer samen naar school (wsns) en vo, die de
middelen verdelen over de scholen. Daarbij volgt geld de taken en leerlingen.
Scholen en samenwerkingsverbanden kunnen de uitwerking in het referentiekader
gebruiken om tot de toewijzing van extra onderwijsondersteuning te komen. Het
referentiekader doet echter geen uitspraken over de benodigde middelen voor
individuele leerlingen. Samenwerkingsverbanden maken zelf, na instemming door
de medezeggenschap, de keuze hoe de beschikbare middelen over de scholen en
leerlingen worden verdeeld. Zoals eerder al is aangegeven, moet passend
onderwijs zo veel mogelijk op school en in de klas worden vormgegeven. De
samenwerkingsverbanden moeten geen nieuwe bureaucratische laag vormen.
Het totale budget is gebaseerd op de huidige rugzakmiddelen voor cluster 3 en 4
en het grootste deel van de ambulante begeleiding, op het niveau Rijksbegroting
2008. De verdeling over de samenwerkingsverbanden gebeurt jaarlijks op basis
van het totale aantal leerlingen binnen het samenwerkingsverband in het
voorafgaande schooljaar. Dit betekent dat als het aantal leerlingen in een
Pagina 6 van 12
samenwerkingsverband toe- of afneemt, het budget voor extra ondersteuning
stijgt of daalt. De samenwerkingsverbanden krijgen immers voor een percentage
van hun leerlingen zorgmiddelen. Deze systematiek geldt nu ook voor het wsns-
beleid.
Doordat de samenwerkingsverbanden en (v)so-instelling per leerling eenzelfde
bedrag krijgen, vindt verevening plaats. Die verevening zal leiden tot
herverdeeleffecten. Onder de huidige regeling verschillen de aantallen en
percentages zorgleerlingen immers, en dus ook het toegekende budget. Er komt
daarom een compensatieregeling om de effecten van de herverdeling te dempen.
Ik heb de ECPO gevraagd om mij te adviseren over verevening als uitgangspunt
voor de budgetfinanciering en daarover vóór de zomer 2010 advies uit te
brengen. Het gaat met name om de vraag hoe we de positieve effecten van
verevening kunnen behouden en de (onbedoelde) nadelen kunnen verminderen of
voorkomen. Om dit onderwerp te verkennen heeft de ECPO in februari een
expertmeeting met een aantal wetenschappers en ervaringsdeskundigen
georganiseerd.
Transparante inzet middelen
Helderheid over de inzet van geld vindt het kabinet zo belangrijk dat zij niet tot
2012 wil wachten op verbetering. Daarom laat ik onderzoeken of het haalbaar is
om de rugzakmiddelen al in schooljaar 2010-2011 (en 2011-2012) toe te voegen
aan de `bestemmingsbox'. De bestemmingsbox is een onderdeel van de lumpsum,
met middelen voor specifieke doelen. Besturen zijn vrij in de besteding, maar
moeten in hun jaarverslag aangeven waar zij het geld voor hebben gebruikt. Zo
wordt snel en zonder veel rompslomp duidelijk wat er met de `rugzak' is gebeurd.
Als deze aanpak in praktijk goed werkt, kan ze worden gebruikt voor de
verantwoording vanaf 2012. Bij de verantwoording gaat het overigens niet alleen
over wat er met de middelen is gebeurd, maar over de vraag of dat effectief was.
Indicatoren om effectiviteit vast te stellen worden met het onderwijs onderzocht.
Toezicht
Passend onderwijs heeft ook gevolgen voor het toezicht van de inspectie. De
verantwoordelijkheid voor passend onderwijs wordt, in de vorm van een
zorgplicht, geheel bij de schoolbesturen gelegd. Het samenwerkingsverband moet
zorgen voor een dekkend geheel aan voorzieningen waarin alle leerlingen een
passende plek vinden.
Dit brengt twee toezichtvragen met zich mee:
1. Maakt het schoolbestuur de zorgplicht waar?
2. Biedt het samenwerkingsverband een sluitend zorgaanbod?
Om de vragen te kunnen beantwoorden moet de inspectie haar
waarderingskaders uitbreiden. Uitgangspunten daarvan zijn:
· Leerlingen krijgen een passend aanbod.
· Het aanbod is voor alle leerlingen opbrengstgericht.
· Leerlingen ontvangen daadwerkelijk de zorg die ze, op grond van hun
onderwijsbehoeften, nodig hebben.
Inmiddels is gestart met de ontwikkeling van een verantwoording over de
opbrengsten (i.c. de leerresultaten) voor alle leerlingen en hierbij zijn
ontwikkelingsperspectief en meetbare opbrengsten kernbegrippen. Voor het
Pagina 7 van 12
dekkende aanbod zal het toezichtkader zoveel mogelijk aansluiten bij het
referentiekader, dat wordt ontwikkeld door het onderwijsveld. Het toezicht zal
daarbij uitgaan van de indicatoren voor de dekkendheid van het
onderwijszorgaanbod in het samenwerkingsverband en de relatie met de
zorgprofielen van de scholen binnen dat verband. De inspectie zal het toezicht
inrichten vanuit de huidige opvattingen over risicogestuurd toezicht en binnen de
kaders van de Wet op het onderwijstoezicht (WOT). Tevens blijft het toezicht op
de kwaliteit van de afzonderlijke scholen een essentieel onderdeel van passend
onderwijs voor alle leerlingen. Tot slot vraagt het veld aandacht voor een
positieve waardering voor de kwaliteit van het onderwijs aan leerlingen die extra
zorg ontvangen. Dit wordt meegenomen bij de nadere uitwerking.
Kwaliteit (voortgezet) speciaal onderwijs
Naar verwachting ontvangt uw Kamer eind september 2010 het Wetsvoorstel
kwaliteit (v)so. Het wetsvoorstel legt vast dat leerlingen die speciaal onderwijs
nodig hebben onderwijs krijgen dat:
· hen maximaal uitdaagt;
· zo goed mogelijk aansluit op hun mogelijkheden;
· hen toeleidt naar optimale maatschappelijke participatie, in de vorm van
vervolgonderwijs of een betaalde plaats op de arbeidsmarkt.
De hoofdlijnen van het wetsvoorstel komen in nauwe samenspraak met het veld
en betrokken departementen tot stand.
Het wetsvoorstel ondersteunt het proces van kwaliteitsverbetering dat de laatste
jaren is ingezet. De eerste resultaten zijn al binnen. Het aantal zeer zwakke
(v)so-scholen was op 1 januari 2010 gedaald van 19 naar 10, een daling van
bijna 50%.
Cluster 2
Dat neemt niet weg dat er nog een hele weg is te gaan. De inspectie heeft de
kwaliteit onderzocht van het onderwijs in cluster 2 en aan cluster 2 geïndiceerde
leerlingen met een rugzak in het regulier onderwijs. De resultaten vindt u in
bijlage 4. De inspectie concludeert dat de kwaliteit van de cluster-2-scholen is
verbeterd. De kwaliteitszorg, het pedagogisch en didactisch handelen en het actief
betrekken van leerlingen bij de lessen zijn in de meeste scholen op orde. Op een
aantal essentiële punten is de score echter onvoldoende. Leerlingenzorg,
evaluatie en borging, differentiatie en veiligheidsbeleid zijn zwakker ontwikkeld.
Het beeld komt overeen met de resultaten van onderzoeken in de clusters 3 en 4
en onderstreept de noodzaak van de voorgenomen Wetswijziging kwaliteit (v)so.
De sector zelf, verenigd in Siméa, is daarom al gestart met een traject om de
kwaliteit van het onderwijs in de cluster-2-scholen te verbeteren.
Middelbaar beroepsonderwijs
Het Cinop past in 2010 de beroepsopleidingen en de examinering van de nieuwe
kwalificatiestructuur aan voor leerlingen met een handicap of chronische ziekte
die doorstromen vanuit het voortgezet (speciaal) onderwijs. Dat geeft hen de
kans om zich in het mbo zo goed mogelijk te kwalificeren, overigens zonder aan
de kwalificatie-eisen te tornen. Het plan van aanpak (`Competentiegericht
Pagina 8 van 12
onderwijs en studenten met een beperking in het mbo') heb ik u toegezonden op
23 september 2009.3
Planning
De komende periode ga ik door met de uitwerking van passend onderwijs, in
overleg met de sectororganisaties de ouder- en vakorganisaties, IPO en de VNG.
Ook wordt een implementatietraject uitgewerkt om scholen,
samenwerkingsverbanden en ouders goed te informeren en voor te bereiden op
passend onderwijs. Voor de zomer 2010 ontvangt u het implementatietraject.
De nieuwe koers van passend onderwijs is voor de ECPO aanleiding om haar
huidige werkplan te herzien. De ECPO wil hier het uitgewerkte referentiekader bij
betrekken. Het bijgestelde werkplan wordt voor de zomer samen met het
referentiekader aan de Kamer aangeboden. In de tussentijd blijft de ECPO wel
onderzoeken uitzetten. Momenteel wordt er een onderzoek onder `de koplopers'
uitgevoerd, onder andere naar de effecten van de heroverweging op de
oorspronkelijke plannen passend onderwijs.
Eind van dit jaar stuur ik u het wetsvoorstel Kwaliteit (v)so. Het streven is deze
wet met ingang van 1-8-2011 in werking te laten treden. Inzet is u in de zomer
van 2011 het wetsvoorstel passend onderwijs aan te bieden. Hierin worden ook
de bekostigingselementen verwerkt, met als belangrijk onderdeel de
budgetfinanciering. Streefdatum voor inwerkingtreding van deze wet is 1-8-2012.
Tot slot stel ik voor de Kamer halfjaarlijks te informeren over de verdere
uitwerking van de hoofdlijnen van passend onderwijs.
3 Tweede Kamer 2009-2010, 31524, nr. 30
Pagina 9 van 12
Deel 2. Onderzoeken en regelingen op het terrein van passend
onderwijs
In dit tweede deel informeer ik u over ontwikkelingen die van groot belang zijn
voor de invoering van passend onderwijs.
Onderzoeken ECPO
De Evaluatiecommissie Passend Onderwijs (ECPO) heeft het afgelopen half jaar
vijf onderzoeken laten uitvoeren. Het gaat om de volgende onderwerpen:
1. veranderingen in de bekostiging voor kinderen met specifieke
onderwijsbehoeften;
2. het regionale loket passend onderwijs;
3. keuzevrijheid in ambulante begeleiding;
4. benchmarking voor ambulante begeleiding;
5. allochtone leerlingen in speciale onderwijsvoorzieningen.
Dit laatste onderzoek komt tegemoet aan een eerder verzoek van de Kamer. Een
brief met de conclusies en aanbevelingen uit de onderzoeken vindt u in bijlage 5.
De afzonderlijke rapporten zijn te downloaden via de website van de ECPO.
De aanbevelingen zijn een waardevolle bijdrage aan de uitwerking van de
beleidsvoorstellen voor passend onderwijs. Enkele voorbeelden zijn:
· Het belang van een laagdrempelig en onafhankelijk `loket' voor ouders waar
zij ondersteuning kunnen ontvangen. De voorzieningen komen ten goede aan
alle ouders.
· Betere afstemming tussen voorzieningen voor onderwijs en zorg.
· Duidelijkheid over de wijze van invoering van budgetfinanciering (omvang,
verdeling landelijke middelen, verantwoording).
· Faciliteren van ondersteuningstrajecten van de werkvloer die met
budgetfinanciering moet gaan werken.
Wachtlijsten speciaal basisonderwijs in 2008
Volgens onderzoek van de inspectie worden de meeste leerlingen binnen de
wettelijke termijn geplaatst (bijlage 6). In 2008 stonden 666 leerlingen op de lijst
om onderzocht te worden of ze naar het speciaal basisonderwijs moesten. Nog 65
leerlingen stonden op een plaatsingslijst voor het speciaal basisonderwijs. Op de
onderzoekslijst stonden iets meer leerlingen dan in 2007. De plaatsingslijst bleef
stabiel.
Subsidieregelingen passend onderwijs
Alle samenwerkingsverbanden po, samenwerkingsverbanden vo en rec's krijgen
vanaf 1 augustus 2010 per leerling 10 leerling voor de voorbereiding op
passend onderwijs. In de komende periode kunnen de middelen ook worden
ingezet om passend onderwijs in de regio vorm te geven. Daarna moeten de
middelen vooral ten goede komen aan het realiseren van passend onderwijs in de
klas en voor het opleiden en ondersteunen van het personeel. Voorwaarde voor
de toekenning het bedrag van 10 per leerling is dat de groei in het (v)so en van
leerlingen met een rugzak wordt beheerst. Voor de toekenning van deze middelen
wordt een subsidieregeling opgesteld.
Deze brede inzet van de enveloppe-middelen en de invoering van passend
onderwijs, maken een aanpassing van de bestaande subsidieregeling
noodzakelijk. De mogelijkheid om nieuwe startsubsidies aan te vragen vervalt.
Ook vervalt per 1 augustus 2010 de `subsidie veldinitiatief' en worden nieuwe
Pagina 10 van 12
aanvragen voor brede experimenten niet meer toegekend. Lopende
veldinitiatieven kunnen met de 10 per leerling van de nieuwe regeling de
samenwerking en de uitwerking van passend onderwijs voortzetten.
Het blijft mogelijk om af te wijken van bestaande regelgeving voor passend
onderwijs. De mogelijkheid blijft bestaan om deze smalle experimenten eenmalig
te stimuleren met 30.000. Ook éénmalige subsidiëring van stimuleringssubsidies
met 20.000 blijft mogelijk. Wel worden de voorwaarden aangepast en wordt het
subsidieplafond verlaagd.
Regio Eemland - het enige lopende brede experiment wil doorgaan en de
budgetfinanciering uitbreiden met cluster 3. Omdat al een subsidiebeschikking is
afgegeven, houdt Eemland de bekostiging van 20 per leerling per jaar en
verandert er niets. Ook voor lopende smalle experimenten verandert er niets. Hun
subsidie heeft een looptijd van 5 jaar.
CPB-rapport zorgleerlingen.
Het CPB heeft een rapport uitgebracht onder de titel `Zorg om zorgleerlingen; een
blik op beleid, aantal en kosten van jonge zorgleerlingen' (bijlage 7). Het CPB
stelt vast dat het geld voor extra ondersteuning in het onderwijs in de gelopen
jaren flink steeg. Volgens het CPB komt dat vooral doordat meer aanbod - vooral
van het rugzakje - meer vraag heeft opgeroepen. Door de openeindesystematiek
was er geen beperking.
Ik kan mij vinden in die conclusies, al doet de groei zich niet alleen voor in het
onderwijs. Ook het beroep op de AWBZ, jeugdzorg, jeugd ggz en de Wajong
groeit. Onder het vorige kabinet is een aantal rapporten4 over de groei naar de
Kamer gestuurd, waarin werd geconcludeerd dat de oorzaak complex is. Dat
neemt niet weg dat de door het CPB genoemde prikkels er inderdaad zijn. Het
onderzoek van het CPB steunt de keuze om over te gaan op een vorm van
budgetbekostiging. Die ondervangt immers de door het CPB vastgestelde
weeffouten. Verder zal het aantal leerlingen dat extra ondersteuning nodig heeft,
zorgvuldig worden gemonitord. Over de factoren die ten grondslag liggen aan het
toenemende beroep op eerdergenoemde voorzieningen als AWBZ, jeugdzorg,
jeugd ggz en de Wajong, wordt uw Kamer op korte termijn in het kader van de
kabinetsvisie op de toekomst van de zorg voor jeugd nader geïnformeerd.
Zoals aangegeven in de brief van 17 december, heb ik de Algemene Rekenkamer
gevraagd of deze mogelijkheden ziet voor nader onderzoek naar de inzet van
zorgmiddelen. Op deze vraag heb ik nog geen reactie ontvangen.
Compensatiemaatregel met de pakketmaatregel Awbz
Het kabinet heeft de grondslagen voor de aanspraak op AWBZ-middelen
aangescherpt. De wijzigingen hebben gevolgen voor leerlingen die AWBZ-
middelen als persoonsgebonden budget (pgb) inzetten op school. De effecten zijn
nog niet precies duidelijk, omdat de meeste leerlingen met pgb inzetten op school
nog niet zijn geherindiceerd. De verwachting is dat minder leerlingen (een deel)
van hun pgb kunnen inzetten op school. Ze zullen dus een zwaarder beroep gaan
4 Tweede Kamer, 2005/ 2006, 30300 VIII, nr. 267
Pagina 11 van 12
doen op het onderwijs. OCW heeft vanaf 1 januari 2010 jaarlijks 10 miljoen om
dat te compenseren.
Samen met de ouder- en sectororganisaties is een regeling uitgewerkt om de 10
miljoen zo effectief mogelijk en met zo min mogelijk bureaucratie in te zetten. Dit
heeft geresulteerd in een tijdelijke regeling, die loopt van 1 januari 2010 tot 1
augustus 2012. Dit zijn de hoofdpunten:
· De middelen worden op aanvraag van de rec's cluster 3 en 4 toegekend op
basis van het aantal leerlingen in het voedingsgebied van een rec.
· De rec's kennen de middelen toe aan scholen met zorgleerlingen die meer dan
de gebruikelijke ondersteuning nodig hebben om onderwijs te kunnen blijven
volgen op de school waar zij staan ingeschreven.
· Ouders en verzorgers, de instelling waar een leerling eventueel woont, de
Commissie van begeleiding, en de ambulante begeleiders worden bij het
opstellen van de aanvragen betrokken.
· De regeling wordt in 2012 geëvalueerd.
· Inzet is om na 1 augustus 2012 de compensatiemiddelen in te passen in
passend onderwijs.
De regeling wordt zo spoedig mogelijk gepubliceerd.
Tot slot
In de afgelopen maanden is hard gewerkt aan de uitwerking van de nieuwe koers
passend onderwijs. Graag wil ik zo snel mogelijk met uw Kamer praten over de
nieuwe koers passend onderwijs, zodat ik uw reactie kan meenemen bij de
verdere uitwerking.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Sharon A.M. Dijksma
Pagina 12 van 12