UMC St Radboud
Palliatieve sedatie: normaal medisch handelen
21-01-2010
Palliatieve sedatie, als sluitstuk van palliatieve zorg, is in
Nederland onderdeel geworden van normaal medisch handelen. Omdat er
belangrijke ethische waarden van onze samenleving in het geding zijn,
is het van groot belang, dat artsen bij palliatieve sedatie zeer
zorgvuldig en transparant handelen. De medische richtlijn, die in 2005
tot stand is gekomen, heeft hieraan een positieve bijdrage geleverd.
Maar artsen maken nog te weinig gebruik van de bestaande expertise
voor palliatieve sedatie.
Dit concludeert Jeroen Hasselaar, als onderzoeker verbonden aan het
UMC St Radboud, in zijn proefschrift over de Nederlandse praktijk van
palliatieve sedatie. Hij promoveert op 26 januari.
Belangrijke functie
Palliatieve sedatie begint in de Nederlandse medische praktijk een
steeds belangrijker functie te vervullen. Het doel van de behandeling
is om een patiënt in de stervensfase te verlossen van onbehandelbare
en ondraaglijke symptomen zoals pijn, uitputting of ander fysiek
lijden, bijvoorbeeld ernstige ademhalingsproblemen. Dat gebeurt door
het bewustzijn van de patiënt te verlagen met medicatie. In 2005 heeft
de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij ter bevordering der
Geneeskunst een richtlijn voor palliatieve sedatie uitgebracht. Deze
richtlijn heeft een aantoonbaar positief effect gehad op de
praktijkvoering. De juiste geneesmiddelen worden vaker toegepast,
patiënten worden vaker en tijdiger bij de besluitvorming betrokken en
het aantal artsen dat een richtlijn voor palliatieve sedatie gebruikt
is gestegen.
Toenemende behoefte
Al vanaf het eind van de negentiende eeuw hanteren artsen bij
stervende patiënten technieken om het stervensproces indien nodig te
verzachten, aldus Hasselaar in zijn proefschrift. Tegenwoordig worden
we echter twee maal zo oud als vroeger en heeft in Nederland kanker de
plaats van infectieziekten als meest voorkomende doodsoorzaak
overgenomen. Aan het sterven gaat nu in veel gevallen een intensieve
periode van behandeling en medische begeleiding vooraf. Daarmee is ook
de behoefte aan palliatieve zorg en palliatieve sedatie toegenomen.
Hasselaar stelt, dat artsen veel meer gebruik zouden moeten maken van
expert consultatie. Dit gebeurt slechts zeer beperkt, blijkt uit zijn
onderzoek. Hij verwacht dat dit de kwaliteit en de veiligheid van de
behandeling ten goede zal komen. Hij heeft gevonden dat zo'n tien
procent van de patiënten tijdens de sedatie onverwacht wakker werd.
Dit is een aanwijzing, dat de behandeling in de praktijk soms nog te
wensen over laat. Het kan bijvoorbeeld onduidelijk zijn of het gebruik
van andere medicijnen die de patiënt krijgt, moet worden afgebouwd of
niet. Ook kunnen er tijdens de behandeling onvoorziene complicaties
optreden. Dit laatste vraagt nog om nader onderzoek.
Duidelijkheid
De afgelopen jaren was de discussie actueel of palliatieve sedatie
niet een verkapte vorm van euthanasie is. Ondertussen is hierover
duidelijkheid gekomen, stelt Hasselaar vast. Palliatieve sedatie en
euthanasie zijn twee afzonderlijke praktijken. Niettemin zijn er
omstandigheden, waarin palliatieve sedatie een uitkomst kan bieden
voor patiënten met een euthanasieverzoek, namelijk als die patiënten
in de laatste levensfase zijn en lijden aan onbehandelbare
symptomen. Voor die patiëntengroep biedt palliatieve sedatie daarom
een medisch alternatief voor euthanasie.
Proportionele sedatie
Patiënten in diepe slaap brengen tot aan het overlijden raakt direct
aan de ethische waarde van respect voor de zelfexpressie en de
autonomie van de patiënt. Daarom is het zaak dat palliatieve sedatie
proportioneel, dat wil zeggen: niet langer en dieper dan nodig, wordt
toegepast. Dit maakt palliatieve sedatie tot een complexe medische
ingreep. Hasselaar pleit voor meer aandacht voor tijdelijke en lichte
vormen van palliatieve sedatie. Daarvoor is scholing van hulpverleners
en het gebruik van expert-consultatie noodzakelijk.