Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2009Z25050/2009D65750
Datum 25 januari 2010
Betreft verzoek reactie op onderzoek schoolprestaties VO uitgevoerd in
opdracht van Trouw
Met uw brief van 18 december 2009, kenmerk 2009Z25050/2009D65750,
verzoekt u mij namens de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap om een reactie te geven op het onderzoek naar de schoolprestaties
van scholen in het voortgezet onderwijs, uitgevoerd in opdracht van Trouw. Eén
van de conclusies is dat een deel van de scholen voor vmbo te laag scoort als het
gaat om het gemiddelde cijfer van de kernvakken van het centraal examen.
Het onderzoek is uitgevoerd door prof. dr. J. Dronkers, hoogleraar internationaal
onderwijsonderzoek aan de universiteit van Maastricht. De heer Dronkers gebruikt
bij de beoordeling van scholen in eerste instantie de cijfers behaald op het
centraal examen van de drie vakken Nederlands, Engels en wiskunde over het
laatste examenjaar. In zijn toelichting zegt hij aan te sluiten bij mijn beleid rond
de examinering en de aanscherping van de slaag-zakregeling. Dat is echter in
beperkte mate het geval. De heer Dronkers wijkt op een aantal essentiële
onderdelen af van mijn beleid en het beoordelingskader van de inspectie.
In mijn beleid is de aandacht voor basisvaardigheden primair gericht op de inhoud
van het examen en de beslissing of een individuele leerling een diploma krijgt. Zo
mogen leerlingen bij de aanscherping van de slaag-zakregeling straks nog maar
één vijf halen voor de drie kernvakken Nederlands, Engels en wiskunde. Dat is
een belangrijk verschil met het model van de heer Dronkers, dat zich richt op
prestaties van scholen. Een ander verschil is dat de aanscherping van de slaag-
zakregeling - mede op advies van de Onderwijsraad - alleen van toepassing is bij
het havo en vwo en vooralsnog niet bij het mavo en vbo. Dronkers gebruikt
verder alleen gegevens van het centraal examen. Bij de aanscherping van de
slaag-zakregeling ga ik echter uit van het eindcijfer, dus inclusief schoolexamen.
In het schoolexamen worden namelijk onderdelen uit het examenprogramma
getoetst die niet terugkomen in het centraal examen. Denk hierbij aan
mondelinge taalvaardigheid bij Engels of schrijfvaardigheid bij Nederlands. Het
eindcijfer geeft daarmee een evenwichtiger beeld van de prestaties van een
leerling voor een vak, ook omdat centraal examen een momentopname is en het
schoolexamen over diverse toetsmomenten is verspreid.
a
na 1 van 3
Pagi
De heer Dronkers zegt in zijn beoordeling alleen naar de cijfers voor het centraal Datum
examen te kijken, omdat scholen een te laag cijfer kunnen compenseren met het
schoolexamen. Dat op sommige scholen een te groot verschil is tussen de cijfers Onze referentie
op het schoolexamen en het centraal examen is ongewenst. Dit onderdeel is VO/OK/176019
daarom ook één van de vier opbrengstcriteria van de inspectie. Bovendien kan
middels de escalatieladder de staatsexamencommissie worden ingezet bij scholen
die meerdere jaren te grote verschillen laten zien. De aanscherping van de slaag-
zakregeling en de inzet van de staatsexamencommissie heb ik in 2008
aangekondigd, met u besproken in 2009 en de inwerkingtreding zal ingaan bij de
examens in 2012 respectievelijk in het schooljaar 2013-2014. Scholen (leraren en
leerlingen) hebben hierdoor de tijd te anticiperen op de aangescherpte slaag-
zakregeling en de escalatieladder. Ook hierin wijkt mijn aanpak af van die van de
heer Dronkers: hij beoordeelt scholen op basis van criteria die niet van te voren
bij hen bekend zijn.
Daarnaast verschilt de beoordelingssystematiek van de heer Dronkers inhoudelijk
met het beoordelingskader van de inspectie. Om te beginnen betrekt de inspectie
bij de beoordeling van de kwaliteit van een school weliswaar als eerste de
kwaliteit van de opbrengsten, maar zij kijkt ook naar de kwaliteit van het
onderwijs zelf.
De inspectie beoordeelt de opbrengsten van een school aan de hand van vier
opbrengstcriteria: het rendement onderbouw, het rendement bovenbouw, het
gemiddelde cijfer op het centraal examen en het verschil tussen het
schoolexamens en het centraal examen. De heer Dronkers gebruikt alleen het
gemiddelde cijfer van het centraal examen.
Bij de beoordeling van het gemiddelde cijfer van het centraal examen zijn er
daarnaast nog vier belangrijke verschillen in de wijze van beoordeling van de heer
Dronkers en de inspectie.
Allereerst beoordeelt de inspectie het gemiddelde cijfer op het centraal examen
van een school op grond van cijfers van álle vakken die op het centraal examen
zijn behaald. De inspectie kijkt dus breder dan alleen naar de vakken Nederlands,
Engels en wiskunde.
Ten tweede baseert de heer Dronkers zijn oordeel op een enkel schooljaar, terwijl
de inspectie de resultaten van drie schooljaren meeneemt. Ik acht de methode
van de inspectie hierin evenwichtiger. In de beoordeling van de heer Dronkers
kan de situatie voorkomen dat een school twee jaar goede resultaten laat zien en
in een derde jaar zwak presteert. Harde sancties zijn in dat geval voorbarig,
omdat er in dit geval geenszins sprake is van een patroon. Het is immers heel
goed mogelijk dat de betreffende school het jaar erop weer goed functioneert. Het
is kortom te riskant om op basis van de prestaties van een enkel jaar een
uitspraak te doen over de kwaliteit van een school en hier vervolgens
consequenties aan te verbinden.
Ten derde gebruikt de heer Dronkers bij de berekening van de score op het
centraal examen slechts gegevens van geslaagde leerlingen. Een voorbeeld uit
zijn model is een vmbo school die goed scoort: bij twee van de drie kernvakken
wordt een gemiddelde hoger dan 7 behaald. Het slagingspercentage op deze
school is echter 33,33%. Niet alleen is het rendement op deze school ronduit
teleurstellend. Als daarnaast gekeken wordt naar het gemiddelde cijfer van álle
leerlingen, inclusief de gezakte, dan zijn ook de gemiddelde cijfers zeer mager:
Pagina 2 van 3
een 5,4, 5,4 en 5,3 voor respectievelijk Nederlands, Engels en wiskunde. Ik denk Datum
dat weinigen het met de heer Dronkers eens zijn dat hier sprake is van een goed
presterende school. De inspectie kijkt daarentegen naar cijfers van geslaagde én Onze referentie
gezakte leerlingen. VO/OK/176019
In de vierde plaats houdt de inspectie rekening met het aantal
achterstandsleerlingen en leerlingen die leerwegondersteunend onderwijs (lwoo)
krijgen. De heer Dronkers doet dit niet. Voor een eerlijke beoordeling van de
prestaties van een school bij het centraal examen lijkt me dit wel van belang.
Het zal u duidelijk zijn dat ik de benadering van de heer Dronkers niet deel. Ik
heb dit ook gezegd tijdens mijn interview met Trouw op 14 december 2009. Het is
zijn goed recht naar eigen inzicht scholen te beoordelen. Ik hecht echter meer
waarde aan het met u besproken beoordelingskader van de inspectie van het
onderwijs, dat een evenwichtiger beeld geeft van de kwaliteit van een school.
de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Pagina 3 van 3