European Union



| | | |

|RAAD VAN                 |                                       |NL         |
|DE EUROPESE UNIE         |                                       |           |
|17165/09 (Presse 369)                                                      |
|(OR. en)                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|Betreft:                                                                   |
|PERSMEDEDELING                                                             |
|2983e zitting van de Raad                                                  |
|Vervoer, Telecommunicatie en Energie                                       |
|Energie                                                                    |
|Brussel, 7 december 2009                                                   |
|Voorzitter mevrouw Maud OLOFSSON                                           |
|minister van Ondernemingen en Energie                                      |
|                                                                           |
|Voornaamste resultaten van de Raadszitting                                 |
|De ministers hebben nota genomen van de stand van zaken betreffende drie   |
|voorstellen ter verbetering van de energie-efficiëntie: een richtlijn      |
|inzake de energieprestaties van gebouwen, een richtlijn inzake             |
|energie-etikettering, en een verordening inzake de etikettering van banden.|
|                                                                           |
|In het kader van de energievoorzieningszekerheid heeft de Raad:            |
|nota genomen van een voortgangsverslag over het voorstel voor een          |
|verordening tot veiligstelling van de aardgasvoorziening, en hierover een  |
|oriënterend debat gehouden;                                                |
|nota genomen van een voortgangsverslag over het voorstel voor een          |
|verordening betreffende de aanmelding aan de Commissie van                 |
|investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur in de      |
|Europese Gemeenschap;                                                      |
|van gedachten gewisseld over Verordening (EG) nr. 663/2009 houdende        |
|vaststelling van een programma om het economisch herstel te bevorderen via |
|financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van     |
|energie.                                                                   |
|De ministers hebben tevens van gedachten gewisseld over de                 |
|Commissiemededeling met de titel "Investeren in de ontwikkeling van        |
|koolstofarme technologieën (SET-Plan)".                                    |
|Tijdens de lunch hebben het voorzitterschap en de Commissie de ministers op|
|de hoogte gebracht van recente ontwikkelingen in de internationale         |
|betrekkingen op energiegebied.                                             |
|In de marge van de Raadszitting vonden de volgende evenementen plaats:     |
|een intergouvernementele conferentie van de vertegenwoordigers van de      |
|regeringen van de lidstaten voor de formele aanneming van een besluit      |
|betreffende de zetel van het Agentschap voor de samenwerking tussen        |
|energieregulators (ACER), dat in Ljubljana zal worden gevestigd;           |
|de ondertekening van het Memorandum van overeenstemming betreffende het    |
|Centraal-Europees Forum voor de integratie van de elektriciteitsmarkt.     |
INHOUD1

DEELNEMERS 5

BESPROKEN PUNTEN

ENERGIE-EFFICIËNTIEPAKKET 7

Energieprestaties van gebouwen 8

Energie-etikettering 9

Etikettering van banden 9

ENERGIEVOORZIENINGSZEKERHEID 10

Voorstel voor een verordening tot veiligstelling van de aardgasvoorziening en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG 10

Financiële bijstand voor projecten op energiegebied 11

Investeringsprojecten voor energie-infrastructuur 12

INVESTEREN IN DE ONTWIKKELING VAN KOOLSTOFARME TECHOLOGIEËN (SET-PLAN) 13

INTERNATIONALE BETREKKINGEN OP ENERGIEGEBIED 14

DIVERSEN 15

Plan voor de interconnectie van de energiemarkten in het Oostzeegebied (BEMIP) 15

Memorandum van overeenstemming betreffende het Centraal-Europees Forum voor de integratie van de elektriciteitsmarkt 15

Duurzaamheidscriteria voor biomassa 16

Werkprogramma van het aanstaande Spaanse voorzitterschap 16

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

ENERGIE

Ministerraad van de Energiegemeenschap 17

DEELNEMERS

De regeringen van de lidstaten en de Europese Commissie waren als volgt vertegenwoordigd:

België:
de heer Paul MAGNETTE minister van Klimaat en Energie

Bulgarije:
de heer Traicho TRAIKOV minister van Economie, Energie en Toerisme

Tsjechië:
de heer Vladimír TO?OVSKÝ minister van Industrie en Handel

Denemarken:
mevrouw Lykke FRIIS minister van Klimaat en Energie

Duitsland:
de heer Jochen HOMANN staatssecretaris, ministerie van Economische Zaken en Technologie

Estland:
de heer Juhan PARTS minister van Economische Zaken en Verkeer

Ierland:
de heer Eamon RYAN minister van Communicatie, Energie en Natuurlijke Hulpbronnen

Griekenland:
de heer Yannis MANIATIS staatssecretaris, ministerie van Milieu, Energie en Klimaatverandering

Spanje:
de heer Pedro MARÍN URIBE staatssecretaris van Energie

Frankrijk:
de heer Philippe LEGLISE-COSTA plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Italië:
de heer Claudio SCAJOLA minister van Economische Ontwikkeling

Cyprus:
de heer Antonis PASCHALIDES minister van Handel, Industrie en Toerisme

Letland:
mevrouw Zaiga LIEPINA onderstaatssecretaris, ministerie van Economie

Litouwen:
de heer Arvydas DRAG?NAS staatssecretaris, ministerie van Milieubeheer

Luxemburg:
de heer Jeannot KRECKÉ minister van Economische Zaken en Buitenlandse Handel, minister van Sport

Hongarije:
de heer Péter HÓNIG minister van Verkeer, Telecommunicatie en Energie

Malta:
mevrouw Theresa CUTAJAR plaatsvervangend permanent vertegenwoordiger

Nederland:
mevrouw Maria van der HOEVEN minister van Economische Zaken

Oostenrijk:
de heer Reinhold MITTERLEHNER minister van Economische Zaken, Gezin en Jeugd

Polen:
de heer Waldemar PAWLAK viceminister-president, minister van Economische Zaken

Portugal:
de heer Carlos ZORRINHO staatssecretaris van Energie en Innovatie

Roemenië:
de heer Claudiu Constantin STAFIE staatssecretaris van Industriebeleid en Mededinging, ministerie van Economische Zaken

Slovenië:
de heer Matej LAHOVNIK minister van Economische Zaken

Slowakije:
de heer ?ubomír JAHNÁTEK minister van Economische Zaken

Finland:
mevrouw Mauri PEKKARINEN minister van Economische Zaken

Zweden:
mevrouw Maud OLOFSSON viceminister-president en minister van Ondernemingen en Energie
de heer Ola ALTERÅ staatssecretaris, toegevoegd aan de minister van Ondernemingen en Energie

Verenigd Koninkrijk:
Lord HUNT onderminister, ministerie van Energie en Klimaatverandering

Commissie:
de heer Andris PIEBALGS lid

BESPROKEN PUNTEN

ENERGIE-EFFICIËNTIEPAKKET

Tijdens een openbare beraadslaging heeft de Raad nota genomen van de stand van zaken en de procedures betreffende het zogenoemde "energie- efficiëntiepakket", dat de volgende drie voorstellen bevat:


1. een richtlijn inzake de energieprestaties van gebouwen (16082/09);


2. een richtlijn inzake energie-etikettering (16080/09);


3. een verordening inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie (14639/09).

De Raad heeft deze voorstellen intensief besproken. Hij heeft de verordening inzake de etikettering van banden reeds aangenomen en een informeel akkoord met het Europees Parlement bereikt over de twee richtlijnen. Door de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon moeten er echter een aantal aanpassingen worden aangebracht die hoofdzakelijk betrekking hebben op de rechtsgrondslag en de comitologiebepalingen. Hierover wordt tussen de instellingen overleg gepleegd.

De voorstellen werden in november 2008 door de Commissie gepresenteerd als bijdrage tot de doelstelling van de EU om uiterlijk in 2020 het energieverbruik met 20% te verminderen en 20% van de energie uit hernieuwbare bronnen afkomstig te doen zijn. Het bereiken van een akkoord over dit pakket was een van de belangrijkste prioriteiten van het Zweedse voorzitterschap, vooral met het oog op de Conferentie van Kopenhagen in december.

In het kader van de internationale samenwerking betreffende energie- efficiëntie heeft de Raad recentelijk ook een besluit aangenomen betreffende de ondertekening en sluiting door de Europese Gemeenschap van het "Referentiekader voor het Internationaal Partnerschap voor samenwerking inzake Energie-efficiëntie", ook Ipeec genoemd (16564/09). Deze overeenkomst is een belangrijke en passende stap op dit gebied en zal bijdragen tot de verspreiding van beste praktijken wereldwijd.

Energieprestaties van gebouwen

Dit voorstel heeft ten doel het toepassingsgebied van de huidige Richtlijn 2002/91/EG te verduidelijken, te versterken en uit te breiden, alsook de grote verschillen in de praktijken van de lidstaten in deze sector te verkleinen. De bepalingen ervan hebben betrekking op de energiebehoeften voor ruimteverwarming en warm water, koeling, ventilatie en verlichting in nieuwe en bestaande residentiële en niet-residentiële gebouwen.

De bouwsector neemt ongeveer 40% van het totale eindenergieverbruik en van de CO2-uitstoot van de EU voor zijn rekening. Het verbeteren van de algehele energieprestaties van gebouwen door middel van kosteneffectieve maatregelen zal derhalve sociale, economische en ecologische voordelen op nationaal en EU-niveau opleveren.

De herziene wetgeving voorziet met name in het volgende:


1. alle nieuwe gebouwen moeten uiterlijk in 2020 bijna- nulenergiegebouwen zijn (uiterlijk in 2018 voor gebouwen waarin overheidsinstanties gehuisvest zijn). De lidstaten moeten nationale plannen opstellen ter verhoging van het aantal "bijna- nulenergiegebouwen", waarvan de energie in zeer ruime mate moet worden geleverd uit hernieuwbare bronnen, en ook ter plaatse of dichtbij geproduceerde hernieuwbare energie moet omvatten;


2. de overheid moet een voortrekkersrol spelen: in openbare gebouwen met een totaal vloeroppervlak van meer dan 500 m2 die frequent door het publiek worden bezocht, moeten op zichtbare wijze energieprestatiecertificaten worden aangebracht. Binnen vijf jaar wordt deze drempel verlaagd tot 250 m2;


3. minimumeisen inzake energieprestaties voor gebouwen of eenheden van gebouwen, met het oog op het verwezenlijken van een "kostenoptimaal niveau" (het energieprestatieniveau dat gedurende de geraamde economische levensduur de laagste kosten met zich meebrengt);


4. minimumeisen inzake energieprestaties wanneer er een ingrijpende renovatie in bestaande gebouwen of eenheden van gebouwen moet worden uitgevoerd;


5. regelmatige keuringen van verwarmings- en airconditioningsystemen;


6. onafhankelijke systemen voor de controle van energieprestatiecertificaten en keuringsverslagen.

Energie-etikettering

Het voorstel herschikt Richtlijn 92/75/EEG betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaard-productinformatie van huishoudelijke apparaten. Het is de bedoeling het toepassingsgebied ervan uit te breiden door te voorzien in de etikettering van alle energiegerelateerde producten, met inbegrip van de huishoudelijke, de commerciële en de industriële sector, en van bepaalde niet-energieverbruikende producten zoals vensters, die over een significant energiebesparingspotentieel beschikken zodra ze in gebruik of geïnstalleerd zijn.

De basis voor de etikettering blijft onveranderd de schaal A-G van donkergroen (meest energie-efficiënt) tot rood, die de consumenten goed begrijpen. Voor producten waarvoor reeds etiketteringsvoorschriften gelden en waarvan een meerderheid in de hoogste energieklassen op de markt wordt gebracht, kunnen tot drie extra energieklassen aan het etiket worden toegevoegd (A+, A++ en A+++). Reclame waarin energiegerelateerde informatie of informatie over de prijs wordt vermeld, dient in voorkomend geval een verwijzing naar de energieklasse te bevatten.

Bij overheidsopdrachten moeten de lidstaten ernaar streven enkel geëtiketteerde producten van de hoogste energieklasse aan te schaffen.

Etikettering van banden

De Raad werd in kennis gesteld van de aanneming van de verordening inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere essentiële parameters.

Deze verordening heeft ten doel de veiligheid en de economische en milieuefficiëntie van het wegvervoer te verbeteren door brandstofefficiënte, veilige en geluidsarme banden aan te moedigen. Banden veroorzaken 20 tot 30% van het brandstofverbruik van een voertuig, vooral door hun rolweerstand.

Bij de verordening wordt een kader vastgesteld voor het verstrekken van geharmoniseerde informatie over bandenparameters, zoals rolweerstand, grip op nat wegdek en rolgeluidemissies; aldus kan de consument met kennis van zaken beslissen bij de aankoop van banden, aangezien zowel in het verkooppunt als in het technisch reclamemateriaal de bandenetikettering wordt aangegeven.

Dit initiatief strookt met de herziene strategie van de Commissie inzake CO2-emissies van personenauto's en lichte bedrijfsvoertuigen (12389/06), waarin streefcijfers voor CO2-emissies worden vastgesteld die moeten worden gehaald via de reductie van de emissies van auto's, inclusief het promoten van zuinige banden.

ENERGIEVOORZIENINGSZEKERHEID

Voorstel voor een verordening tot veiligstelling van de aardgasvoorziening en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG

De Raad heeft na een presentatie door de heer Piebalgs, Commissielid voor energie, een oriënterend debat over het voorstel (11892/09) gehouden op basis van een vragenlijst van het voorzitterschap (16000/09).

Met het voorstel, dat juli jongstleden door de Commissie is ingediend, wordt beoogd op gecoördineerde wijze te antwoorden op concrete verstoringen van de voorziening op korte en lange termijn, zowel wat preventieve actie als reactiemaatregelen betreft. Het is een kernelement van het wetgevingskader dat bijdraagt tot de energievoorzieningszekerheid van de EU naar aanleiding van de Russisch-Oekraïense gascrisis van januari 2009. Met het voorstel wordt tevens gevolg gegeven aan de oproep van de Europese Raad tot versnelde herziening van de huidige richtlijn betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening, zodat de Gemeenschap beter ingesteld is op een toekomstige verstoring van de gasvoorziening. Aardgas maakt een kwart van de primaire energievoorziening uit. Het gasverbruik in Europa is tijdens de afgelopen tien jaar snel toegenomen en de eigen productie is gedaald. Daardoor is de afhankelijkheid van invoer gestegen.

In beginsel werd de algemene aanpak van het Commissievoorstel welwillend ontvangen. De ministers formuleerden echter een aantal opmerkingen over specifieke aspecten van de ontwerp-verordening.

Veel ministers wezen er met name op dat de rol en de verantwoordelijkheden van de marktactoren, de lidstaten en de Commissie verder moeten worden verduidelijkt overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel. Met betrekking tot de veiligstelling van de gasvoorziening werd de nadruk gelegd op de rangorde, gaande van de aardgasondernemingen en de lidstaten tot het regionale en het EU-niveau. Crisisbeheersing moet berusten op een grondige risico-analyse, en er moet sprake zijn van een evenwicht tussen solidariteit, de verantwoordelijkheid van de markt en de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de eigen gasvoorziening.

Een meerderheid van de ministers was ingenomen met het voorstel van de Commissie voor bindende infrastructuur- en voorzieningsnormen, maar verzocht om meer flexibiliteit teneinde rekening te houden met nationale omstandigheden en bijzondere kenmerken. De toepassing van de normen moet berusten op een kosten-batenanalyse, met de nodige voorrang voor marktinstrumenten. In het debat werd sterk de nadruk gelegd op regionale en bilaterale samenwerking, maar er is behoefte aan nadere gegevens, in het bijzonder wat de verdeling van de kosten betreft.

Ten slotte werd gewezen op de noodzaak van een scherp omlijnde definitie van beschermde klant, die toch voldoende flexibel is om rekening te kunnen houden met nationale of regionale omstandigheden, waaronder financiële kwesties.

Het komende Spaanse voorzitterschap kondigde aan dat het vóór einde juni 2010 een politiek akkoord over het Commissievoorstel wil bereiken.

Financiële bijstand voor projecten op energiegebied

De ministers werden door de heer Piebalgs, Commissielid voor energie, in kennis gesteld van de laatste stand van zaken betreffende Verordening (EG) nr. 663/2009 houdende vaststelling van een programma om het economisch herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie. Hierna volgde een gedachtewisseling over dit onderwerp.

De heer Piebalgs bracht de ministers ervan op de hoogte dat er na de bekendmaking van een aanbesteding 87 projecten in het kader van dit programma zijn ontvangen (46 voor interconnecties, 29 voor offshore en 12 voor koolstofafvang en -opslag). De eerste contracten voor offshore windenergie en koolstofafvang en -opslag moeten voor het einde van het jaar worden ondertekend. Wat de interconnectieprojecten betreft, moet het evaluatieproces in de komende weken worden afgerond. Het Commissielid verwachtte dat het bedrag dat is bestemd voor het onderdeel energie van het Europees economisch herstelplan, in 2010 volledig zal worden vastgelegd, waardoor de economie van Europa een belangrijke stimulans zal krijgen.

De verordening maakt deel uit van het Europees economisch herstelplan (EERP) en voorziet in 2 miljard euro in 2009 en 1,98 miljard euro in 2010 voor projecten op energiegebied zoals gas- en
elektriciteitsinfrastructuren, kleine eilanden, offshore windenergie en koolstofafvang- en opslag.

Investeringsprojecten voor energie-infrastructuur

De ministers hebben nota genomen van een voortgangsverslag (15692/09) over het voorstel voor een verordening inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Gemeenschap (12235/09), na een presentatie van het voorstel door Commissielid Piebalgs.

Overeenkomstig het Actieplan 2007-2009 van de Europese Raad inzake een energiebeleid voor Europa moeten de Commissie en de lidstaten de investeringen vastleggen die vereist zijn om aan de strategische behoeften van de EU op het gebied van de elektriciteits- en gasvoorziening en de desbetreffende vraag te voldoen. Bij deze verordening wordt een gemeenschappelijk en transparanter kader ingevoerd voor de aanmelding aan de Commissie van gegevens en informatie over investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur in de sectoren aardolie, aardgas, elektriciteit en biobrandstoffen, en over investeringsprojecten met betrekking tot de door die sectoren geproduceerde kooldioxide.

INVESTEREN IN DE ONTWIKKELING VAN KOOLSTOFARME TECHOLOGIEËN (SET-PLAN)

Na de presentatie van de mededeling door Commissielid Piebalgs hebben de ministers van gedachten gewisseld over het plan op basis van de zes aanbevelingen die in de conclusies van de mededeling worden geformuleerd (14230/09).

In het algemeen waren de ministers ingenomen met de mededeling en benadrukten zij het belang van koolstofarme technologieën met het oog op het verwezenlijken van de doelstellingen inzake emissiereducties en energie- efficiëntie. Onder voorbehoud van verdere verduidelijking van de financieringskwesties, stelden de ministers tevens vast dat de onderzoeksinspanningen moeten worden opgevoerd en dat de middelen moeten worden toegespitst op projecten met de grootste meerwaarde. Veel ministers stonden op het standpunt dat overheidsfinanciering moet worden aangevuld met particuliere middelen. Voorts bestond er brede steun voor de zeven Europese industriële initiatieven (E2I) die in de mededeling worden geformuleerd: het Europese windinitiatief, het Europese zonne-initiatief, het Europese elektriciteitsnetinitiatief, het duurzame Europese bio-energie- initiatief, het Europese initiatief voor CO2-opvang, -vervoer en -opslag, het initiatief inzake duurzame kernsplijting en het initiatief inzake brandstofcellen en waterstof.

De Commissie heeft deze mededeling in oktober ingediend, in aansluiting op de goedkeuring van het Strategisch Energietechnologieplan in het voorjaar van 2008. In de mededeling maakt de Commissie een analyse van de belangrijkste vereisten om de overgang naar een koolstofarme economie in de Gemeenschap te maken en tegelijkertijd bij te dragen tot het leiderschap van de EU in deze O&O-sectoren. Hierin zijn gedetailleerde stappenplannen voor technologie voor de periode 2010-2020, alsook een indicatieve financiering opgenomen. De vereiste financiële middelen zouden moeten komen van de particuliere sector en de (nationale) overheid, terwijl beperkte financiering door de Gemeenschap aangewend kan worden om investeringen aan te moedigen. Ook worden in de mededeling de aanvullende investeringen voor de periode 2010-2020 geraamd op 75-80 miljard euro voor de zeven initiatieven van het oorspronkelijke SET-plan die door de Raad zijn goedgekeurd (6326/1/08 REV 1), alsook voor andere ondersteunende initiatieven. Dit komt erop neer dat de huidige 3 miljard euro per jaar wordt verhoogd tot ongeveer 8 miljard euro per jaar.

INTERNATIONALE BETREKKINGEN OP ENERGIEGEBIED

Tijdens de lunch hebben Commissielid Piebalgs en het voorzitterschap de ministers op de hoogte gebracht van de laatste stand van zaken betreffende de diverse internationale evenementen die op energiegebied hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden (16001/09):


1. Top EU/Rusland


2. Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap


3. Oostelijk partnerschap


4. Energieraad EU-VS


5. Energiehandvestverdrag


6. Andere belangrijke bijeenkomsten.

DIVERSEN

Plan voor de interconnectie van de energiemarkten in het Oostzeegebied (BEMIP)

Commissielid Piebalgs heeft de Raad geïnformeerd over de tot dusver gemaakte vorderingen met de uitvoering van het Plan voor de interconnectie van de energiemarkten in het Oostzeegebied (BEMIP), en meer bepaald over de regionale BEMIP-conferentie die op 25 november in Vilnius, Litouwen, heeft plaatsgevonden.

BEMIP is een actieplan voor koppelingen van energienetwerken ter verbetering van de markt in het Oostzeegebied en maakt deel uit van de "EU- strategie voor het Oostzeegebied". Het beantwoordt aan de dringende behoefte om de "energie-eilanden" (de drie Baltische staten en Finland) te laten aansluiten op de EU; dat was een van de prioriteiten van de tweede strategische toetsing van het energiebeleid die door de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad in 2008 werden goedgekeurd. Het volgende voortgangsverslag zal medio 2010 worden gepresenteerd.

Memorandum van overeenstemming betreffende het Centraal-Europees Forum voor de integratie van de elektriciteitsmarkt

De Poolse minister heeft de Raad in kennis gesteld van de ondertekening, op deze dag, in de marge van de Raad, van het Memorandum van overeenstemming betreffende het Centraal-Europees Forum voor de integratie van de elektriciteitsmarkt. Delegaties op ministerieel niveau van zeven EU- lidstaten uit Midden- en Oost-Europa zouden aan de plechtigheid deelnemen.

Het memorandum heeft ten doel een regionaal platform op ministerieel niveau in te stellen ter ondersteuning van de verdere regionale integratie van de elektriciteitsmarkten in Midden- en Oost-Europa.

Duurzaamheidscriteria voor biomassa

De Benelux-landen, daarin gesteund door Polen en het Verenigd Koninkrijk, hebben de Commissie verzocht een voorstel in te dienen voor geharmoniseerde en bindende duurzaamheidscriteria voor vaste biomassa die voor energiedoeleinden wordt gebruikt. Dat voorstel dient het verslag te vergezellen dat de Commissie vóór het einde van het jaar moet presenteren.

Werkprogramma van het aanstaande Spaanse voorzitterschap

De Spaanse minister heeft een overzicht gegeven van het voorlopige werkprogramma voor het eerste semester van 2010.


*


* *

In de marge van de Raad hebben de vertegenwoordigers van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, deelgenomen aan een intergouvernementele conferentie en zij hebben besloten de zetel van het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) toe te kennen aan Ljubljana. Dit besluit volgde op de aanneming, eerder dit jaar, van het derde pakket voor de interne energiemarkt dat de verordening tot oprichting van het ACER omvat.

ANDERE GOEDGEKEURDE PUNTEN

ENERGIE

Ministerraad van de Energiegemeenschap

De Raad heeft het EU-standpunt vastgesteld voor de Ministerraad van de Energiegemeenschap die op 18 december 2009 te Zagreb wordt gehouden. Hij heeft tevens nota genomen van de agenda voor deze bijeenkomst.

De Ministerraad moet nota nemen van de vorderingen met de uitvoering van het communautaire acquis in de landen van de Energiegemeenschap, vooral met betrekking tot de voorzieningszekerheid, en hij zal onder meer een aantal besluiten aannemen, waaronder:


1. de toekomstige toetreding van de Republiek Moldavië en Oekraïne tot het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap,


2. de uitvoering van drie communautaire richtlijnen inzake energie- efficiëntie in de Energiegemeenschap, en


3. jaarlijkse (in plaats van tweejaarlijkse) bijeenkomsten van de Ministerraad.


---

(7224/07, bijlage I).
De gezamenlijke verklaringen die tijdens bilaterale bijeenkomsten zijn overeengekomen, staan op de website van de Raad: www.consilium.europa.eu
Een verdrag dat ten doel heeft een volledig geïntegreerde elektriciteits- en gasmarkt tot stand te brengen tussen de landen van Zuidoost-Europa (Albanië, Bosnië en Herzegovina, Bulgarije, Kroatië, Griekenland, FYROM, Montenegro, Roemenië en Servië).