Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Geen versoepeling, maar aanscherping van regels voor
brandweer
22 januari 2010
De aanpassings- en invoeringswet veiligheidsregio's wordt binnenkort
in de Tweede Kamer behandeld. En daarmee ook het ontwerpbesluit
veiligheidsregio's. In het besluit veiligheidsregio's komen regels
over de opkomsttijden van de brandweer en de bezetting van
brandweervoertuigen. Er zijn in de aanloop naar de behandeling enkele
hardnekkige misvattingen ontstaan rond deze regels. Bestuurlijke
willekeur en gevaarlijke experimenten zouden op de loer liggen, de
brandveiligheid zou onder druk staan. Hiervan is echter geen sprake.
Minister Ter Horst stuurde een brief naar de Tweede Kamer om deze
misverstanden weg te nemen.
Misvatting 1: de minister van BZK laat de eisen aan de opkomsttijden voor de
brandweer los.
Op dit moment bestaan er geen wettelijke eisen aan de opkomsttijden
voor de brandweer. Van loslaten kan dus geen sprake zijn.
Brandweerzorg is van oudsher een gemeentelijke verantwoordelijkheid en
blijft dat ook onder de Wet veiligheidsregio's, zij het dat de
organisatie nu op regionaal niveau belegd wordt.
De Wet veiligheidsregio's bepaalt dat iedere regio een dekkingsplan
voor de brandweer moet hebben dat gebaseerd is op het risicoprofiel,
inclusief de brandrisico's. Hiermee wordt de kwaliteit van de
brandweerzorg verzekerd. Het bestuur van de veiligheidsregio moet dit
dekkingsplan vaststellen.
Bij het maken van het regionale dekkingsplan moeten de opkomsttijden
die in het besluit veiligheidsregio's staan, in acht genomen worden.
Overal in Nederland voldoen aan de gestelde opkomsttijden is echter
duur en onnodig. Er zijn gebieden waar het risico op brand niet
opweegt tegen de investering om de gestelde opkomsttijden te halen.
Daarom krijgt het bestuur de bevoegdheid om van de opkomsttijden af te
wijken, mits dat gemotiveerd gebeurt en expliciet gemaakt wordt in het
dekkingsplan. Dat is openbaar, zodat alle burgers en bedrijven kunnen
zien welke opkomsttijd zij kunnen verwachten. Ook moet het bestuur de
daadwerkelijke opkomsttijden van iedere uitruk registeren om periodiek
te kunnen bepalen of de risico-inschatting nog actueel is en het
dekkingsplan bijgesteld moet worden. Zo wordt de kwaliteit van de
brandweerzorg continu verbeterd.
Hiermee wordt de bestaande praktijk geformaliseerd. Immers, alle
brandweerregio's hebben al sinds de jaren '90 regionale
dekkingsplannen hebben. Deze dekkingsplannen zijn gebaseerd op het
Handboek Brandweerzorg (1992) en de Leidraad basisbrandweerzorg
(2005). Daarin staat, naast de berekeningsmethode voor de technische
uitvoering, beschreven hoe het bestuur zijn verantwoordelijkheid voor
de brandweerzorg moet invullen. Dat laatste wordt in het Besluit
veiligheidsregio's verankerd. Er wordt dus niets losgelaten.
Integendeel, er wordt iets vastgelegd.
Misvatting 2: de bestuurlijke bevoegdheid om af te wijken van de
standaardbezetting van zes man op een brandweerauto's leidt tot
levensgevaarlijke toestanden voor brandweer en burgers.
In het Besluit veiligheidsregio's worden de bezetting, de taken en de
uitrusting van een basisbrandweereenheid beschreven volgens de
geldende brandweerdoctrine: zes personen op één brandweerauto.
In de praktijk blijkt echter dat er op diverse plaatsen in Nederland
voor bepaalde specifieke risicosituaties of incidenttypen niet met de
standaardbezetting wordt gewerkt. De afwijkingsmogelijkheid is
opgenomen om deze praktijk onder de nieuwe wet te kunnen voortzetten,
niet uit bezuinigingsdrift. Op sommige plaatsen in Nederland wordt
gewerkt met snelle interventievoertuigen of rukken meerdere kleine
voertuigen met een bezetting van vier man gelijktijdig uit. Ook wordt
er in sommige regio's op een slimme manier een beperkte
beschikbaarheid van brandweervrijwilligers mee opgevangen. Hierdoor
kunnen brandweerposten open blijven in plaats van dat ze moeten
sluiten. Daar kan toch niemand tegen zijn.
Veiligheid staat voorop, dus als een bestuur kiest voor een kleinere
bezetting per voertuig, dan moet het personeel alle taken die in het
besluit beschreven staan wel op een veilige manier kunnen uitvoeren.
Als daar zes man voor nodig zijn, dan moeten er dus op tijd zes staan.
Door het vastleggen van de taken van brandweereenheden kan het bestuur
daar niet meer omheen. De deur wordt niet opengezet naar
levensgevaarlijke experimenten, maar juist naar veilige oplossingen
voor specifieke risicosituaties.
Misvatting 3: het Besluit veiligheidsregio's sluit niet logisch aan op het
Bouwbesluit 2003.
De relatie tussen de brandveiligheidsvoorschriften in de
bouwregelgeving en de tot nu toe gehanteerde normen en standaarden
voor de brandweer verandert niet, nu deze normen en standaarden in
regelgeving worden vastgelegd. Bouwregelgeving richt zich tot
gebruikers en eigenaren van gebouwen, het ontwerpbesluit
veiligheidsregio's richt zich uitsluitend tot de brandweer.
Het doel van de brandveiligheidsvoorschriften in de bouwregelgeving is
om slachtoffers en snelle uitbreiding van brand naar andere gebouwen
zoveel mogelijk te voorkomen. De technische eisen in de
bouwvoorschriften zijn onder meer gebaseerd op aannames over de tijd
die nodig is om een gebouw bij brand veilig te kunnen ontvluchten. In
verreweg de meeste gevallen zullen mensen dat zonder hulp van de
brandweer kunnen. Er moet echter altijd rekening gehouden worden met
de mogelijkheid dat mensen wel hulp van de brandweer nodig hebben.
Hiermee wordt het belang van bovenstaand systeem nog eens benadrukt,
waarin het bestuur op grond van de risico-inschatting expliciete en
gemotiveerde besluiten neemt over langere opkomsttijden.
Geen versoepeling, maar aanscherping
Het Besluit veiligheidsregio's leidt dus tot een versoepeling van de
regels voor de brandweer, maar juist tot een aanscherping ervan. De
veiligheidsregio krijgt wel de ruimte die bij zijn
verantwoordelijkheid past om maatwerk te leveren voor specifieke
situaties. Maar anders dan vroeger vraagt dat nu wel om een expliciete
bestuurlijke afweging, die nu ook wettelijk vastligt.