Watersector zoekt nieuwe Hansje Brinkers (m, maar vooral ook V)
22/01/2010 10:00
NWP - Stichting Netherlands Water Partnership
Tal van vrouwelijke waterprofessionals treden deze weken op als rolmodel voor basisschooldocenten. Jonge vrouwen die van water en techniek hun beroep hebben gemaakt, zijn door de sector benaderd als rolmodel voor jonge vrouwen en meisjes. De Nederlandse watersector verwacht in de toekomst een tekort aan watertalent. Het gaat om professionals die voor schoon en gezond water, veilige delta's en rivieren kunnen zorgen.
De positie van Nederland als waterland is sterk, maar om die te behouden heeft de watersector in de toekomst voldoende talenten nodig. Klimaatverandering en bevolkingsgroei stellen ons voor uitdagingen waarin de watersector een belangrijke rol speelt. Met name meisjes kiezen nog steeds onvoldoende voor vakken waarmee ze later een toekomst in water kunnen kiezen. Namens de sector voert het Netherlands Water Partnership (NWP) het project 'Human Capital Water' uit, dat gericht is op talent voor de watersector. Samen met andere partijen is de sector begonnen met het opleiden van jonge, vrouwelijke waterambassadeurs.
Deze weken zijn de rolmodellen actief als rolmodel voor basisschooldocenten, in het kader van een nascholingscursus water en techniek. Het expertisecentrum voor vrouwen en meisjes in (Beta)techiek VHTO) en het Kenniscentrum Wetenschap en Techniek en NWP hebben vrouwen getraind om hun ervaringen en verhaal aan te passen aan deze doelgroep. Het Hoogheemraadschap Delfland vaardigde twee vrouwelijke rolmodellen af, Soet Huijbregts en Anneklaar Wijnants.
Anneklaar: "Nederland is binnen Europa hekkensluiter als het gaat om meisjes die kiezen voor een technische vervolgopleiding. Van alle meisjes gaat in Nederland 16 % naar een opleiding in een technische richting. In een land als Roemenie is dit maar liefst 57 %. Nederlandse meisjes zijn natuurlijk niet minder goed in exacte vakken dan Roemeense, Italiaanse of Zweedse meisjes. Sterker nog, uit onderzoek blijkt dat Nederlandse meisjes even goed presteren in de exacte vakken als jongens, maar dat hun zelfbeeld negatief is: ze denken dat ze het niet kunnen!"
Soet: "De omgeving werkt ook niet erg mee om meisjes te stimuleren. Heeft een meisje een onvoldoende voor Frans dan wordt ze daar thuis op aangesproken, maar als ze een onvoldoende voor wiskunde heeft dan is daar vaak begrip voor 'want dat snapte ik zelf ook nooit'."
Anneklaar: "Daarnaast is er onbekendheid over wat je dan kunt worden met een bètaopleiding. Veel meisjes ambiëren werk dat maatschappelijke relevantie heeft en ze zien niet hoe een technische opleiding daaraan kan bijdragen. Het is onze rol om de leraren van de basisscholen te vertellen dat meisjes net zo goed zijn als jongens en te laten zien dat je als vrouw met een technische of bètaopleiding leuk, interessant en relevant werk kunt doen."
Rolmodellen belangrijk
Soet en Anneklaar hadden zelf wel goede rolmodellen.
Soet: "Mijn ouders werkten wel allebei, maar mijn moeder zat in de zorg. Mijn keuze voor mijn vervolgopleiding is met name ingegeven doordat ik het boerenbedrijf van mijn vader wilde overnemen. Ik ben daarom begonnen aan de agrarische opleiding in Velp, maar op gegeven moment overgestapt naar Tropische Cultuur Techniek. Daarin kwamen twee wensen voor mij samen: toegepaste techniek en maatschappelijke relevantie. Ik heb na mijn opleiding zes jaar gewerkt in Rwanda en Botswana. In die landen wordt de landbouw met name bedreven door vrouwen. Het was een spannende en interessante tijd. Voor ik bij Delfland kwam, ben ik zes jaar projectleider natuurontwikkeling in de Hoekse Waard geweest en nu zit ik alweer drie jaar bij Delfland."
Anneklaar: "Ik heb HBO Milieukunde gedaan in Deventer. Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in techniek. Wat mij vooral aanspreekt is de logische en gestructureerde aanpak van vraagstukken, het logische karakter daarvan. Maar, ook voor mij geldt: wat ik leer en doe moet wel toepasbaar zijn. Mijn moeder was binnenhuisarchitect dus wat dat betreft echt een goed rolmodel en mijn vader heeft in Wageningen gestudeerd. Ik kom uit een heel groen nest. Als senior beleidsmedewerker bij Delfland doe ik in de dagelijkse praktijk weinig met techniek, maar je merkt dat het bij projecten enorm helpt als je - wat ik dan noem - 'de taal der techneuten' spreekt."