Wageningen Universiteit en Researchcentrum
Hoe lossen we dit op?
21 jan 2010
Nummer: R
Beleidswetenschappers van de universiteit gaan hun onderzoek bundelen
in het Wageningen Centre of Governance. Het onderzoek gaat over de
sturing van complexe maatschappelijke vraagstukken, van internationale
problemen tot kwesties in onze achtertuin.
Regeringsleiders komen van tijd tot tijd bijeen om een mondiaal
verdrag te sluiten, zoals vorige maand in Kopenhagen. Als ze al tot
een akkoord komen, heeft zoân verdrag weinig praktische gevolgen. Vier
jaar later blijkt meestal dat de doelen nog niet zijn gehaald.
Ook het internationaal bosbeleid in VN-verband heeft weinig resultaten
opgeleverd, stelt Bas Arts, hoogleraar Bos- en Natuurbeleid aan
Wageningen University (onderdeel van Wageningen UR) en
mede-initiatiefnemer van het Wageningen Centre of Governance. Sinds de
jaren tachtig proberen regeringen tot een bindend internationaal
verdrag te komen om de ontbossing tegen te gaan, maar dat is nooit
gelukt vanwege alle belangentegenstellingen. Uit frustratie over het
uitblijven van een akkoord richtten NGOâs als het Wereldnatuurfonds en
bedrijven in de houtsector in 1993 een organisatie op voor duurzaam
bosbeheer: Forest Stewardship Council (FSC). Als boseigenaren zich aan
tien duurzaamheidsprincipes houden, krijgen ze het FSC-keurmerk. Het
is een groot succes, zegt Arts. Meer dan honderd miljoen hectare bos
in de wereld is inmiddels FSC-gecertificeerd.
Ook bij de visteelt hebben particuliere organisaties inmiddels de
leiding genomen via het Marine Stewardship Council (MSC), met dito
keurmerk. En in het klimaatbeleid maakt de emissiehandel onder invloed
van bedrijven en NGOâs in de Verenigde Staten inmiddels deel uit van
het internationale beleid.
Regie
Marktpartijen en belangengroepen hebben op deze terreinen de regie
overgenomen van regeringen. Op nationaal niveau is die trend ook
aanwezig. Boeren vormen milieucoöperaties om meer natuur te
realiseren dan in de landelijke regeling voor agrarisch natuurbeheer
staat aangegeven. En om de castratie van biggen uit te bannen, komen
landbouw- en natuurorganisaties tot een akkoord met de supermarkten.
Ook hier is het de markt die organiseert en financiert; de overheid
kijkt toe.
De tijd dat de overheid allerlei zaken topdown kon afdwingen zonder
âdraagvlakâ bij belanghebbenden is voorbij. Daarom moeten
topconferenties als in Kopenhagen een andere opzet krijgen, stelde
Hans Hoogeveen twee weken geleden tijdens zijn promotie in Wageningen
over sustainable development diplomacy. De VN moet de illusie opgeven
dat ze met een verdrag het gedrag van lidstaten in detail kunnen
sturen. Ze kunnen beter globale doelen vaststellen en ruimte bieden
voor regionale invulling van die doelen, meent Hoogeveen. Ook kunnen
het bedrijfsleven en de NGOâs, die nu de regeringsleiders in de
kantlijn van de conferentie proberen te beïnvloeden, beter
meeonderhandelen, adviseert Hoogeveen. Die kunnen met praktische
oplossingen komen voor de oplossing van mondiale problemen.
Hoogeveen spreekt uit ervaring. Hij was tussen 1997 en 2005 betrokken
bij de onderhandelingen over een internationaal bossenverdrag en in
2007 voorzitter van het United Nations Forum on Forests, dat mondiale
afspraken wilde realiseren om de ontbossing in de wereld te
verminderen. In zijn proefschrift trekt hij lering uit die periode.
Hij denkt dat VN-organisaties vooral de discussie moeten organiseren.
Ze moeten nagaan welke gerelateerde problemen besproken moeten, wie ze
moet bespreken op welk niveau (mondiaal, regionaal of nationaal) en
welke instrumenten nodig zijn om de problemen aan te pakken?
Hoogeveen noemt dat âde portfolio-aanpakâ. Hoogeveen paste die
succesvol toe bij de realisatie van een (niet-bindend) bossenverdrag
in 2007.
Belangengroepen
Met zijn promotie deed Hoogeveen, in zijn dagelijks leven
directeur-generaal bij het ministerie van LNV, een duit in het zakje
van het âgovernanceâ-onderzoek. Een nieuwe term die meer omvat dan de
aloude bestuurswetenschappen, omdat naast de overheid ook
belangengroepen onderwerp van studie zijn. En dan vooral de
wisselwerking tussen overheid, private partijen en burgers bij de
realisatie van beleid. Daaruit blijkt vaak dat de overheid het
beleid niet volledig kan overlaten aan de markt, maar aanvullende
sturing moet bedenken.
Daar wil het Wageningse governance-instituut op inspelen. Het bundelt
in eerste instantie het onderzoek van drie leerstoelgroepen:
Bestuurskunde, Bos- en natuurbeleid en Milieubeleid. âHet is een
manier van wegwijs maken: wie doet wat?â, zegt mede-initiatiefnemer
Ingrid Visseren. Dat gebeurt op de website www.governance.wur.nl waar
het centrum informatie biedt voor studenten, onderzoekers en
potentiële opdrachtgevers van onderzoek. Medewerkers van andere
Wageningse groepen kunnen zich aansluiten.
Hoeveel Wageningers met governance bezig zijn, is lastig te zeggen.
Het zijn er zeker honderd, denkt Arts, verdeeld over allerlei
leerstoelgroepen en instituten. âIk zit bij het Centrum Landschap en
daar is zoân tien procent van de mensen bezig met
sturingsvraagstukken.â Door de bundeling kunnen de deelnemers hun
onderzoek afstemmen, zegt Arts. âDaarmee worden we een interessante
partner bij governance-projecten van de EU en NWO.âÂ
Veel overheden worstelen met de vraag welke sturing nodig is om
beleidsdoelstellingen te realiseren. Visseren, onderzoeker bij Bos- en
Natuurbeleid, deed veel onderzoek naar de bijdrage van certificering
aan duurzame ontwikkeling, zoals het FSC-hout. Ze kent de positieve
voorbeelden van hout, vis en soja, waarbij private initiatieven
invulling gaven aan duurzaamheid. Maar ze zegt ook: âEr is een scala
aan logoâs ontstaan met die certificeringssystemen, die vaak met
elkaar concurreren. De consument ziet vaak door de bomen het bos niet
meer. En alle internationale doelstellingen worden nog steeds niet
gehaald.â
Een actueel voorbeeld over duurzame voeding kwam Visseren tegen in
Trouw. Wie gaat er voor zorgen dat meer Nederlanders scharrelvlees,
biologische groenten en fair trade producten gaan kopen? De markt,
zegt minister Verburg, die verwijst naar een convenant waarin
supermarkten, landbouworganisaties en Dierenbescherming zijn
overeengekomen om de afzet van duurzame voeding jaarlijks met vijftien
procent te laten stijgen. Marktleider Albert Heijn liet echter weten
dat het de marktpartijen niet lukt om meer duurzame voeding te
verkopen. De overheid moet aanvullende regels stellen om een doorbraak
te forceren.Â
Visseren: âDe overheid kan excessen in de veehouderij, zoals
kistkalveren en legbatterijen, verbieden, maar kan ze ook producten
met het strengste certificaat bevoordelen via subsidies en producten
zonder certificaat gaan belasten? Dat ligt erg gevoelig in de
voedingssector en de wereldhandelsorganisatie WTO zal dat niet snel
accepteren. De ultieme vraag voor mij als wetenschapper is: welke rol
heeft het marktmechanisme bij het bereiken van duurzame ontwikkeling?
Ook de mondige burger is partij in het governance-concept. Die krijgt
inspraak en dat kan tot mooie staaltjes draagvlak en maatwerk leiden
bij de uitvoering van overheidsbeleid, zegt Gerard Breeman van de
leerstoelgroep Bestuurskunde. Hij wijst op de aanleg van de wijk
Roombeek in Enschede na de vuurwerkramp, waar de overheid met de
bewoners een nieuw ontwerp van de wijk maakte. âDat was een geslaagd
proces, omdat het ook diende als verwerking van de ramp.â
Wantrouwen
Maar die burgerparticipatie kan ook flink de mist in gaan, zegt
Breeman. Samen met collegaâs onderzocht hij de discussie over de
megastallen in het Limburgse Grubbenvorst. De gemeente was
medebewindvoerder van nationaal beleid om de intensieve veehouderij te
concentreren, zegt Breeman. Ze gaf veel inspraak aan omwonenden, die
vreesden voor hun gezondheid en leefomgeving, en liet veel onderzoek
doen of die vrees terecht was. Toch kwam de gemeente klem te zitten
tussen nationaal en lokaal belang. Hoe meer studies er kwamen, des te
groter werd het wantrouwen van de tegenstanders tegen de megastallen,
vertelt Breeman.
De problematiek speelt nu ook in Brabant, waar de provincie een
burgerinitiatief tegen megastallen behandelt met informatieavonden,
een internetdiscussie en een deskundigendebat. âDebat megastallen
roept vooral nieuwe vragen opâ, vatte het Agrarisch Dagblad de
discussie vorige week samen.
âGemeenten staan hier voor een duivels dilemmaâ, zegt Breeman. âDe
concentratie van stallen heeft een positief effect op regionaal
niveau, maar het effect op lokaal niveau is negatief. Als
medebestuurder van nationaal beleid zit er dan niets anders op dan de
knoop door te hakken en door te pakken met de uitvoering ervan.
Inspraak geven doet dan meer kwaad dan goed, omdat je de verwachting
wekt dat de burgers kunnen meesturen. Maar ja, dat zijn wel de
kiezers. En dat burgers kunnen beslissen over hun eigen ruimte is uit
democratisch oogpunt een goede zaak.â
Nog een lastig sturingsvraagstuk voor het Wageningen Centre of
Governance. | Albert Sikkema
Bovenstaand bericht is geproduceerd door de redactie van Resource, het
blad voor Wageningen UR (University & Research centre). Meer
informatie bij Pers- en wetenschapsvoorlichting van Wageningen UR,
e-mail: pers.communicatie@wur of bij de redactie van Resource, e-mail:
resource@wur.nl.
(c) 2010 Wageningen UR.