Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
CONCEPT
Besluit van
houdende vaststelling van regels
voor examens van
beroepsopleidingen als bedoeld in
de Wet educatie en
beroepsonderwijs (Examenbesluit
beroepsopleidingen WEB)
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van
, nr. , directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens Onze
Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op artikel 7.4.3a van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 3 van de Wet
College voor examens;
De Raad van State gehoord (advies van , nr. );
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
van , nr. , directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht
mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
centraal examen: centraal examen of examenonderdeel bestaande uit door het college
vastgestelde toetsen die door of in opdracht van de instelling worden afgenomen
overeenkomstig daarvoor bij of krachtens dit besluit gestelde eisen;
college: College voor examens, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet College voor
examens;
examencommissie: examencommissie als bedoeld in artikel 7.4.5 van de wet;
examenonderdeel: onderdeel van het examen van een beroepsopleiding;
instellingsexamen: examen of examenonderdeel bestaande uit toetsen die zijn vastgesteld
en worden afgenomen door of in opdracht van de instelling;
onderdeel Nederlandse taal: onderdeel Nederlandse taal dat is vastgesteld overeenkomstig
het referentieniveau Nederlandse taal, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel
d, van de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen;
onderdeel rekenen: onderdeel rekenen dat is vastgesteld overeenkomstig het
referentieniveau rekenen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aanhef en onderdeel d, van de
Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen;
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 1
CONCEPT
pilotexamen: centraal examen dat bij wijze van proef wordt afgenomen in een periode
voorafgaand aan de invoering van centrale examinering voor het betreffende
examenonderdeel overeenkomstig daarvoor bij of krachtens artikel 19 gestelde eisen;
de wet: de Wet educatie en beroepsonderwijs.
Artikel 2. Reikwijdte
Dit besluit is van toepassing op examens van een beroepsopleiding als bedoeld in artikel
7.2.2, eerste lid, van de wet.
Artikel 3. Indeling van het examen
1. Het examen bestaat voor ieder onderdeel van een beroepsopleiding uit een
instellingsexamen of een centraal examen dan wel beide.
2. Indien voor een onderdeel van een beroepsopleiding gedeeltelijk centrale
examinering plaatsvindt, wordt bij ministeriële regeling bepaald over welk gedeelte
het instellingsexamen voor dat onderdeel zich uitstrekt.
Hoofdstuk II. Centraal examen
Artikel 4. Geheel centrale examinering
Geheel centrale examinering vindt plaats voor het onderdeel rekenen van een
beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d en e, van de wet.
Artikel 5. Gedeeltelijk centrale examinering
Gedeeltelijk centrale examinering vindt plaats voor het onderdeel Nederlandse taal van een
beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d en e, van de wet.
Artikel 6. Taken College voor examens
1. Het college is belast met de volgende taken op het gebied van de centrale
examinering:
a. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van syllabi overeenkomstig de voor
de desbetreffende soort opleiding vastgestelde eindtermen of kwalificatiedossiers;
b. het vaststellen van het aantal toetsen, de tijdsduur en de aard van de toetsen,
overeenkomstig de voor de desbetreffende soort opleiding vastgestelde eindtermen
of kwalificatiedossiers;
c. het vaststellen van de wijze waarop en de vorm waarin de toetsen worden
afgenomen;,
d. het tijdig tot stand brengen en tijdig vaststellen van de opgaven;
e. het geven van regels voor digitale examinering;
f. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van de beoordelingsnormen en de
daarbij behorende scores;
g. het geven van regels voor de omzetting van de scores in cijfers;
h. het geven van regels met betrekking tot de hulpmiddelen die gebruikt mogen worden
bij het maken van opgaven,
i. het geven van regels voor een aangepaste wijze of vorm van examineren bij
deelnemers of examendeelnemers met een handicap rekening houdend met de aard
3 van de handicap;
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 2
CONCEPT
j. het bij regeling vaststellen van een examenprotocol waarin de gang van zaken bij
centrale examinering is vastgelegd, waaronder begrepen te nemen maatregelen bij
onregelmatigheden begaan door deelnemers of examendeelnemers, het bewaren van
het gemaakte examenwerk en de wijze waarop belanghebbenden kennis kunnen
nemen van de beoordeling daarvan.
2. Voor zover toetsen bestaan uit open vragen geeft het college tevens regels voor de
uitvoering van de correctie.
3. Het college stelt de tijdvakken vast waarin centrale examinering plaats kan vinden.
De vaststelling geschiedt voor aanvang van elk studiejaar na instemming van Onze
Minister.
4. De regelingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen f, g, h, i en j, alsmede het
tweede lid, treden slechts in werking na goedkeuring door Onze Minister. Onze Minister
kan zijn goedkeuring onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 7. Taak minister
Onze Minister zorgt ervoor dat de instellingen tijdig beschikken over de opgaven.
Artikel 8. Herkansing centraal examen
1. Indien de deelnemer een centraal examen niet met goed gevolg heeft afgelegd, heeft
de hij recht op ten minste een herkansing binnen de voor hem geldende studieduur.
2. Herkansing vindt plaats in een volgend tijdvak.
Artikel 9. Gang van zaken bij centraal examen
De examencommissie zorgt er in ieder geval voor dat:
a. de opgaven van het centraal examen geheim blijven tot de aanvang van de toets
waarbij de opgaven aan de deelnemers of examendeelnemers worden voorgelegd;
b. het nodige toezicht bij het centraal examen wordt uitgeoefend, en
c. het door het college vastgestelde examenprotocol in acht wordt genomen.
Artikel 10. Beoordeling, vaststelling score en cijfer centraal examen
1. De examencommissie beoordeelt het gemaakte werk van het centraal examen
overeenkomstig de door het college vastgestelde beoordelingsnormen en de daarbij
behorende scores.
2. Bij de beoordeling van toetsen bestaande uit open vragen vindt de correctie plaats
overeenkomstig de door het college vastgestelde regels.
3. De examencommissie zet de scores in cijfers om overeenkomstig de daarvoor door
het college vastgestelde regels.
Artikel 11. Niet volgens de regels afgenomen centraal examen
1. Indien het centraal examen naar het oordeel van de inspectie niet volgens de
geldende regels is afgenomen, kan zij besluiten dat het geheel of gedeeltelijk voor
een of meer deelnemers of examendeelnemers opnieuw wordt afgenomen.
2. De inspectie verzoekt het college zonodig nieuwe opgaven vast te stellen en bepaalt
op welke wijze en door wie het examen zal worden afgenomen.
3 Artikel 12. Onvoorziene omstandigheden centraal examen
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 3
CONCEPT
Indien door onvoorziene omstandigheden het centraal examen voor één of meer onderdelen
van één of meer beroepsopleidingen niet op de voorgeschreven wijze kan worden
afgenomen, beslist Onze Minister hoe in dat geval moet worden gehandeld.
Hoofdstuk III. Instellingsexamen
Artikel 13. Gang van zaken instellingsexamen
Het instellingsexamen vindt plaats overeenkomstig de door de examencommissie krachtens
de wet vastgestelde regels.
Artikel 14.Waardering instellingsexamen
Indien het examen voor een onderdeel van de beroepsopleiding bestaat uit zowel een
centraal examen als een instellingsexamen, wordt de waardering voor het instellingsexamen
in cijfers uitgedrukt.
Hoofdstuk IV. Uitslag van het examen
Artikel 15. Eindwaardering
1. De eindwaardering voor een examenonderdeel wordt uitgedrukt in een geheel cijfer
uit de reeks 1 tot en met 10. Indien de uitkomst van de berekening niet een geheel
getal is, wordt dat getal indien het eerste cijfer achter de komma een 4 of lager is,
naar beneden afgerond en indien dat een cijfer een 5 of hoger is, naar boven
afgerond.
2. In afwijking van het eerste lid, kan de eindwaardering voor een examenonderdeel
dat uitsluitend bestaat uit een instellingsexamen ook op andere wijze worden
uitgedrukt.
3. Indien een examenonderdeel uitsluitend bestaat uit een centraal examen dan wel
een instellingsexamen, is de waardering voor dat onderdeel tevens de
eindwaardering voor dat onderdeel.
4. Indien een examenonderdeel bestaat uit zowel een centraal examen als een
instellingsexamen, bepaalt de examencommissie de eindwaardering voor dat
onderdeel op het rekenkundig gemiddelde van het cijfer voor het instellingsexamen
en het cijfer voor het centraal examen.
Artikel 16. Vaststelling uitslag
De examencommissie stelt de uitslag van het examen vast met inachtneming van artikel
17.
Artikel 17. Uitslag
Onverminderd artikel 7.4.3 van de wet is het examen met goed gevolg afgelegd, indien:
a. voor alle examenonderdelen een eindwaardering van ten minste het cijfer 6 dan wel
"voldoende" is behaald met inachtneming van het bepaalde in artikel 19, tweede lid,
of
b. voor zover voor Nederlandse taal of rekenen een centraal examen is afgenomen,
voor één van die examenonderdelen een eindwaardering van ten minste het cijfer 5
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 4
CONCEPT
is behaald, en voor de overige examenonderdelen een eindwaardering van ten
minste het cijfer 6 dan wel "voldoende" is behaald.
Hoofdstuk V Overgangs-, invoerings- en slotbepalingen
Artikel 18. Invoering centrale examinering
Centrale examinering als bedoeld in de artikelen 4 en 5 vindt voor de eerste maal plaats
in het studiejaar 2013-2014. Indien de resultaten van eerdere pilotexamens als bedoeld
in artikel 19, dan wel onvoorziene omstandigheden daartoe aanleiding geven, kan Onze
Minister een later studiejaar vaststellen dat voor de onderdelen Nederlandse taal en
rekenen verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 19. Pilot centrale examinering
1. In afwijking van artikel 18 kan in een eerder studiejaar voor de onderdelen
Nederlandse taal en rekenen bij wijze van proef geheel of gedeeltelijk centrale
examinering plaatsvinden door middel van een pilotexamen. Het bevoegd gezag van
een instelling beslist of bij die instelling pilotexamens plaatsvinden.
2. Indien een pilotexamen of uitsluitend een instellingsexamen voor de onderdelen
Nederlandse taal of rekenen van een beroepsopleiding is afgenomen voordat centrale
examinering van die onderdelen voor die beroepsopleiding voor de eerste maal
plaatsvindt , heeft de waardering daarvan met een cijfer lager dan 6 dan wel met
"onvoldoende" geen gevolgen voor het behalen van het diploma.
3. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden vastgesteld omtrent
pilotexamens.
Artikel 20. Inwerkingtreding
Indien het bij koninklijke boodschap van ...(datum) ingediende voorstel van wet tot
vaststelling van regels over referentieniveaus voor de taal- en rekenvaardigheden van
leerlingen (Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen) (Kamerstukken ....) tot wet is
verheven en artikel 6, onderdeel D, van die wet in werking treedt, treedt dit besluit op
hetzelfde tijdstip als dat artikelonderdeel in werking.
Artikel 21. Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Examenbesluit beroepsopleidingen WEB.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het
Staatsblad zal worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 5
CONCEPT
De Minister van Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit,
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 6
CONCEPT
NOTA VAN TOELICHTING
ALGEMEEN
1. Inleiding
Deze toelichting wordt mede gegeven door de Minister van Landbouw, Natuur en
Voedselkwaliteit.
Dit besluit strekt er allereerst toe om regels te geven voor de examens in het middelbaar
beroepsonderwijs (mbo) en de basis te leggen voor centrale examinering in de
examenonderdelen Nederlandse taal en rekenen met ingang van het studiejaar 2013-2014
voor het mbo-4 niveau. Het besluit werkt voorts de verhouding tussen centraal examen en
instellingsexamen uit en bepaalt de totstandkoming van de slaag/zakbeslissing. Tenslotte
regelt het besluit de verantwoordelijkheid van de diverse actoren in de examinering, zoals
het College voor examens.
Verhouding WEB Examenbesluit
De Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) geeft een aantal elementaire regels voor de
examens. De WEB liet voorheen de organisatie en vormgeving van de examens volledig over
aan de instellingen. In de oude situatie was in het mbo dan ook sprake van examens die
geheel onder de verantwoordelijkheid van de instellingen vielen. Instellingen moesten er
daarbij voor zorgen dat de examens voldeden aan de standaarden voor examenkwaliteit die
bij ministeriële regeling zijn vastgesteld op grond van artikel 7.4.4 van de WEB.
De examenbepalingen van de WEB gelden voor een groot deel nog steeds. Het gaat daarbij
om algemene bepalingen die zowel op instellingsexamens als centrale examens van
toepassing zijn, zoals de verplichting van de instelling tot het geven van gelegenheid aan de
deelnemers om een examen af te leggen, het voldoen aan de landelijke
kwaliteitsstandaarden voor de examens, het kunnen overdragen van de examinering aan
exameninstellingen, de taak van de examencommissie. Uitgangspunt bij de examinering was
dat de instelling (c.q. de examencommissie die door de instelling is ingesteld)
verantwoordelijk is voor de examens in het beroepsonderwijs. Door de invoering van
centrale examinering is de instelling echter niet meer alleen verantwoordelijk. Het is de
overheid die verantwoordelijk is voor de centrale examinering en de kwaliteit daarvan.
Daartoe zijn in dit besluit verantwoordelijkheden belegd bij het College voor examens, de
minister en de inspectie. Voorts vindt de afname van centrale examens bij de instellingen
plaats. Ook de beoordeling daarvan geschiedt bij de instellingen door de examencommisie.
Dit Examenbesluit geeft daarom ook regels voor de taak van de instellingen bij de afname en
beoordeling van de centrale examens. Voorts geeft het besluit regels voor de situaties waarin
de verhouding tussen instellings- en centrale examens van belang is, zoals bij het bepalen
van de uitslag van het examen.
Voor het regelen van de centrale examinering is de WEB op enkele punten gewijzigd. Het
nieuwe artikel 7.4.3a van de WEB bevat de basis voor dit Examenbesluit. Het voorschrift in
de WEB dat alle examenonderdelen met een voldoende moeten zijn afgesloten om het
diploma te kunnen behalen (artikel 7.4.2, derde lid) is geschrapt en vervangen door de
slaag/zakregeling in dit besluit.
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 7
CONCEPT
2. Aanleiding
Met het wetsvoorstel referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen (Kamerstukken..) is
beoogd een fundament te leggen voor een structurele verhoging van het niveau van de
basisvaardigheden van leerlingen en studenten in alle sectoren van het onderwijs. Voor alle
opleidingsniveaus wordt op basis van de referentieniveaus vastgelegd wat leerlingen en
studenten op strategische momenten in hun schoolloopbaan moeten kennen en kunnen op
het gebied van taal en rekenen.
Bij de behandeling van het wetsvoorstel College voor examens (Kamerstukken 31 411) is bij
amendement een grondslag in de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) opgenomen
(artikel 7.4.3a) om onderdelen van beroepsopleidingen voor centrale examinering aan te
wijzen en voorschriften te geven over de examinering daarvan. In het wetsvoorstel
referentieniveaus is voorgesteld die grondslag nog uit te breiden. Dit is de basis voor het
examenbesluit waarin ook de verhouding tussen de centrale examens en het
instellingsexamen is geregeld welke van belang is voor een goede slaag/zakregeling.
De versterking van taal- en rekenvaardigheden wordt niet alleen in het mbo aangepakt maar
ook in het primair onderwijs (po), voortgezet onderwijs (vo) en speciaal onderwijs (so). De
instellingen krijgen extra middelen voor taal- en rekenverbetertrajecten en daarnaast
ontvangen zowel de scholen als leraren in alle sectoren hulp van verschillende steunpunten.
3. Doel
Met de invoering van centrale examinering voor taal en rekenen wordt beoogd onderstaande
doelen te realiseren:
- Een doelgerichter inzet van onderwijsinstellingen om de niveaus van taal- en
rekenvaardigheid bij de studenten te verhogen; de instellingen zullen zich immers
richten op de centrale examens;
- Uniforme wijze waarop de behaalde resultaten voor taal en rekenen meetellen voor
de slaag/zakbeslissing;
- Helder uitgangspunt voor toezicht door inspectie op examinering;
- Transparantie over de bereikte niveaus van taal en rekenen, doordat de centrale
examens geënt zijn op de referentieniveaus voor taal en rekenen;
- Betere vergelijkbaarheid van prestaties van studenten en instellingen, door de
uniforme, centrale examinering.
4. Hoofdlijnen van het besluit
De centrale examinering geldt voor alle studenten op mbo-4 niveau die vanaf 1 augustus
2010 aan een opleiding beginnen en in 2013-2014 examen doen. Ik benadruk dat de
invoering van centrale examinering in dit besluit alleen betrekking heeft op mbo-4. Mijn
voornemen is om voor het eerst in het studiejaar 2014/2015 de afname van centrale
examens voor niveau 2 en 3 te verplichten (zie mijn brief aan de Tweede Kamer d.d. 9
december 2009). Voor de vastlegging van centrale examinering voor mbo- 2 en mbo-3
niveau zal dit besluit tezijnertijd wijziging behoeven.
Voor mbo-1 is nog geen beslissing genomen over de invoering van centrale examinering.
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 8
CONCEPT
Onderdelen centrale examens taal en rekenen
Omdat zowel mbo-4 als havo recht op doorstroom geeft naar het hbo is ervoor gekozen dat
de examinering van basisvaardigheden in beide onderwijssectoren op essentiële punten
vergelijkbaar is. Voor de centrale examens taal en rekenen voor mbo-4 zijn verschillende
keuzes gemaakt. Enerzijds wordt rekening gehouden met het flexibele karakter van het mbo
en anderzijds is zoveel als mogelijk aangesloten bij het vo.
Taal
Bij taal is sprake van een centraal examen met daarnaast een instellingsexamen. Bij
ministeriële regeling wordt vastgesteld welke beheersingsgebieden centraal worden
geëxamineerd en welke door middel van een instellingsexamen worden geëxamineerd. De
bedoeling is dat de leesvaardigheid en luistervaardigheid door middel van een centraal
examen worden getoetst. In het havo-examen Nederlands wordt ook de leesvaardigheid
centraal geëxamineerd. Voor mbo-4 komt daar de luistervaardigheid bij. De onderdelen
mondelinge taalvaardigheid en schrijven worden niet centraal geëxamineerd, maar door
middel van instellingsexamens getoetst.Deze onderdelen maken ook bij het havo deel uit van
de schoolexamens. De vormgeving van de instellingsexamens in het mbo wordt overgelaten
aan de instelling. Er kan dus voor worden gekozen om deze onderdelen in een
beroepsgerichte context te examineren.
Rekenen
Bij rekenen is sprake van geheel centrale examinering. In het centraal examen rekenen
worden alle rekenvaardigheden (getallen, verhoudingen, meten en meetkunde, verbanden)
geëxamineerd. Dit is in lijn met het voornemen om in het havo aan het eindexamen een
rekentoets toe te voegen gebaseerd op het referentieniveau 3F.
Taal en rekenen als onderdeel van de beroepsgerichte examens
De specifiek voor het beroep benodigde taal-en rekenvaardigheden blijven deel uitmaken
van de beroepsgerichte examens in mbo-4 Zo wordt in concreet handelen in
beroepssituaties de beheersing van onderliggende taal- en rekenvaardigheden van mbo-
studenten zichtbaar. Daarnaast zijn de instellingen vrij om in de beroepsgerichte examens
afzonderlijke taal- of rekentoetsen op te nemen. Dit kan bijvoorbeeld wenselijk zijn wanneer
het beroep een hogere beheersing van taal of rekenen vraagt of wanneer het wenselijk is
zeker te weten dat bepaalde beroepsspecifieke taal-en rekenvaardigheden worden beheerst.
Vorm van centrale examinering
Voor de centrale examens taal en rekenen in het mbo worden digitale examens ontwikkeld.
Dit geeft de mogelijkheid tot om meerdere toetsmomenten te kunnen aanbieden aan de
instellingen, waardoor het inpasbaar maken van de examens in de roosters wordt
vergemakkelijkt.
Slaag/zakbeslissing
In het schooljaar 2013-2014 tellen de uitslagen van de examens taal en rekenen voor het
eerst mee in de slaag/zakbeslissing. In dit examenbesluit is aangegeven op welke wijze de
slaag/zakbeslissing is vormgegeven voor de mbo-4 student, waarbij ook de verhouding
3 tussen het instellingsexamen en de centrale examens is aangegeven.
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 9
CONCEPT
Bij de slaag/zakbeslissing voor mbo-4 wordt aangesloten bij het aangescherpte
examenbesluit voor het vo, waarbij vanaf 2012 havo-leerlingen voor de 3 basisvakken
(Nederlands, wiskunde en Engels) slechts één 5 mogen halen. Mbo-4 gaat van hetzelfde
principe uit; voor de examens Nederlands en rekenen mag slechts één 5 worden behaald.
De andere onderdelen van het examen moeten voldoende zijn.
Leerlingen met specifieke problematiek/handicaps
Voor studenten met een specifieke handicap (bijvoorbeeld dyslexie), die in principe wel in
staat zijn het vastgestelde referentieniveau te behalen, zal worden aangesloten bij de
huidige praktijk in het mbo. Dat wil zeggen: de referentieniveaus zullen wel gelden, maar
aanpassingen in de examens (bijvoorbeeld examenduur verlenging of toestaan van
hulpmiddelen) zijn mogelijk. Het College voor examens stelt regels voor aangepaste
examens voor examenkandidaten met een handicap vast.
5. Invoeringsfase en uitvoerbaarheid
De invoering van centrale examinering in het mbo betekent een forse verandering van de
examensystematiek, omdat een centrale wijze van examineren niet eerder is toegepast in
het mbo. Daarom is het juist in deze sector van extra belang om het traject zorgvuldig en
stapsgewijs te laten verlopen. Hierbij wordt het veld intensief betrokken. Op deze wijze
kunnen centrale examens worden ontwikkeld die uitvoerbaar zijn en op draagvlak kunnen
rekenen. Voorts worden instellingen gestimuleerd om voorafgaand aan de invoering van de
centrale examens in 2013-2014, gedurende twee jaar met tenminste een gedeelte van hun
niveau-4 studenten deel te nemen aan pilotexamens. De pilotjaren geven de ruimte om op
grote schaal ervaring op te doen met de inhoud en organisatie van de examens, deze te
evalueren en waar nodig te verbeteren. Uitgangspunt is dat instellingen in het studiejaar
2011-2012 of uiterlijk in het studiejaar 2012-2013 meedoen aan de pilotexamens. Op deze
manier kunnen instellingen ervaring op doen met deze vorm van examinering.
Gedurende de invoeringsperiode 2010-2013, de periode voorafgaand aan de verplichting tot
centrale examinering, zullen zowel de mbo-studenten als de instellingen niet hard
afgerekend worden op de pilot- of instellingsexamens die gebaseerd zijn op de
referentieniveaus taal en rekenen. De studenten die in deze periode afstuderen hebben
immers nog onvoldoende kunnen profiteren van de intensivering van taal- en
rekenonderwijs. In dit besluit is daarom geregeld dat deze studenten ook zonder een
voldoende voor het pilot- of instellingsexamen taal en rekenen het diploma kunnen behalen.
Studenten die tijdens de invoeringsfase wel slagen voor een pilot- of instellingsexamen
kunnen hiervoor een separaat document ontvangen. Dit document kan door studenten
worden getoond aan een vervolgopleiding of aan een werkgever.
Invoeringstraject implementatie centrale examinering taal en rekenen mbo -4 niveau
April/juni 2009: Ontwikkeling prototypes examens en veldraadpleging prototypes
2009/2010: Ontwikkeling voorbeeldexamens
2010/2011: Experimenten met voorbeeldexamens
2011/2012: Pilotexamens
2012/2013: Pilotexamens
3 2013/2014: Centrale examinering verplicht met consequenties voor diplomering
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 10
CONCEPT
Het is denkbaar dat studenten met taal- en rekenachterstanden in het mbo ondanks
aanvullende maatregelen en extra inspanning de voor hen bedoelde referentieniveaus niet
halen. Om over meer gegevens over de haalbaarheid bij aanvang te beschikken wordt vanaf
2009 jaarlijks onderzoek gedaan naar de feitelijk bereikte referentieniveaus in de mbo-4
opleidingen. Mocht tijdens de invoeringsfase blijken dat een grote groep studenten ondanks
de inspanningen van de onderwijsinstellingen niet kan voldoen aan de gestelde eisen van de
referentieniveaus, dan kan de minister beslissen om de invoeringsfase te verlengen.
Ondersteuning aan de instellingen
De intensivering van taal en rekenonderwijs vraagt inzet en deskundigheid van
onderwijsinstellingen, docenten én studenten. Er zijn extra financiële middelen voor
beschikbaar gesteld, zoals aangegeven in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel
referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.Voor inhoudelijke ondersteuning is vanaf
januari 2009 het Steunpunt taal en rekenen mbo actief. Dit steunpunt stimuleert gedurende
de looptijd van het Uitvoeringsplan taal en rekenen mbo de kennisdeling tussen
onderwijsinstellingen via o.a. een website en via conferenties.
Betrokkenheid van belanghebbende organisaties
Bij de implementatie van de centrale examinering wordt regelmatig overleg gevoerd met
vertegenwoordigers van de MBO Raad, AOC Raad, Paepon en College voor examens.
Daarnaast wordt bij de invoering een zogenaamde resonansgroep geraadpleegd, bestaande
uit mbo-docenten, experts op het gebied van taal en rekenen, vertegenwoordigers uit het
HBO, COlo, Paepon en VNO-NCW. Ook worden digitale veldraadplegingen georganiseerd.
Uitvoeringstoets
Voorts is het ontwerp-examenbesluit voor een uitvoeringstoets eind 2009 voorgelegd aan
CFI , de IB-groep (beiden per 2010 opgegaan in DUO), het College voor examens alsmede
de onderwijsinspectie.
CFI heeft aangegeven dat het Examenbesluit uitvoerbaar is, maar wijst er wel op dat voor
het welslagen van de invoering van het Examenbesluit het van wezenlijk belang is de pilots
goed te kunnen evalueren door middel van specifieke beleidsinformatie.
De rol van de IB-Groep bij het Examenbesluit spitst zich toe op de logistieke taak en een
mogelijke registratiefunctie in de toekomst. De logistieke taak betreft het tijdig ter
beschikking stellen van de examenopgaven aan de instellingen. In het besluit is geregeld dat
de minister daarvoor zorgt. IBG beveelt aan om daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij de
systematiek van het vo. Dat is ook de intentie. De mogelijke registratiefunctie betreft het
registreren van examengegevens. Het Examenbesluit bevat hiervoor op dit moment geen
bepalingen. Dit aspect zal in overleg met DUO nader bezien worden.
Het College voor examens heeft aangegeven dat het de hem toebedeelde taken kan
vervullen op voorwaarde dat het College daartoe geëquipeerd blijft. Ten aanzien van de
centrale examenvoorziening voor gehandicapten is in overeenstemming met de reactie van
het College in het besluit opgenomen dat het College daarvoor regels geeft. Voorts heeft het
College zich geen voorstander getoond van een geheel centraal examen rekenen. Hier ga ik
echter niet in mee om redenen zoals vermeld in deze nota van toelichting (zie Artikelsgewijs,
3 artikelen 4 en 5).
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 11
CONCEPT
De Inspectie van het Onderwijs stelt vast dat naar analogie van het toezicht op de uitvoering
van de centrale examens in het vo er geen bezwaren zijn in de handhaafbaarheid en
uitvoering van het examenbesluit. In de nota van toelichting is op voorstel van de Inspectie
aangegeven dat de Inspectie toezicht houdt op het functioneren van het College voor
examens.
6. Handhaafbaarheid
Het besluit is naar verwachting goed te handhaven. Voor de instellingen en de inspectie zijn
er duidelijker criteria waaraan de examinering van taal en rekenen moet voldoen dan in de
huidige situatie. Bij niet naleving van deze criteria of onvoldoende kwaliteit van de
examinering kan de examenlicentie worden ingetrokken.
7. Administratieve Lasten
Dit besluit bevat voor de instellingen geen informatieverplichtingen aan de overheid. Naar
verwachting nemen de administratieve lasten voor instellingen dan ook niet toe als gevolg
van dit besluit.
8. Financiële consequenties
De financiële consequenties van de invoering van referentieniveaus taal en rekenen voor het
mbo en de daarmee samenhangende invoering van de centrale examens taal en rekenen zijn
belicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel referentieniveaus Nederlandse taal
en rekenen (zie Kamerstukken....., Algemeen, par. 6).
ARTIKELSGEWIJS
Artikel 1 Begripsbepalingen
Hierin zijn de begrippen opgenomen die niet al in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en
beroepsonderwijs (hierna: de WEB) zijn opgesomd. De in dat artikel genoemde
begripsomschrijvingen gelden ook voor de op de WEB gebaseerde regelgeving, waaronder dit
besluit.
Hier worden omschrijvingen gegeven van de verschillende typen examens of
examenonderdelen die plaats kunnen vinden. Het gaat daarbij om het centraal examen, het
instellingsexamen en het pilotexamen. Het instellingsexamen is te vergelijken met het
schoolexamen in het voortgezet onderwijs. De term "schoolexamen" kan hier echter niet
gebruikt worden omdat de wet de term "instelling" hanteert; vandaar het begrip
"instellingsexamen". Een pilotexamen is een centraal examen dat voorafgaand aan de
verplichte invoering van het centraal examen is bedoeld voor het opdoen van ervaring met
centrale examinering. De examens worden door of in opdracht van de onderwijsinstelling
afgenomen. Dat laatste is het geval indien de instelling de examinering heeft overgedragen
aan een andere instelling of een exameninstelling als bedoeld in artikel 1.6.1. van de wet.
Artikel 2 Reikwijdte
Deze bepaling is opgenomen om aan te geven dat dit examenbesluit uitsluitend betrekking
heeft op beroepsopleidingen en niet geldt voor educatie als bedoeld in de WEB.
Artikel 3 Indeling van het examen
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 12
CONCEPT
Een examen van een beroepsopleiding bestaat voor de diverse onderdelen ofwel uit een
(gedeeltelijk) centraal examen ofwel uit een instellingsexamen dan wel een combinatie van
beide. Overigens is er voor gekozen niet de term "deelkwalificatie" te gebruiken, aangezien
die term uit de wet verdwijnt bij de invoering van de competentiegerichte
kwalificatiestructuur voor het beroepsonderwijs. In plaats daarvan wordt gesproken van
"onderdeel van een beroepsopleiding".
Het tweede lid delegeert aan de minister het geven van regels voor het deel dat het
instellingsexamen bestrijkt indien er sprake is van een gedeeltelijk centraal examen. De
gedachte hierbij is dat het instellingsexamen alleen aanvullend is, dus alleen dat deel mag
toetsen dat niet door het centraal examen wordt bestreken.
Bij ministeriële regeling zal tevens worden aangegeven tot welke beheersingsgebieden van
de aangewezen onderdelen het centraal examen Nederlandse taal zich uitstrekt, conform de
bevoegdheid die is opgenomen in artikel 7.4.3a, tweede lid, tweede volzin, van de WEB. Bij
taal is het voornemen de onderdelen lezen en luisteren centraal te examineren. De overige
onderdelen worden getoetst door middel van een instellingsexamen.
Artikelen 4 en 5 Geheel centrale examinering, gedeeltelijk centrale examinering
Krachtens art. 7.4.3a van de WEB (naar de tekst opgenomen in artikel 6, onderdeel D, van
het wetsvoorstel referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen) dienen de onderdelen die
geheel of gedeeltelijk centraal geëxamineerd worden, bij algemene maatregel van bestuur te
worden aangewezen. De artikelen 4 en 5 voorzien daarin. In het Algemeen deel van de Nota
van toelichting is aangegeven waarom centrale examinering van de onderdelen taal en
rekenen waarvoor referentieniveaus zijn vastgesteld, nodig is. Er zij op gewezen dat dit
alleen geldt voor de examenonderdelen die op die referentieniveaus zijn gebaseerd, niet voor
de specifieke op het beroep gerichte eisen inzake taal en rekenen die in kwalificatiedossiers
voorkomen.
Gekozen is voor geheel centrale examinering - in welk geval dus geen instellingsexamen
plaatsvindt - bij het onderdeel rekenen aangezien het goed mogelijk is alle
beheersingsgebieden van dit onderdeel centraal te examineren. Een extra instellingsexamen
zou voor zowel de examenkandidaten als de instellingen een extra belasting vormen.
De keuze om alle deelvaardigheden van rekenen in één centraal examen rekenen op te
nemen, biedt diverse voordelen:
· De betrouwbaarheid van het examen wordt optimaal geborgd.
· Het komt overeen met het voornemen in VO om alle deelvaardigheden van het
referentieniveau rekenen op te nemen in een afzonderlijke rekentoets (als
onderdeel van het eindexamen VO).
· Een centraal ontwikkeld examen (in plaats van een combinatie van centraal en
instellingsexamen) zorgt voor een doelmatige inzet van middelen doordat
instellingen niet aanvullend een instellingsexamen hoeven te ontwikkelen, en
zorgt voor zo min mogelijke (toets-)belasting van studenten.
Het risico op `onterecht gezakten' kan worden beheerst door het aanbieden van
herkansingen op meerdere momenten in het studiejaar. Op deze manier worden ook aan
zwakkere studenten voldoende kansen geboden voor het met goed gevolg kunnen afleggen
van het centraal examen.
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 13
CONCEPT
Voor het onderdeel Nederlandse taal is gekozen voor gedeeltelijk centrale examinering. De
reden hiervan is dat centrale examinering niet voor alle beheersingsgebieden van taal goed
mogelijk is, zoals bij mondelinge taalvaardigheden. Zie voorts de opmerkingen daarover in
het Algemeen deel van deze Nota van toelichting.
Overigens worden vooralsnog geen vrijstellingen gegeven voor deze centrale examens,
indien men in het voortgezet onderwijs geslaagd is voor het examen taal en rekenen op
hetzelfde niveau. De bedoeling is dat deze vakken in het beroepsonderwijs goed worden
onderhouden zodat een goede beheersing bij diplomering gegarandeerd is. Indien zou blijken
dat het niet kunnen verkrijgen van vrijstellingen tot onredelijke situaties zou leiden, zal dit
punt nader worden bezien.
Tot slot verdient opmerking dat dit besluit zich voor wat betreft centrale examinering alleen
richt op de opleidingen op mbo-4 niveau. Dat zijn de in artikel 7.2.2, eerste lid, onder d en
e, van de wet genoemde opleidingen. Het betreft hier de middenkaderopleiding en de
specialistenopleiding. Voor de opleidingen mbo2 en 3 zal op een later moment centrale
examinering worden ingevoerd. Daartoe zal dit besluit tezijnertijd worden gewijzigd.
Artikel 6 Taken College voor examens
Dit artikel geeft de taakomschrijving voor het college met het oog op de centrale
examinering in het beroepsonderwijs. Artikel 3 van de Wet college voor examens bevat
daarvoor de grondslag.
Het college is de aangewezen instantie voor het verrichten van uitvoerende taken met
betrekking tot het centraal examen. Het college is als zelfstandig bestuursorgaan een orgaan
van de centrale overheid. De regelingen die het vaststelt dienen krachtens de
Bekendmakingswet in de Staatscourant te worden gepubliceerd. De taken die aan het college
worden opgedragen zijn grotendeels dezelfde als die het heeft in kader van de centrale
examinering in het voortgezet onderwijs. Verschil is wel dat de examenstof voor het mbo
niet wordt vastgesteld op basis van een door de minister vastgesteld examenprogramma,
zoals in het voortgezet onderwijs gebeurt, maar op basis van de kwalificatiedossiers met
inachtneming van de daarvoor vastgestelde referentieniveaus taal en rekenen.
Verder zijn enkele taken toegevoegd met het oog op een goede centrale examinering in het
beroepsonderwijs. Dit betreft met name het vaststellen van regels voor digitale examinering,
het stellen van regels voor een aangepaste vorm van examineren bij kandidaten met een
handicap waaronder dyslexie en het vaststellen van een examenprotocol voor de goede gang
van zaken tijdens de centrale examens. Voor zover sprake is van open vragen, wat niet op
voorhand valt uit te sluiten, zal het college moeten voorzien in regels voor de correctie.
Genoemde zaken zijn bij uitstek geschikt voor regeling door het college dat op basis van
deskundigheid de precieze regels vast kan stellen. De bemoeienis van de minister is op dit
punt minder gewenst. Wel is ten aanzien van het stellen van regels voor aspecten die niet
uitsluitend uitvoeringstechnisch van aard zijn, voorzien in voorafgaande goedkeuring door de
minister. Die goedkeuring is voorts wenselijk omdat het hier om een nieuw
regelgevingscomplex gaat.
Verder is aan het college de taak gegeven de tijdvakken vast te stellen waarbinnen centrale
examinering kan plaatsvinden. De pilots moeten uitwijzen hoeveel tijdvakken wenselijk zijn
en welke periodes die bestrijken. Aangezien hiermee ervaring moet worden opgedaan is
geregeld dat voor vaststelling van de tijdvakken instemming van de minister nodig is.
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 14
CONCEPT
Voorts zij vermeld dat bij digitale examinering niet hoeft te worden uitgegaan van één
specifiek tijdstip. Digitale toetsen kunnen worden afgenomen op elk tijdstip binnen het
vastgestelde tijdvak. Examinering vindt daarbij plaats via de computer waarbij toegang tot
het examen wordt verkregen met behulp van een wachtwoord. Bij digitale examinering
zullen verschillende examenvarianten worden gemaakt die binnen een examentijdvak op
verschillende momenten kunnen worden afgenomen. Doordat sprake is van verschillende
varianten van een examen is afname op één tijdstip niet meer nodig.
Dit maakt dat bij verhindering door bijv. ziekte eenvoudig een ander moment van afname
binnen hetzelfde tijdvak kan worden gekozen. Bij langdurige ziekte zal echter afname in een
ander tijdvak voor de hand liggen.
Tot slot verdient vermelding dat de onderwijsinspectie toezicht houdt op de kwaliteit van het
functioneren van het College voor examens en op de naleving van de bij of krachtens de Wet
College voor examens gegeven voorschriften. Dit is geregeld in artikel 15f van de Wet op het
onderwijstoezicht.
Artikel 7 Taak Minister
De verantwoordelijkheid voor de logistieke taak voor het tijdig ter beschikking stellen van de
opgaven aan de instellingen is bij de minister neergelegd, zoals dat ook in het voortgezet
onderwijs is gebeurd. Aangezien het hier zal gaan om digitale examens zal voor de
daadwerkelijke uitvoering aansluiting worden gezocht bij de wijze waarop de logistiek thans
voor digitale examens in het voortgezet onderwijs plaatsvindt.
Artikel 8 Herkansing centraal examen
Dit artikel waarborgt dat er voor een student binnen de voor hem geldende studieduur, zoals
opgenomen in de met hem gesloten onderwijsovereenkomst, ten minste twee maal
gelegenheid is tot het afleggen van het centraal examen. Iemand die de eerste keer een
onvoldoende haalt, kan het centraal examen in een volgend tijdvak overdoen. De instelling
mag de student ook vaker dan twee maal de gelegenheid geven om examen te doen. Indien
de student ook na een of meer herkansingen niet slaagt voor het examen, bestaat altijd nog
de mogelijkheid als examendeelnemer het examen af te leggen en op deze wijze het diploma
te behalen. Als examendeelnemer kan de kandidaat een onbeperkt aantal keren voor het
examen opgaan.
Artikel 9 Gang van zaken centraal examen
Het College voor examens stelt hiervoor een examenprotocol op. Daarin wordt opgenomen
hoe gehandeld moet worden bij afname van de examens. Te denken valt hierbij aan zaken
als geheimhouding, doen van mededelingen tijdens examens, toezicht, onregelmatigheden
als spieken, fraude e.d. De examencommissie die door het bevoegd gezag van de instelling
wordt ingesteld ten behoeve van de organisatie en het afnemen van de examens (krachtens
art. 7.4.5. WEB) zal voor de naleving van dit examenprotocol moeten zorgen. Daarmee
draagt de examencommissie van de instelling zorg voor de feitelijke gang van zaken.
Artikel 10 Beoordeling, vaststelling score en cijfer centraal examen
Aangesloten is bij de bestaande praktijk waarin de examencommissie de beoordeling van de
3 examens in het mbo verricht. De beoordeling van het centraal examen geschiedt door de
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 15
CONCEPT
examencommissie op basis van de normen die het College voor examens daarvoor vaststelt.
Het betreft hier naar verwachting digitale examinering. Voor correctie ingeval van open
vragen, geldt de regeling die het college daarvoor vaststelt.
Artikel 11 Niet volgens de regels afgenomen centraal examen
Deze taak van de inspectie ligt in het verlengde van de toezichthoudende taak die de
inspectie krachtens de Wet op het onderwijstoezicht heeft ten aanzien van het onderwijs.
Thans houdt de inspectie al toezicht op de kwaliteit van de examinering van de
instellingsexamens aan de hand van de Standaarden voor examinering. Daar komt nu het
toezicht op de naleving van de regels bij de afname van de centrale examens bij. Indien de
inspectie constateert dat bij instellingen zaken niet goed verlopen zijn, kan deze ingrijpen en
tot het opnieuw afnemen van het examen besluiten, al dan niet door het laten opstellen van
nieuwe opgaven. Een en ander zal in individuele gevallen moeten worden beoordeeld. Deze
bepalingen zijn analoog geformuleerd aan artikel 43 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-
h.a.v.o.- m.a.v.o-v.b.o.
Artikel 12 Onvoorziene omstandigheden centraal examen
Bij onvoorziene omstandigheden waardoor het examen niet op de voorgeschreven wijze kan
worden afgenomen, zal een andere handelwijze moeten worden gevolgd. Te denken valt
bijv. aan het niet functioneren van de examensoftware bij digitale examinering. In dergelijke
gevallen wordt het aan de minister overgelaten een goede handelwijze te bepalen. Deze
bepaling is overeenkomstig de desbetreffende bepaling (art. 44) in het examenbesluit voor
het vo.
Artikel 13 Gang van zaken instellingsexamen
Krachtens artikel 7.4.5 van de WEB wordt een examencommissie door de instelling belast
met de organisatie en het afnemen van de examens. Krachtens artikel 7.4.8 WEB stelt de
examencommissie regels vast met betrekking tot de goede gang van zaken tijdens het
afnemen van het examen. Bij het afnemen van de instellingsexamens, waaronder het
instellingexamen Nederlandse taal, gelden deze regels. Verschil met het centraal examen is
dat daarbij het examenprotocol, opgesteld door het College voor examens, in acht moet
worden genomen en dat in artikel 10 eisen zijn gesteld aan geheimhouding en toezicht. De
reden hiervan is dat bij centrale examinering een verantwoordelijkheid van rijkswege geldt.
Bij instellingsexamens is dit aan de instellingen zelf overgelaten. Dat neemt niet weg dat ook
daar de goede gang van zaken van belang is. Van de examencommissie mag verwacht
worden dat deze daarvoor de nodige waarborgen geeft. Krachtens art. 7.4.4 WEB gelden
voor alle examens, dus voor centrale examens en instellingsexamens, de bij ministeriële
regeling vastgestelde landelijke standaarden voor de kwaliteit van de examens van de
beroepsopleidingen. Deze hebben betrekking op de inhoud en het niveau van de examens,
de procedures rond de examens en de voorwaarden waaronder examens worden afgenomen.
Deze standaarden worden aangepast in verband met de centrale examinering.
Artikel 14 Waardering instellingsexamen
Om bij een combinatie van instellingsexamen en centraal examen voor een bepaald
onderdeel, bijv. Nederlandse taal, de eindwaardering te bepalen, zal moeten worden
3 gemiddeld tussen de waardering voor het instellingsexamen en die voor het centraal
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 16
CONCEPT
examen. In dat geval moet de waardering voor het instellingsexamen op dezelfde manier
worden uitgedrukt als de waardering voor het centraal examen. Dit laatste gebeurt in cijfers,
hetgeen volgt uit artikel 6, onderdeel g. Het cijfer voor het centraal examen wordt voorts
bepaald op basis van de regels die het College voor examens daarvoor geeft.
Artikel 15 Eindwaardering
Dit artikel bevat de wijze waarop de eindwaardering voor een examenonderdeel wordt
bepaald. De eindwaardering wordt in principe uitgedrukt in cijfers (zie eerste lid). Indien voor
een onderdeel uitsluitend een instellingsexamen wordt afgenomen, mag de eindwaardering
voor dat examen ook anders dan in de vorm van getallen worden uitgedrukt, bijv. met de
term "voldoende" of "onvoldoende" (zie tweede lid). De bestaande praktijk kan in die
gevallen gehandhaafd blijven.
Van belang is verder of alleen een instellingsexamen of alleen een centraal examen
plaatsvindt, dan wel een combinatie van beide. Indien alleen een instellingsexamen of alleen
een centraal examen plaatsvindt, is de waardering daarvoor tevens de eindwaardering (zie
derde lid). Indien echter voor het betreffende onderdeel zowel een centraal examen als een
instellingsexamen plaatsvinden, dan zal er een berekening moeten worden gedaan om de
eindwaardering te bepalen. Daarbij wordt uitgegaan van het rekenkundig gemiddelde van
het cijfer voor het centraal examen en het cijfer voor het instellingsexamen (zie vierde lid).
Op deze wijze tellen centraal examen en instellingsexamen even zwaar mee voor de uitslag.
Indien dit rekenkundig gemiddelde niet een geheel getal is, zal dit overeenkomstig het eerste
lid moeten worden afgerond.
Artikel 16 Vaststelling uitslag
Bepaald wordt dat de examencommissie de uitslag vaststelt overeenkomstig de
desbetreffende bepalingen.
Artikel 17 Uitslag
Dit artikel bevat de slaag/zakregeling en is dus bepalend voor het al dan niet verkrijgen van
het diploma van de opleiding. Uitgangspunt is dat voor alle examenonderdelen een
voldoende wordt behaald. Echter, indien men voor één van de examenonderdelen
Nederlandse taal of rekenen dat centraal geëxamineerd is het eindcijfer 5 heeft, is men toch
geslaagd. Met deze slaag/zakregeling voor mbo-4 sluit ik aan bij het aangescherpt
Eindexamenbesluit VO, waarbij vanaf 2012 havo-leerlingen voor de basisvakken slechts één
5 mogen halen. Ik ga bij mbo-4 van hetzelfde principe uit; voor de examens op basis van de
referentieniveaus Nederlands en rekenen mag slechts één 5 worden behaald.
Overigens zullen de cijfers lager dan een 6 of de waardering "onvoldoende behaald na
uitsluitend een instellingsexamen of pilotexamen " voor de onderdelen Nederlandse taal en
rekenen geen gevolgen hebben voor het behalen van het diploma (zie artikel 19, tweede lid).
Dit geldt voor alle niveaus van beroepsopleidingen. Deze instellingsexamens en pilotexamens
taal en rekenen zijn vooral bedoeld om ervaring op te doen met het examineren van deze
onderdelen, en kunnen alleen tijdens de invoeringsfase worden afgenomen, nl. tot aan het
moment van invoering van centrale examinering.
Artikel 18 Invoering centrale examinering
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 17
CONCEPT
Beoogde invoering van centrale examinering voor Nederlandse taal en rekenen is in het
studiejaar 2013-2014 en dan alleen voor mbo-4 opleidingen. Dat zal met name de studenten
betreffen die in 2010-2011 of 2011-2012 met de opleiding gestart zijn. Voordat de invoering
plaatsvindt, zullen er in eerdere studiejaren op basis van vrijwilligheid pilotexamens
plaatsvinden. De ervaringen die daarmee worden opgedaan, zijn van belang voor een goede
invoering.
Examenkandidaten die voor de inwerkingtreding van dit besluit - naar verwachting 1
augustus 2010 - voor een opleiding als deelnemer stonden ingeschreven worden niet
geëxamineerd op de onderdelen taal en rekenen waarvoor referentieniveaus zijn vastgesteld.
Dit volgt uit de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen waarin een zogenaamde
"bezemregeling" is opgenomen (artikel 8, vijfde lid, van die wet) inhoudende dat studenten
aan een meerjarige mbo-opleiding die voor inwerkingtreding van die wet aan hun opleiding
zijn begonnen, niet worden geconfronteerd met de nieuwe bepalingen en dus eisen ten
aanzien van rekenen en taal. Zij mogen hun opleiding afmaken onder de regels waaronder ze
aan de opleiding zijn begonnen.
Artikel 19 Pilot centrale examinering
In de aanloop naar de invoering van centrale examinering voor mbo-4 worden pilotexamens
afgenomen. Om de kwaliteit van de centrale examens te waarborgen is het nodig om vooraf
enkele jaren ervaring op te doen met pilotexamens. Deze pilotexamens zijn centraal
ontwikkeld en vinden plaats onder dezelfde examencondities als die voor de centrale
examens van toepassing zijn,met dien verstande dat het behaalde resultaat op het examen
geen consequenties heeft voor de slaag/zakregeling. Met andere woorden: een onvoldoende
voor een pilotexamen heeft geen gevolgen voor het wel of niet behalen van het diploma van
de mbo-opleiding. De student die het examen met goed gevolgd heeft afgelegd, mag wel een
bewijsstuk hiervan ontvangen. Dit bewijsstuk wordt dan apart van het diploma uitgereikt. De
student kan dit bewijsstuk tonen aan de vervolgopleiding of werkgever.
Artikel 20 Inwerkingtreding
De inwerkingtreding van dit besluit is afgestemd op de inwerkingtreding van de Wet
referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen, in het bijzonder van artikel 6, onderdeel D,
van die wet, indien het betreffende wetsvoorstel door het parlement is aanvaard. In dat
artikelonderdeel is de wettelijke grondslag voor dit besluit opgenomen. Deze grondslag is
gelegen in het nieuwe artikel 7.4.3a van de WEB. De inwerkingtreding van genoemde wet zal
bij koninklijk besluit worden bepaald.
De inwerkingtreding vindt naar verwachting op 1 augustus 2010 plaats.
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 18
CONCEPT
Tussen het tijdstip van publicatie van dit besluit en de inwerkingtreding is een kortere
periode dan de gebruikelijke termijn van 3 maanden gelegen. Dit is echter niet bezwaarlijk
omdat centrale examinering voor taal en rekenen in mbo-4 niet eerder dan in het studiejaar
2013-2014 verplicht is.
De Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
3
093
OCW 1
B4858 18 januari 2010 19