De Nederlandse Bank
Ten geleide van het ECB Maandbericht januari 2010
Nieuwsbericht
Datum 21 januari 2010
In zijn op 14 januari 2010 gehouden vergadering heeft de Raad van
Bestuur op basis van zijn reguliere economische en monetaire analyses
besloten de basisrentetarieven van de ECB onveranderd te laten. De
huidige rentetarieven blijven passend. Rekening houdend met alle
gegevens en analyses die sinds de vergadering van de Raad van Bestuur
van 3 december 2009 beschikbaar zijn gekomen, is de verwachting dat de
prijsontwikkeling gedurende de beleidsrelevante periode gematigd
blijft. De laatste informatie bevestigt tevens dat tegen het eind van
2009 de economische bedrijvigheid in het eurogebied is blijven
groeien.
Enkele van de factoren die de groei van het reële bbp ondersteunen
zijn echter van tijdelijke aard. Over het geheel genomen verwacht de
Raad van Bestuur dat de economie van het eurogebied in 2010 in een
gematigd tempo zal groeien, waarbij de Raad onderkent dat het
herstelproces waarschijnlijk onregelmatig zal verlopen en dat de
vooruitzichten omgeven blijven met onzekerheid. De uitkomsten van de
monetaire analyse bevestigen de beoordeling van lage inflatoire druk
op de middellange termijn, gezien de daaraan parallel verlopende
daling van de monetaire en kredietgroei. Al met al verwacht de Raad
van Bestuur dat de prijsstabiliteit op de middellange termijn zal
worden gehandhaafd, waarmee de koopkracht van huishoudens in het
eurogebied zal worden ondersteund. De inflatieverwachtingen voor de
middellange tot langere termijn blijven stevig verankerd in
overeenstemming met het streven van de Raad van Bestuur het
inflatiecijfer op de middellange termijn onder maar dicht bij 2% te
houden.
Wat betreft de economische analyse bevestigt de laatste informatie, na
de kwartaal-op-kwartaalstijging van het reële bbp van 0,4% in het
derde kwartaal van 2009, dat de economische bedrijvigheid in het
eurogebied tegen het einde van vorig jaar is blijven groeien. Het
eurogebied profiteert van een ommekeer in de voorraadcyclus en van een
herstel van de uitvoer, maar ook van de aanzienlijke macro-economische
impuls die is gegeven en de maatregelen die zijn genomen om het
functioneren van het financiële stelsel te herstellen. Een aantal van
de ondersteunende factoren zijn echter van tijdelijke aard. Bovendien
zal de bedrijvigheid waarschijnlijk nog geruime tijd worden geremd ten
gevolge van het aanhoudende proces van balansaanpassingen in de
financiële en niet-financiële sector, zowel binnen als buiten het
eurogebied. Daarnaast zal de lage bezettingsgraad waarschijnlijk de
investeringen temperen, en de werkloosheid in het eurogebied zal naar
verwachting enigszins verder stijgen, en daarmee de consumptiegroei
remmen. Om deze redenen zal de economie van het eurogebied in 2010
naar verwachting slechts in een gematigd tempo groeien, en zal het
herstelproces waarschijnlijk onregelmatig verlopen.
De Raad van Bestuur blijft van oordeel dat de risico's voor deze
vooruitzichten globaal in evenwicht zijn. Wat de opwaartse risico's
betreft, zouden de aanzienlijke macro-economische
stimuleringsmaatregelen en andere beleidsmaatregelen die zijn genomen
wellicht een sterker effect kunnen hebben dan verwacht. Het vertrouwen
zou tevens verder kunnen verbeteren, en de mondiale economie en
buitenlandse handel zouden krachtiger kunnen herstellen dan voorzien.
Wat de neerwaartse risico's betreft, blijft er bezorgdheid bestaan ten
aanzien van een sterker of langduriger dan verwachte negatieve
wisselwerking tussen de reële economie en de financiële sector,
hernieuwde prijsstijgingen van olie en andere grondstoffen, een
toename van protectionistische druk en de mogelijkheid van verstorende
marktbewegingen in verband met de correctie van mondiale
onevenwichtigheden.
Wat betreft de prijsontwikkelingen is de HICP-inflatie in het
eurogebied op jaarbasis zoals verwacht in december 2009 verder
gestegen en uitgekomen op 0,9%, ten opzichte van 0,5% in november. De
stijging is voornamelijk een weerspiegeling van opwaartse
basiseffecten die het gevolg zijn van de daling van de mondiale
grondstoffenprijzen een jaar geleden. De verwachting is dat de
inflatie op de korte termijn rond 1% zal blijven bedragen. Verder
vooruitblikkend is de verwachting dat de inflatie, op de voor het
beleid relevante termijn, gematigd zal blijven, waarbij de algehele
prijs-, kosten- en loonontwikkelingen gematigd zullen blijven in
overeenstemming met het langzame herstel van de vraag in het
eurogebied en elders. In deze context is het van belang nog eens te
benadrukken dat de inflatieverwachtingen voor de middellange tot
langere termijn stevig verankerd blijven in overeenstemming met het
streven van de Raad van Bestuur het inflatiecijfer op middellange
termijn onder maar dicht bij 2% te houden.
De risico's voor deze verwachtingen blijven globaal in evenwicht. Ze
houden vooral verband met de vooruitzichten voor de economische
bedrijvigheid en met het beloop van de grondstoffenprijzen. Daarnaast
zouden toenames in indirecte belastingen en door de overheid
gereguleerde prijzen sterker kunnen zijn dan tot nu toe verwacht als
gevolg van de noodzaak van begrotingsconsolidatie gedurende de komende
jaren.
Wat de monetaire analyse betreft, was zowel de groei van M3 op
jaarbasis als die van de kredietverlening aan de particuliere sector
in november 2009 negatief, en kwamen deze uit op respectievelijk -0,2%
en -0,7%. Deze in deze twee reeksen gedurende de afgelopen maanden
opgetekende gelijktijdige dalingen tot historisch lage groeicijfers
geven steun aan de beoordeling van een gematigd onderliggend tempo van
de monetaire expansie en lage inflatoire druk op de middellange
termijn. Wat betreft de toekomst, zal de groei van M3 en de
kredietverlening waarschijnlijk nog geruime tijd zeer zwak of negatief
blijven.
De daling van de werkelijke monetaire groei geeft waarschijnlijk een
te hoge indruk van de vertraging in het onderliggende tempo van de
monetaire expansie. Dit is het gevolg van de aanhoudend steile
hellingsgraad van de rendementscurve, die de verklaring vormt van de
verschuivingen van middelen uit M3 naar langerlopende deposito's en
effecten. Tegelijkertijd blijft de constellatie van de rentetarieven
aanleiding geven tot uiteenlopende ontwikkelingen in de belangrijkste
componenten van M3, naarmate de geringe marges tussen de
rentevergoedingen op verschillende kortlopende bankdeposito's leiden
tot lagere opportuniteitskosten voor het verschuiven van middelen van,
bijvoorbeeld, kortlopende termijndeposito's naar overnight deposito's.
Dientengevolge is M1 in november, toen de groei van M3 op jaarbasis
negatief werd, in een robuust tempo van 12,6% blijven groeien.
De negatieve groei op jaarbasis van bancaire leningen aan de
particuliere sector maskeert een terugkeer naar positieve groeicijfers
op jaarbasis in het geval van leningen aan huishoudens, terwijl de
twaalfmaands groei van leningen aan niet-financiële vennootschappen
negatiever werd. Een dergelijke uiteenlopende ontwikkeling blijft in
overeenstemming met conjuncturele regelmatigheden, waarbij keerpunten
in de groei van leningen aan ondernemingen gewoonlijk enige tijd
achterblijven bij die in de economische bedrijvigheid. In het geval
van huishoudens verschaffen de laatste gegevens verdere bevestiging
van een afvlakking op lage niveaus. In het geval van niet-financiële
vennootschappen blijft de daling in de kredietverlening voornamelijk
het gevolg van een sterke netto aflossing van leningen met een kortere
looptijd, terwijl de kredietverschaffing en kredietneming tegen
langere looptijden positief bleef. Het gematigde niveau van de
productie en handel, alsook de aanhoudende onzekerheid rond de
handelsvooruitzichten, zullen waarschijnlijk in de komende maanden de
vraag van bedrijven naar bancaire financiering dempen. In de
tussentijd zijn de financieringscondities voor bedrijven de afgelopen
maanden verbeterd in termen van de kosten van zowel bancair krediet
als marktfinanciering. In dit opzicht zou de aanhoudend negatieve
stroom van kortlopende bancaire leningen naar niet-financiële
vennootschappen die de afgelopen maanden te zien is geweest deels een
weerspiegeling kunnen vormen van betere mogelijkheden tot vervanging
door andere bronnen van langerlopende financiering.
De banken zijn doorgegaan de omvang van hun totale balans te
verkleinen, voornamelijk door de ten opzichte van andere banken
aangehouden activa terug te brengen. De uitdaging blijft de omvang en
structuur van de totale balansen aan te passen en tegelijkertijd de
beschikbaarheid van de kredietverlening aan de niet-financiële sector
te waarborgen. Om deze uitdaging het hoofd te bieden dienen banken
gebruik te maken van de verbeterde financieringsvoorwaarden om hun
kapitaalbasis verder te versterken en, waar nodig, de steunmaatregelen
van de overheid voor herkapitalisatie ten volle te benutten.
Samenvattend, blijven de huidige rentetarieven passend. Rekening
houdend met alle gegevens en analyses die sinds de vergadering van de
Raad van Bestuur van 3 december 2009 beschikbaar zijn gekomen, is de
verwachting dat de prijsontwikkeling gedurende de beleidsrelevante
periode gematigd blijft. De laatste informatie bevestigt tevens dat
tegen het eind van 2009 de economische bedrijvigheid in het eurogebied
is blijven groeien. Enkele van de factoren die de groei van het reële
bbp ondersteunen zijn echter van tijdelijke aard. Over het geheel
genomen verwacht de Raad van Bestuur dat de economie van het
eurogebied in 2010 in een gematigd tempo zal groeien, waarbij de Raad
onderkent dat het herstelproces waarschijnlijk onregelmatig zal
verlopen en dat de vooruitzichten omgeven blijven met onzekerheid. Een
toetsing van de uitkomsten van de economische analyse met die van de
monetaire analyse bevestigt de beoordeling van lage inflatoire druk op
de middellange termijn, gezien de daaraan parallel verlopende daling
van de monetaire en kredietgroei. Al met al verwacht de Raad van
Bestuur dat de prijsstabiliteit op de middellange termijn zal worden
gehandhaafd, waarmee de koopkracht van huishoudens in het eurogebied
zal worden ondersteund. De inflatieverwachtingen voor de middellange
tot langere termijn blijven stevig verankerd in overeenstemming met
het streven van de Raad van Bestuur het inflatiecijfer op de
middellange termijn onder maar dicht bij 2% te houden.
De Raad van Bestuur zal zijn beleid van ruimere kredietondersteuning
aan het bankwezen voortzetten, daarbij rekening houdend met de
voortdurende verbetering van de financiële-marktcondities en
verstoringen voorkomend die verband houden met het te lang in stand
houden van niet-standaard maatregelen. De Raad van Bestuur zal tevens
voortgaan met de tenuitvoerlegging van de geleidelijke uitfasering van
de bijzondere liquiditeitsmaatregelen die niet in dezelfde mate nodig
zijn als in het verleden. Teneinde mogelijke bedreigingen voor de
prijsstabiliteit op middellange tot langere termijn doeltreffend het
hoofd te bieden, zal de verstrekte liquiditeit wanneer nodig worden
geabsorbeerd. De Raad van Bestuur zal daarom alle ontwikkelingen
gedurende de komende periode zeer nauwlettend blijven volgen.
Wat het begrotingsbeleid betreft, zien veel overheden in het
eurogebied zich geconfronteerd met hoge en sterk toenemende
begrotingsonevenwichtigheden. De zeer hoge overheidsbegrotingstekorten
dragen het risico met zich mee snelle veranderingen in het
marktsentiment te veroorzaken, hetgeen zou leiden tot minder gunstige
middellange- en lange-termijnmarktrentes. Dit zou op zijn beurt de
particuliere investeringen temperen en aldus de basis voor duurzame
groei verzwakken. Bovendien zouden hoge overheidstekorten en
overheidsschuld een additionele belasting vormen voor het monetair
beleid en de geloofwaardigheid van de bepalingen van zowel het Verdrag
betreffende het functioneren van de Europese Unie als het Pact voor
Stabiliteit en Groei als fundamentele pijler van de Economische en
Monetaire Unie ondermijnen. De Raad van Bestuur roept derhalve
overheden op tijdig ambitieuze begrotingsexit- en
-consolidatiestrategieën, die gebaseerd zijn op realistische
groei-aannames en die sterk gericht zijn op hervormingen van de
uitgaven, vast te leggen en uit te voeren. Belastingverlagingen dienen
uitsluitend te worden overwogen op de middellange termijn, wanneer
landen voldoende begrotingsmanoevreerruimte hebben teruggewonnen. In
dit opzicht vormen de huidige overheidstoezeggingen om uiterlijk in
2011 met consolidatie te beginnen en veel verder te gaan dan het
structurele ijkpunt voor aanpassing van 0,5% bbp per jaar, voor alle
landen van het eurogebied het minimumvereiste. Het welslagen van de
begrotingsaanpassingsstrategieën zal tevens cruciaal afhangen van
passende nationale begrotingsregels en -instellingen en vereist
transparante begrotingsprocedures en betrouwbare en volledige
statistieken betreffende de overheidsfinanciën.
Wat betreft structurele hervormingen, dient een passende
herstructurering van de bankensector een belangrijke rol te spelen.
Gezonde balansen, effectief risicobeheer en transparante maar ook
degelijke bedrijfsmodellen zijn essentieel voor het versterken van de
schokbestendigheid van banken, zodat de basis wordt gelegd voor
duurzame economische groei en financiële stabiliteit.
Het Eurosysteem zal zijn reactie op de openbare consultatie van de
Europese Commissie betreffende de EU-strategie voor 2020 indienen.
Deze strategie is bedoeld als opvolger van de huidige
Lissabon-strategie. Om toekomstige uitdagingen het hoofd te kunnen
bieden dient de EU-strategie voor 2020 zich primair te richten op het
verhogen van de potentiële groei en het scheppen van hoge niveaus van
werkgelegenheid door middel van goed-functionerende arbeids- en
productenmarkten, gezonde financiële stelsels en duurzaam
begrotingsbeleid. Het doel is een hoogst concurrerende sociale
markteconomie zoals uiteengezet in het Verdrag te bewerkstelligen.
De Engelstalige versie van dit Maandbericht bevat drie artikelen. In
het eerste artikel wordt een beschrijving gegeven van de wijze waarop
de ECB tegen de achtergrond van de recente financiële crisis de
monetaire-beleidskoers heeft beoordeeld, gecommuniceerd en ten uitvoer
gelegd. In het tweede artikel wordt ingegaan op de betrekkingen van de
ECB met de andere relevante instellingen en lichamen van de Europese
Unie die sinds de introductie van de euro zijn opgericht. In het derde
artikel worden een overzicht en schattingen gegeven van de aanspraken
van huishoudens op overheidspensioenstelsels in het eurogebied.
---