INLIA


Jeugddetentie contra-indicatie vlgs RvS 20/01/2010

In een uitspraak van 24 december 2009 (ABRVS, 200906810/1/V1) geeft de Raad van State aan dat ook de periode dat een minderjarige asielzoeker in jeugddetentie heeft gezeten, als contra-indicatie geldt voor de pardonregeling.

Eerder hadden de rechtbanken in Arnhem en Den Haag nog bepaald dat jeugddetentie niet gelijkgesteld gesteld kan worden met een gewone gevangenisstraf, en dus in het kader van de pardonregeling niet zonder meer tegengeworpen kan worden. In het strafrecht bestaat er namelijk een essentieel verschil tussen het volwassenen- en jeugdstrafrecht. In titel II en VIII A, in het bijzonder artikel 77h, van het Wetboek van Strafrecht, staat jeugddetentie genoemd als een van de (alleen) in het jeugdrecht bestaande hoofdstraffen. Ook in art. 3.86 van het Vreemdelingenbesluit wordt jeugddetentie expliciet genoemd naast gevangenisstraf.

De Raad van State geeft echter aan dat de staatssecretaris heeft bevestigd dat het beleid inzake ongewenstverklaring uitgangspunt is voor het openbare orde-criterium in het kader van de pardonregeling. Daar na de inwerkingtreding van de pardonregeling bij WBV 2007/23 aan A5/2 Vreemdelingencirculaire over ongewenstverklaring na het woord gevangenisstraf de zinsnede (waaronder jeugddetentie) is toegevoegd, en in de toelichting bij dit WBV aangegeven is dat dit geen wijziging betreft maar verduidelijking van het beleid, was dus volgens de Raad van State voldoende bekend dat jeugddetentie op dezelfde wijze zou worden tegengeworpen als gevangenisstraf.

INLIA zijn geen zaken bekend waaruit blijkt dat er inderdaad sprake is van een zogenaamde verduidelijking of dat het wel degelijk gaat om een wijziging van het beleid. Tevens zijn een aantal juristen, waaronder een rechter van het Gerechtshof, die wij hierover hebben geconsulteerd, allen van mening dat jeugddetentie volstrekt niet gelijkgesteld kan worden met het volwassenenstrafrecht. De Raad van State laat zich weer eens van zijn slechtste kant zien.