Datum 19 januari 2010 Uw brief
Inspectierapport Gunstbetoon bij nascholing huisarten
Geachte voorzitter,
Hierbij bied ik u het rapport aan van de Inspectie voor de Gezondheidszorg
`Gunstbetoon bij nascholing huisartsen: geen overtredingen, wel onduidelijkheid in
de regels'. In dit inventariserend onderzoek is de inspectie nagegaan in hoeverre
beroepsbeoefenaren en organiserende farmaceutische bedrijven de regels op het
gebied van geneesmiddelenreclame, met name de regels voor gunstbetoon,
naleven bij en tijdens nascholingsbijeenkomsten voor huisartsen.
Aanleiding
Aanleiding voor het onderzoek is gelegen in het feit dat 60% van de centraal
aangeboden nascholing voor huisartsen georganiseerd wordt door de
farmaceutische industrie. Farmaceutische bedrijven bieden hun nascholing
weliswaar ter accreditatie aan bij het College voor Accreditatie Huisartsen (CvAH),
maar dit biedt geen waarborg voor naleving van de reclameregels bij uitvoering
van de geaccrediteerde nascholingen omdat de CvAH de nascholing niet toetst aan
de regels over gunstbetoon. De Stichting Code Geneesmiddelenreclame (CGR) kan
die garantie middels preventieve toetsing wel bieden, maar die ontvangt jaarlijks
slechts een beperkt aantal verzoeken voor een preventieve toetsing.
Er is derhalve weinig zicht op de naleving van de regels voor geneesmiddelen-
reclame, in het bijzonder voor gunstbetoon, bij de nascholingsbijeenkomsten. De
inspectie achtte een inventariserend onderzoek naar de naleving daarom van
belang.
Bevindingen inspectie
De inspectie heeft in het kader van dit onderzoek twaalf door de industrie
geïnitieerde en gefinancierde, en door het CvAH geaccrediteerde, nascholingen
voor huisartsen beoordeeld. De inspectie heeft de nascholingen onaangekondigd
bezocht en alle met betrekking tot de nascholing relevante documenten gevorderd
en getoetst aan hoofdstuk negen (Geneesmiddelenreclame) van de
Geneesmiddelenwet en de daarop gebaseerde Beleidsregels gunstbetoon.
Het algemene beeld van de door de inspectie beoordeelde nascholingen is positief.
De initiërende en financierende bedrijven voldoen overwegend aan de regels op
het gebied van geneesmiddelenreclame, met name de regels voor gunstbetoon.
Gezien deze positieve bevindingen ziet de inspectie geen aanleiding voor
vervolgonderzoek. Pagina 1 van 3
Ons kenmerk
Wel is de inspectie van mening dat de Geneesmiddelenwet op een aantal GMT/VDG 2981887
wetstechnische punten enige verduidelijking behoeft. Zo stelt de inspectie dat de
Geneesmiddelenwet niet eenduidig is met betrekking tot gunstbetoon en
gastvrijheid. Verder is de inspectie van mening dat de tekst van de
Geneesmiddelenwet onvoldoende duidelijk maakt of niet-beroepsbeoefenaren
aanwezig mogen zijn bij wetenschappelijke bijeenkomsten, hoewel de
achterliggende gedachten van die bepalingen op zich zelf wel duidelijk zijn. De
inspectie beveelt aan de wetgeving op dit punt te herzien en voor de tussentijd
een interpretatierichtlijn op te stellen.
Standpunt
Het onderzoek van de inspectie heeft zich gericht op het nascholingsaanbod voor
huisartsen en niet op het nascholingsaanbod voor andere medische specialisten.
De bevindingen van de inspectie stemmen mij positief en, hoewel het een beperkt
inventariserend onderzoek betrof, acht ik ze een ondersteuning voor mijn
beleidskeuze om de farmaceutische industrie niet te verbieden nascholing aan te
bieden. Uit gesprekken met veldpartijen blijkt overigens wel dat de meningen
hierover verdeeld zijn. Deze verdeeldheid komt onder andere voort uit het feit dat
de farmaceutische industrie initiatiefnemer en financier is van ruim 60% van de
centraal aangeboden nascholingen voor huisartsen, en daarmee in belangrijke
mate de nascholingsagenda voor de huisarts bepaalt.
De Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
(KNMG) en het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG) zijn zich daar terdege
van bewust. Dit heeft ook geleid tot overleg met mijn ambtenaren over het in
kaart brengen van de witte vlekken in het nascholingsaanbod en de
mogelijkheden om eventuele lacunes op te vullen. De overleggen zijn constructief
en in lijn met mijn aandachtspunten voor de na- en bijscholing van de artsen.
Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 29 april 20091 heb gemeld, zet ik mij in voor
het bevorderen van de objectiviteit van de nascholing en voor het bieden van
zekerheid over de kwaliteit en volledigheid van de nascholing.
Mijn beleid richt zich op:
1. Het bevorderen van een voldoende breed aanbod aan nascholing door:
a. het zichtbaar maken van de CanMeds competenties in het
opleidingsaanbod;
b. het in kaart brengen van de `witte vlekken' in het
opleidingsaanbod en het zoeken naar oplossingen voor die `witte
vlekken';
2. Het bevorderen van de objectiviteit van de nascholing door:
a. het professionaliseren van de accreditatie.
Met behulp van een subsidie van VWS werkt de KNMG nu al concreet aan
hetgeen onder punt 1 genoemd staat.
Mijn beleid richt zich derhalve op het in overleg met het veld laten aanbrengen
van verbeteringen in het medische kwaliteitssysteem van de artsenorganisaties.
Dit verbeterde systeem maakt zichtbaar of er een voldoende veelzijdig en
compleet aanbod van nascholing beschikbaar is. Mogelijk zal nieuw
1 Tweede Kamer, vergaderjaar 2008 2009, 29 477, nr. 89 Pagina 2 van 3
scholingsaanbod ontwikkeld moeten worden. De professionalisering van de Ons kenmerk
accreditatie zal er verder toe leiden dat kwalitatief onvoldoende nascholing niet GMT/VDG 2981887
geaccrediteerd zal worden. De CGR heeft alle wetenschappelijke verenigingen van
artsen een overeenkomst aangeboden die voorzien in een duidelijke afbakening
tussen accreditatie van de (wetenschappelijke) inhoud en een (preventieve) toets
op het voldoen aan de reclameregels.
Wat de aanbeveling van de inspectie betreft om de Geneesmiddelenwet op een
aantal punten te verduidelijken, merk ik op dat deze aanbevelingen uit het
onderzoek min of meer zijn achterhaald. In de thans bij de Tweede Kamer
aanhangige wijziging van de Geneesmiddelenwet wordt al uitvoering gegeven aan
de aanbevelingen van de inspectie. Met name de wijziging van artikel 82 van de
Geneesmiddelenwet geeft een verduidelijking ten aanzien van het begrip
beroepsbeoefenaar. Na de inwerkingtreding van de gewijzigde
Geneesmiddelenwet zullen aan die wijziging aangepaste Beleidsregels
Gunstbetoon worden gepubliceerd. Gezien het bovenstaande acht ik een door de
inspectie voorgestelde interpretatierichtlijn overbodig.
Ik vertrouw erop dat ik u hiermee voldoende geïnformeerd heb.
Hoogachtend,
de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
dr. A. Klink
Pagina 3 van 3
---- --