Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

BBO.09.0081

Datum 11 januari 2010
Betreft Kwaliteit basisonderwijs Amsterdam

Geachte heer Peeters,
Graag reageren wij op uw brief van 26 november jl. naar aanleiding van de recente publiciteit in Amsterdam over de kwaliteit van het basisonderwijs. Op 13 januari 2010 vindt hierover op onze uitnodiging een bestuurlijk overleg plaats met een delegatie van uw Breed Bestuurlijk Overleg primair onderwijs Amsterdam (BBO), wethouder Asscher en de staatssecretaris.
Daarbij is er ons veel aan gelegen om te voorkomen dat door de onderlinge discussie tussen het BBO en de gemeente, het zicht verdwijnt op de veelbelovende vooruitgang die scholen de afgelopen tijd boeken in Amsterdam.

Wij hechten daaraan omdat ­ zoals u zelf ook stelt in uw brief - tot voor kort het BBO en de gemeente Amsterdam eensgezind in het kader van "Jong Amsterdam" en van de Kwaliteitsaanpak basisonderwijs Amsterdam, werkten aan de kwaliteitsverbetering van het basisonderwijs. Dit in het verlengde van ons tripartiet Kwaliteitsakkoord Amsterdam (april 2008). Dit akkoord was ook nodig omdat in Amsterdam bovengemiddeld veel scholen zwak of zeer zwak zijn. Wij constateren dat de afgelopen maanden door de gezamenlijke inspanningen van besturen, schoolleiding, leerkrachten, maar ook het gemeentebestuur, veelbelovende resultaten worden geboekt. De extra aanvullende inspanningen van schoolbesturen maar ook - in ondersteunende en financiële zin - van de gemeente, waarderen wij zeer. Al deze inspanningen zijn ingegeven door een breed gedragen ambitie bij alle partijen om ons basisonderwijs tot de wereldtop te laten behoren.

De centrale vraag die u daarover in uw brief stelt gaat erover hoe de door wethouder Asscher daarbij geformuleerde ambities voor het Amsterdamse basisonderwijs, zich verhouden tot het normenkader van de inspectie. Er is geen enkel misverstand over dat de inspectie van het onderwijs de enige instantie is die, namens de minister, een oordeel velt over de onderwijskwaliteit van scholen. Dit oordeel kent onder andere kwalificaties als `zwak' of `zeer zwak onderwijs'. En het is alleen de rijksoverheid die daaraan ­desnoods éénzijdig- in gevallen van ernstig tekort schietende kwaliteit, gevolgen kan verbinden voor de rijksvergoeding. Dit alles staat, ook bij wethouder Asscher, niet ter discussie.

Maar we weten ook dat het normenkader van de inspectie vooral de ondergrens van de kwaliteit bewaakt waar scholen niet door heen mogen zakken. Onze a

TPagina 1 van 2 T





ambities gaan natuurlijk verder. Gezamenlijk willen we de lat hoger leggen. En Datum dat geldt niet alleen voor Amsterdam. We ondersteunen dit met een flink

investeringsprogramma, meer professionele ruimte en scholing voor docenten, Onze referentie wet- en regelgeving om falende scholen aan te pakken en door de norm PO/179106 (referentieniveaus) voor taal en rekenen vast te leggen.

In het licht van deze ambities moeten we ons niet verliezen in onderlinge onenigheid, maar gezamenlijk de eerder ingeslagen koers herbevestigen om ons onderwijs, ook in Amsterdam, weer snel naar de top te brengen.

Wij hopen dat het overleg op 13 januari a.s. tot een dergelijke uitkomst leidt.

Met vriendelijke groet,

de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk

de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma

Afschrift aan: wethouder Lodewijk Asscher, gemeente Amsterdam

Pagina 2 van 2