Hoezo grammatica saai?
In de middeleeuwen vormde het onderwijs in de Latijnse
grammatica en retorica de basis voor een goede opleiding.
Generaties jongens werden onderwezen volgens een uit de oudheid
stammende, maar steeds veranderende traditie. Ineke Sluiter
bracht het corpus van hun leerteksten samen in een lijvig
boekwerk.
Afbeelding - Portret van Alcuin van York (York, ca. 735 -
Tours, 19 mei 804).
Technisch
Sluiter, hoogleraar Griekse taal en letterkunde, deed dat samen
met Rita Copeland, een mediëvist van de University of
Pennsylvania, waarmee de classici uit Leiden al vele jaren
samenwerken. De teksten die ze in Medieval Grammar & Rhetoric
bijeengebracht, vertaald en uitgelegd hebben, krijgen
mediëvisten vaak niet onder ogen. `Ze handelen over
`technische' onderwerpen en ze zijn meestal niet goed
uitgegeven', zegt Sluiter. `Je moet ze weten te vinden.' De
teksten zijn `technisch' in de betekenis van het Griekse
téchne, dat behalve `kunst' of `kunde' ook `handboek' betekent.
Het Latijnse woord ervoor is ars.
Bedrieglijk
Toch is kennis van deze teksten voor mediëvisten belangrijk,
want wat ze wel lezen is afkomstig van schrijvers die hun
kennis via deze teksten hebben opgedaan. En zij - de grammatici
en de retoren - zijn degenen die in de middeleeuwen bepaalden
wie er recht van spreken hadden, wie een ontwikkeld mens was en
wie tot de maatschappelijke top behoorde. Oppervlakkig gezien
lijkt er gedurende de middeleeuwen niet veel aan de traditie
veranderd te zijn. `Maar dat is bedrieglijk', vertelt Sluiter.
`De context is totaal veranderd. In de oudheid spraken de
mensen Latijn, in de middeleeuwen moesten ze die taal leren,
opdat ze op een hoog niveau deel konden nemen aan het
maatschappelijk leven.'
Afbeelding - Alcuin van York, Leven van de Heilige Fursa van
Peronne, Noordoost Frankrijk, derde kwart van de negende eeuw,
handschrift uit de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag. Het
zeer goed leesbare lettertype, de Karolingische minuskel,
waarmee dit handschrift geschreven is, is mede ontwikkeld door
Alcuin zelf. De letter raakte kort na de voltooiing van dit
handschrift in vergetelheid en werd aan het begin van de
Renaissance herontdekt en omgevormd tot de humanistische
minuskel die de basis vormt van onze drukletters.
Saai
Door hun onderzoek kregen Sluiter en Copeland zicht op de
pedagogische praktijken uit de middeleeuwen. Sluiter: `De
vakken die ze onderwezen hadden een grote symbolische lading,
maar ze stonden ook bekend als saaie, droge en vervelende stof.
Daar waren ze zich terdege van bewust en daar wilden ze ook wat
aan doen. Een voorbeeld van een schrijver die goed heeft
nagedacht over de didactische vormgeving is Alcuin, de
onderwijsminister van Karel de Grote, die een grammatica en
retorica in dialoogvorm presenteert. De dialoogvorm bestond al
in de oudheid en werkt als een catechismus: je kunt er iemand
mee overhoren.'
Humor
Anders dan zijn voorgangers laat Alcuin in zijn Ars Grammatica
als sprekers niet de meester en een leerling optreden, maar
twee leerlingen. Sluiter: `Die zijn zo enthousiast om te leren;
de jongere, Franco, stelt voordurend vragen, en de oudere
leerling, Saxo, komt met de informatie. Alcuin brengt er ook
humor in. Franco verwijt de ander dat hij hem de kennis
misgunt, als Saxo voorstelt om even te pauzeren. En ze laten
zien dat ze de kennis kunnen gebruiken. Als het onderwerp
tussenwerpsel ter sprake komt, laat Alcuin Saxo uitroepen:
"Whaaw! Hoezo vraag je me naar het tussenwerpsel?". Franco ziet
ook nog kans om opeens een stukje Vergilius toepasselijk te
citeren. De namen van de jongens zelf zijn ook leuk het zijn de
namen van de twee groepen in het rijk van Karel. Alcuin is een
Saks en Karel een Frank.'
Politiek
In zijn Ars Rhetorica hanteert Alcuin dezelfde dialoogvorm. `De
retorica gaat over fraai en effectief taalgebruik', zegt
Sluiter. `Daar ligt een link met de politiek. Alcuins
gesprekspartner is hier Karel zelf. Dat is ook precair, want
die kan hij moeilijk als student afschilderen. Hij doet daarom
veel moeite het als een coproductie te presenteren. Karel
doorziet het probleem, hij stelt de juiste vragen op het juiste
moment.'
Imponeren
Al die eeuwen blijft de grammatica onveranderd en daarmee
eigenlijk ook de stof die de leerlingen tot zich moeten nemen.
Toch proberen alle schoolmeesters steeds een eigen grammatica
te schrijven. Sluiter: `Ze presenteren zichzelf als de bewaker
van een intellectueel domein. Er zijn grammatica's in
dichtvorm, een enorme klus. Dat is niet altijd omdat het dan
makkelijker te onthouden zou zijn. Soms druipt het ervan af dat
daar geen sprake van kan zijn. Het is gewoon een poging om te
imponeren: "Kijk hoe goed ik deze materie literair kan
vormgeven".'
Lapzwans
Een ander voorbeeld vormt Tiberius Donatus, een redenaar die
een commentaar met inleiding schrijft op Vergilius Aeneis.
`Traditioneel hoort de poëzie tot het terrein van de
grammaticus', vertelt Sluiter. `Maar volgens Donatus hebben de
grammatici er niets van begrepen. De Aeneis is één lofprijzing
van Augustus, via de held Aeneas. Daarmee is het een retorisch
werk, want loftuitingen zijn retorisch. En dus moet er een
redenaar aan te pas komen om het werk uit te leggen. Vergilius
heeft het er maar moeilijk mee, want Aeneas is zo'n lapzwans
van een held. Bijna niets lukt hem en de goden zijn boos op
hem. Als lezer heb je uitleg nodig om te kunnen zien dat het
Vergilius toch gelukt is er een lofzang van te maken. En die
uitleg komt natuurlijk van Donatus zelf.'
Afbeelding - Op het omslag zijn twee miniaturen uit ca. 1200
afbeeld, afkomstig uit de abdij van Aldersbach, Bayerische
Staatsbibliothek München. Links is een allegorische
voorstelling van Vrouwe Grammatica, geflankeerd door
Priscianus, een Latijns grammaticus van rond 500. Rechts staat
Vrouwe R(h)etorica met naast haar Tullius (Cicero), de beroemde
Romeinse redenaar.
Volgens Sluiter is de wijze waarop de figuren zijn afgebeeld,
een afspiegeling van hun reputatie: `Grammatica heeft een zweep
in de hand en ze is zo mager dat je haar ribben kunt tellen,
terwijl Tullius een sexy jongeman is, zoals hij daar staat met
zijn benen over elkaar.'
Heidens
Een probleem voor de middeleeuwers vormde de rechtvaardiging
van het gebruik van de heidense kennis. Sluiter: `Ze besteden
er veel aandacht aan om aan te tonen dat het ook binnen een
Christelijke structuur een valide instrument is. Van alles wat
een technische verworvenheid is uit de heidense wereld mag je
gebruik maken. Dat heeft Augustinus al heel mooi verdedigd.' De
kerkvader die op al dit soort vragen wel een sluitend antwoord
had, komt zelf niet met een tekst voor in het boek van Sluiter
en Copeland. `Hij zou er uiteraard goed tussen passen, maar
zijn teksten zijn al goed genoeg bekend. Het ging ons er juist
om de minder bekende teksten te ontsluiten.'
Medieval Grammar and Rhetoric, Language Arts and Literary
Theory, AD 300 -1475, Edited by Rita Copeland and Ineke Sluiter
Oxford University Press, ISBN: 978-0-19-818341-9, 992 pages,
£95.00
(19 januari 2010/SH)
Nieuwsredactie - 19/01/2010
Universiteit Leiden