Beantwoording Kamervragen over verantwoording en toezicht bij RWT's
Kamervragen | 14-01-2010
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S GRAVENHAGE
Datum 14 januari 2010
Antwoorden vragen CRU over verantwoording en toezicht bij
RWT's
Geachte voorzitter,
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, de antwoorden aan op een inbreng van vragen van
de Commissie voor de Rijksuitgaven met betrekking tot het
Rekenkamerrapport "Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen met
een wettelijke taak, deel 5 Terugblik 2009".
De antwoorden op een aantal vragen die specifiek betrekking hebben op
een bepaald ministerie zijn uiteraard met het daarvoor
verantwoordelijke departement afgestemd.
Ter informatie is als bijlage tevens nog toegevoegd de Kabinetsreactie
op het conceptrapport "Verantwoording en toezicht bij rechtspersonen
met een wettelijke taak, deel 5: terugblik 2009" van de Algemene
Rekenkamer.
Hoogachtend,
de minister van Financiën,
Wouter Bos
Verantwoording en toezicht rechtspersonen met een wettelijke taak,
deel 5
Inleiding
Met genoegen stelt het Kabinet vast dat de Algemene Rekenkamer verdere
verbetering heeft geconstateerd van het toezicht en de verantwoording
bij RWT's. Het terugblikonderzoek bevestigt het positieve beeld van
2006. De Algemene Rekenkamer concludeert in het overzicht "stand van
zaken onderzochte thema's 2005 en 2008", dat het toezicht voldoende is
ontwikkeld en er voldoende inzicht in de rechtmatigheid is.
Ook op het gebied van de publieke verantwoording door RWT's
constateerde Algemene Rekenkamer vooruitgang waardoor haar oordeel op
basis van de onderzochte verantwoordingscyclus van beperkt inzicht
naar voldoende inzicht gaat. In het RWT5 onderzoek concludeerde de
Algemene Rekenkamer tevens dat de toezicht- en
verantwoordingsstructuur vrijwel geheel voldoet aan de wet- en
regelgeving, terwijl ook een voldoende zicht op prestaties werd
geconstateerd.
Het positieve oordeel in het terugblikonderzoek is een ondersteuning
voor de inspanningen die door departementen zijn en worden geleverd op
het gebied van een toezicht- en verantwoordingsstructuur die
bewindspersonen in staat stelt hun verantwoordelijkheid te dragen voor
de borging van publieke belangen bij de taakuitvoering door RWT's.
Wet- en regelgevig RWT's
In het terugblikonderzoek van de Algemene Rekenkamer, en in de daaruit
volgende voorliggende vragen vanuit uw Kamer, wordt onder meer
ingegaan op de bedrijfsvoering van RWT's en de verantwoording naar het
parlement. Het Kabinet is van mening dat de primaire
verantwoordelijkheid voor het bereiken van de maatschappelijke
doelstellingen bij de RWT's zelf ligt. Zij verantwoorden zich over hun
taakuitoefening doorgaans via een openbaar jaarverslag aan de
samenleving en aan belanghebbenden . Van belang daarbij is een goed
werkend systeem van checks and balances (de interne governance). De
overheid borgt de publieke belangen op systeemniveau. De relatie
tussen de verantwoordelijke minister en de RWT wordt daarbij bepaald
door de specifieke wet- en regelgeving. Toezichtvisies sluiten hierbij
aan. Ook de wijze van verantwoording naar het parlement is geregeld in
de voor de RWT geldende wet- en regelgeving. Uitgangspunt van het
Kabinet is daarbij om met zo min mogelijk voorschriften, controles en
informatieverplichtingen een goede taakuitoefening en een adequate
informatievoorziening aan het parlement te borgen. Voor een meer
uitgebreide uiteenzetting wordt u doorverwezen naar dit betreffende
Kabinetsstandpunt.
Uitzonderingsrapportage
Enkele van onderstaande vragen gaan in op het feit dat de informatie
over RWT's in het departementale jaarverslag zich beperkt tot
uitzonderingsrapportage. Het departementale jaarverslag heeft echter
niet de functie om integraal over het functioneren en presteren van
deze rechtspersonen te rapporteren (bijvoorbeeld via een zogenaamd in
control statement), tenzij er uitzonderlijkheden te melden zijn. Het
is daarvoor niet bedoeld en het is ook niet wenselijk. Zoals hiervoor
aangegeven, bepaalt het specifieke wettelijk kader geldend voor een
RWT de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de minister ten
aanzien van die RWT's en daarmee ook de mate waarin verantwoording aan
het parlement wordt afgelegd. Het afleggen van verantwoording kan en
zal in het algemeen langs andere wegen verlopen dan het departementale
jaarverslag.
Verantwoording
Ook bij de verantwoording van het toezicht is het Kabinet van mening
dat het specifieke wettelijk kader leidend moet zijn. In een aantal
sectoren vindt deze verantwoording bij voorbeeld plaats door de
verslagen van inspecties en van andere toezichthoudende organen met de
visie van de verantwoordelijke minister aan het parlement aan te
bieden. Deze lijn is ook nadrukkelijk met u in het Algemeen Overleg
van 14 juni 2007 naar aanleiding van het RWT-5 onderzoek , besproken.
Het Kabinet wil aan deze lijn vasthouden, te meer daar de
rechtmatigheid van de RWT's nu voldoende is geborgd. Bovendien sluit
deze lijn aan op de eigen verantwoordelijkheid, de taakuitvoering op
afstand, en de vaak bewust gekozen onafhankelijkheid van een RWT
alsmede bij het beleid de toezicht- en verantwoordingslasten zoveel
mogelijk te beperken. In het hiervoor genoemde AO is er vanuit uw
Kamer ook op aangedrongen om vermindering van de regeldruk voor RWT's
te bewerkstelligen. Relevant in dat kader is ook het Coalitieakkoord,
dat inzet op een beleid naar een andere wijze van regelgeven, van
toezicht en controle. Dit uit zich onder meer in het tegengaan van
bestuurlijke drukte, meer vertrouwen in uitvoerende instanties en in
de personele taakstellingen .
Stappen tot verdere versterking
Niettegenstaande hetgeen net beschreven, is het Kabinet voornemens om
met betrekking tot de bijlage Toezichtrelaties bij het departementale
jaarverslag de voorgeschreven rapportagevorm - een
uitzonderingsrapportage - te verhelderen. Het Kabinet neemt in deze de
aanbeveling van de Algemene Rekenkamer over om in de toelichting bij
de Rijksbegrotingsvoorschrften (RBV), een aantal aandachtspunten op te
nemen.
Tevens zal naar aanleiding van de aanbeveling van de Algemene
Rekenkamer bezien worden of het mogelijk en doelmatig is om gegevens
van tariefgefinancierde ZBO's ter informatie op te nemen bij het
departementale jaarverslag. Ditzelfde geldt ook voor het opnemen van
informatie over de ontwikkeling van de vermogenspositie bij ZBO's.
Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat voor tariefgefinancierde
ZBO's geldt dat de verantwoording over de uitgaven al loopt via de
voor de ZBO geldende wettelijke voorschriften.
Wat betreft de gegevens over de financiële omvang van de
premiegefinancierde sector (waarover de verantwoording niet via het
jaarverslag plaatsvindt) kan gemeld worden dat deze al in de
departementale jaarverslagen van SZW en VWS zijn opgenomen. Het gaat
hierbij om de enige twee departementen met premiegefinancierde RWT's.
Voorts wordt in het kader van de transparantie en toegankelijkheid van
informatie in de RBV 2010 opgenomen dat voor de ZBO/RWT-bijlagen in de
toekomst bij het jaarverslag de links naar deze organisaties dienen te
worden opgenomen.
Rechtmatigheid
Afsluitend nog een opmerking ten aanzien van een ander onderwerp dat
regelmatig terugkeert in onderstaande vragen, het begrip
rechtmatigheid. Uitgangspunt voor het Kabinet is de borging van het
inzicht in de rechtmatigheid, door een rechtmatigheidverklaring per
RWT. Zoals afgesproken in het bovenvermelde AO van 17 juni 2007, wordt
er naar gestreefd de openstaande rechtmatigheidvragen op te lossen.
Alle departementen spannen zich in voor een 100% dekking. In de
bijlage (Reactie op het conceptrapport "Verantwoording en toezicht bij
rechtspersonen met een wettelijke taak, deel 5: terugblik 2009") is
een tabel opgenomen met de stand van zaken ten aanzien van
rechtmatigheid medio 2009. Deze tabel laat zien dat de toezegging aan
de Kamer om de openstaande rechtmatigheidvragen op te lossen, is
gerealiseerd. Dat neemt niet weg dat de rechtmatigheid bij (nieuwe)
RWT's voor het Kabinet een voortdurend punt van aandacht zal blijven.
Vraag 1
Waarom volgt het ene ministerie wel de aanbevelingen op van de
Algemene Rekenkamer en het andere ministerie niet?
In de uitzonderlijke gevallen dat ministeries aanbevelingen niet
opvolgen, zijn deze doorgaans niet conform door de wetgever
vastgestelde kaders en/of leiden zij tot een aanzienlijke toename van
de bestuurlijke drukte en de lasten van controle, toezicht en
verantwoording. Het Kabinetsbeleid heeft, zoals toegelicht in de
inleiding, als doel deze lasten aanzienlijk te reduceren.
Vraag 3
Waarom is de informatie over de vermogenspositie van RWT's niet
verbeterd? Wat wordt gedaan om de informatie over de vermogenspositie
van RWT's te verbeteren?
Eventuele bijzonderheden ten aanzien van de ontwikkeling van vermogens
bij RWT's, worden toegelicht in de ZBO/RWT bijlage bij het
departementale jaarverslag. Deze informatie wordt gegeven in de vorm
van een uitzonderingrapportage. Naar aanleiding van de aanbeveling van
de Algemene Rekenkamer is in de als bijlage toegevoegde reactie
aangegeven dat zal worden bezien of het mogelijk en doelmatig is om
informatie over de ontwikkeling van de vermogenspositie bij ZBO's op
te nemen in de ZBO/RWT -bijlage bij het departementale begroting en
jaarverslag.
Vraag 4
De Algemene Rekenkamer heeft enkele casussen gevonden waarbij ZBO's
worden beëindigd op grond van de Kaderwet ZBO's, hun taken teruggaan
naar het ministerie en deze taken vervolgens in mandaat worden
uitbesteed aan een externe instelling. Kan het Kabinet aangeven hoe
vaak dit is gebeurd en hoe dit kan worden voorkomen?
Deze casussen zijn door de Algemene Rekenkamer niet concreet
toegelicht, en het Kabinet derhalve onbekend. Dit is ook aan de
Algemene Rekenkamer in de eerder genoemde Kabinetsreactie gemeld.
Vraag 5
Waarom hebben de ministeries van Financiën en Buitenlandse Zaken geen
toezichtarrangement voor de RWT's waar de departementen toezicht op
moeten houden? Wanneer zullen deze ministeries wel een
toezichtarrangement hebben?
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft geen toezichtarrangement,
omdat het geen RWT's heeft waarop het toezicht moet houden. De
Algemene Rekenkamer refereert aan de Nederlandse
Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden NV (FMO). Dit
betreft een staatsdeelneming, die beheerd wordt door het Ministerie
van Financiën en waaraan door het Ministerie van Buitenlandse Zaken
subsidie wordt verstrekt. De FMO voert echter geen wettelijke taken
uit en is dan ook geen RWT.
De FMO is op basis van haar banklicentie onderworpen aan het toezicht
door de Nederlandsche Bank. Het toezicht op de besteding van de
subsidiemiddelen is vastgelegd in subsidieregelingen en -
beschikkingen. Als aandeelhouder houdt het Ministerie van Financiën
toezicht op het beheer van de onderneming. De taken en
verantwoordelijkheden van de toezichthouders in het toezicht op de FMO
zijn helder.
Voor toezichtarrangementen bij het Ministerie van Financiën wordt
verwezen naar het antwoord op vragen 25 t/m 27.
Vraag 6
Waarom hebben de ministeries van Verkeer en Waterstaat en van OCW nog
steeds niet voor alle (clusters van) RWT's toezichtarrangementen
opgesteld? Wanneer zal dat wel het geval zijn?
De Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd dat voor de HISWA
Vereniging en de NV Westerscheldetunnel er geen toezichtarrangementen
zijn. Voor de HISWA Vereniging is echter reeds een concept
toezichtarrangement opgesteld. Zoals in de reactie aan de Algemene
Rekenkamer is aangeven zal voor de HISWA Vereniging op korte termijn
een definitief toezichtarrangement worden opgesteld. Dat zal er zijn
in de eerste helft van 2010.
Voor de NV Westerscheldetunnel geldt dat VenW in de onderzoeksperiode
het toezicht heeft overgedragen aan het Ministerie van Financiën.
Inmiddels zijn de aandelen in de NV Westerscheldetunnel overgedragen
aan de Provincie Zeeland. Met de Algemene Rekenkamer zal worden
overlegd of er nog sprake is van een RWT status.
Met betrekking tot OCW kan gemeld worden dat met het opstellen van het
geïntegreerde toezichtkader PO en VO thans alle sectoren van OCW
beschikken over een toezichtarrangement.
Vraag 7
Wat is de reden dat de meeste toezichtvisies niet openbaar zijn? Welke
zijn wel openbaar? Zullen op termijn alle toezichtvisies openbaar
zijn?
Openbaarmaking van toezichtvisies past in de geest (principe van
transparantie) van de Kaderstellende Visie op Toezicht 2005 (KVoT) en
verdient aanbeveling. Openbaarheid van de toezichtvisie is echter geen
formele eis van de (KVoT), zodat openbaarmaking niet altijd pro-actief
is nagestreefd. Naar verwachting zullen desondanks de meeste
toezichtvisies op termijn openbaar worden.
Vraag 8
Waarom kiest de minister van Financiën er voor om geen periodiek
reviewbeleid vast te leggen? Waarom voeren sommige ministeries alleen
reviews uit als ze daar aanleiding toe zien? Brengt het onderhavige
rapport van de Algemene Rekenkamer deze departementen tot een ander
beleid ter zake? Zo neen, waarom niet?
Het reviewbeleid fungeert als een sluitstuk van goed toezicht. Primair
zijn accountants(kantoren) verantwoordelijk voor de door hen geleverde
kwaliteit van controles. Daarbij is ook een rol van de opdrachtgever
van de accountant (cq de instelling) weggelegd. Om deze kwaliteit te
bewaken is een kwaliteitsstelsel binnen kantoren, de
beroepsorganisaties NIVRA en NOVAA en, voor een deel van de
opdrachten, bij de AFM opgezet. Dit stelsel is uitgangspunt voor het
toezichtbeleid.
In achtereenvolgende Kabinetsreacties op rapport van de Algemene
Rekenkamer RWT deel 5 en het recente terugblikonderzoek hanteert het
Kabinet daarom een terughoudende lijn als het gaat om het vastleggen
van een periodiek reviewbeleid. Het Kabinet gaat uit van 'single
audit' door de instellingsaccountant. Wanneer een verhoogd risico
aanwezig is of indien er concrete signalen zijn dat de accountant
ondeugdelijk werk levert is het mogelijk het gesprek aan te gaan met
de betreffende accountant of zonodig een review te laten uitvoeren
door een auditdienst. Het verscherpt toezicht van de achterliggende
jaren op accountants(kantoren) heeft de terughoudende lijn van het
Kabinet versterkt.
Daarnaast is sprake van een stelselverantwoordelijkheid waarbij de
zekerheden die hierin zijn ingebouwd in de vorm van verantwoording en
controle systeemgericht periodiek onderzocht kunnen worden. Het
reviewbeleid van het ministerie van Financiën en andere departementen
sluit hierbij aan.
Vraag 10
Onderschrijft de regering de kwetsbaarheid van RWT's op het gebied van
integriteit en wat doet zij om de integriteit van RWT's te waarborgen?
De primaire verantwoordelijkheid voor het integriteitbeleid ligt bij
de RWT's zelf. De toenmalige minister van BZK heeft in zijn reactie op
het RWT5 rapport 2006 de mening van de ARK onderschreven dat
integriteitzorg een relevant element is van het publieke belang.
Daarbij heeft de minister aangegeven dat hij het tot zijn taak rekende
het integriteitbeleid bij RWT's te bevorderen. Hij gaf aan in deze een
rol weggelegd te zien voor het Bureau Integriteitbevordering Openbare
Sector (BIOS): de RWT's kunnen gebruik maken van de ondersteunende,
stimulerende en faciliterende diensten van BIOS om het eigen
integriteitbeleid te concretiseren.
Omdat BIOS werkt op basis van verzoeken van organisaties zelf en het
belangrijk is dat nog meer RWT's de weg naar BIOS vinden, is naar
aanleiding van het verschijnen van het Terugblikonderzoek RWT5 2009
vanuit het Ministerie van BZK bij BIOS het verzoek binnen gekomen op
de website www.integriteitoverheid.nl aan te geven dat het bureau er
ook is voor RWT's. Daarnaast zal BIOS in 2010 een speciale bijeenkomst
organiseren voor RWT's over het onderwerp integriteitbevordering.
Vraag 11
Waarom geeft een aantal ministeries niet aan hoeveel geld hun RWT's
uit premies en tarieven ontvangen en waarom is de vermogenspositie van
RWT's niet verbeterd? Is de regering voornemens deze informatie in de
toekomst wel te geven?
Alle ministeries geven informatie over financiering uit premies en
tarieven. De basis voor de verantwoording hierover is niet de
Comptabiliteitswet 2001, maar de op RWT's van toepassing zijnde
wetgeving, zoals onder meer de wetten op het terrein van de sociale
zekerheid, de zorg, de Kaderwet ZBO's en de diverse instellingswetten.
Ten behoeve van het Kader voor de Sociale Zekerheid en Arbeidsmark
(SZA) en het Budgettaire Kader Zorg (BKZ), worden bij de
departementale jaarverslagen van SZW en VWS in de desbetreffende
bijlagen reeds informatie geven over de premiegefinancierde uitgaven.
In de inleiding is reeds aangegeven dat is toegezegd om naast de
informatie over de premiesectoren ook te bezien of het mogelijk en
doelmatig is om gegevens van tariefgefinancierde ZBO's ter informatie
op te nemen in de bijlage bij het departementale jaarverslag.
Op het verder versterken de informatievoorziening met betrekking tot
de vermogens bij RWT's is reeds ingegaan bij het antwoord op vraag 3.
Vraag 12
Betekent het niet vermelden van de RWT's in de departementale
jaarverslagen dat deze RWT's naar behoren functioneren en dat ze dus
de gestelde doelen en prestaties hebben behaald en het geld dat
daarmee gemoeid is rechtmatig hebben geïnd, beheerd en besteed?
Alle RWT's of clusters daarvan worden vermeld in de bijlage ZBO's en
RWT's bij het departementale jaarverslag. Eventuele bijzonderheden ten
aanzien van deze RWT's worden daar nader toegelicht.
Vraag 13
Aan welke specifieke normen toetst een ministerie zijn RWT's?
Deze normen zullen, zoals is toegelicht in de inleiding, voortvloeien
uit de specifieke wetgeving die geldt voor deze RWT's. Deze kunnen
onder meer betrekking hebben op kwaliteit, toegankelijkheid en de te
leveren prestaties. Bijvoorbeeld in de onderwijswetgeving is de
kwaliteit van het onderwijs een belangrijk criterium. De
Onderwijsinspectie, de toezichthouder namens de minister, rapporteert
hierover. Deze rapportages worden u toegestuurd.
Over het algemeen zullen ministers de wijze waarop zij toezicht
uitoefenen en de daarbij gehanteerde normen neerleggen in een
toezichtvisie. Naar aanleiding van vragen in het Algemeen Overleg van
14 juni 2007 over het AR RWT5 -onderzoek is reeds aangegeven dat naast
de specifieke normen er ook algemene normen zijn, zoals bijvoorbeeld
ten aanzien van rechtmatigheid.
Vraag 14
Wordt overwogen om de wijze waarop het ministerie van VROM de
uitzonderingsrapportages uitvoert, toe te passen op alle
departementen? Zo neen, waarom niet?
Bij de departementen is er vrijheid bij het inrichten van de
uitzonderingsrapportage. Zo heeft het ministerie van VROM in het
departementale jaarverslag van 2008 een samenvatting van zijn
toezichtvisie opgenomen. Conform de aanbeveling van de Algemene
Rekenkamer is, zoals in de inleiding is aangegeven, in de toelichting
bij de Rijkbegrotingsvoorschriften reeds een aantal aandachtspunten
voor de uitzonderingsrapportage opgenomen die departementen als
leiddraad bij het opstellen ervan dienen te hanteren.
Overigens bepleit de Algemene Rekenkamer in haar rapport om per RWT in
de uitzonderingsrapportage een "in control statement" van de minister
op te nemen. Het Kabinet is echter van mening, zoals ook blijkt uit de
als bijlage toegevoegde Kabinetsreactie op het concept rapport van de
Algemene Rekenkamer, dat het departementale jaarverslag niet de
functie heeft om integraal over het functioneren en presteren van
instellingen op afstand van de overheid te rapporteren. Zoals in de
inleiding reeds opgemerkt, wordt de wijze waarop een minister zich
verantwoordt over de uitvoering van overheidstaken door RWT's bepaald
door de daarvoor geldende specifieke wettelijke kaders.
Vraag 15
Is het Kabinet voornemens om hun RWT's aan te spreken op de noodzaak
van publieke verantwoording? Zo nee, waarom niet?
Om ook ten aanzien van RWT's invulling te geven aan de Kabinetslijn
van "meer publieke verantwoording en minder toezicht", is besloten dat
in de toekomst bij de ZBO/RWT- bijlage van het departementale
jaarverslag de links naar deze jaarverslagen zullen worden opgenomen.
Overigens is het aantal RWT's zonder publieke verantwoording reeds
sterk afgenomen, zoals ook de Rekenkamer heeft geconstateerd.
Vraag 16
Wat wordt gedaan om te bereiken dat alle RWT's publieke verantwoording
afleggen?
Zie het antwoord op vraag 15.
Vraag 17
Wat zal worden gedaan om te bereiken dat de verantwoording van
ministers aan de Staten-Generaal wordt verbeterd en dat de
Staten-Generaal wel inzicht krijgt in de geldstromen bij de RWT's?
Ten aanzien van de informatievoorziening aan het Parlement, wordt
doorverwezen naar de antwoorden op de vragen 11, 15 en 16.
Vraag 18
Waarom heeft de helft van de ministers nog geen gebruik gemaakt van
een risicoanalyse om het toezicht op de bedrijfsvoering van hun RWT's
in te vullen? Hoe beoordeelt u de aanbeveling van de Algemene
Rekenkamer om de bedrijfsvoering van RWT's te analyseren op onderdelen
die het publieke belang raken, opdat duidelijk wordt waar de grootste
risico's bij RWT's zitten?
Zoals reeds in de inleiding toegelicht, streeft het Kabinet geen
intensieve bemoeienis na bij RWT's. Het zijn immers organisaties op
afstand van het Rijk waarbij de primaire verantwoordelijkheid voor het
bereiken van de maatschappelijke doelstellingen en voor de
bedrijfsvoering ligt bij de instellingen zelf. Publieke belangen
worden daarbij geborgd op systeemniveau (zoals onder meer wordt
toegelicht bij het antwoord op vraag 20). Dit zal doorgaans ook het
niveau voor risicoanalyses zijn. De minister van OCW is bijvoorbeeld
op systeemniveau verantwoordelijk voor de kwaliteit van het Onderwijs,
schoolbesturen zijn dat (grondwettelijk) voor hun instelling. Indien
uit bijvoorbeeld rapportages van toezichthouders blijkt dat de
kwaliteit van het onderwijs tekortschiet, dan kan de minister
ingrijpen.
Vraag 19
Hoe is de rechtmatigheid van RWT's op dit moment voldoende
gewaarborgd?
Bij praktisch alle RWT's is de rechtmatigheid geborgd door een
verklaring van de instellingsaccountant, zoals ook is toegelicht in de
inleiding.
Vraag 20
Waarom is alleen het specifieke wettelijke kader leidend bij de
verantwoording over het toezicht op de RWT's? Waarom wordt bij de
verantwoording aan de Staten-Generaal niet ook de
systeemverantwoordelijkheid van ministers betrokken? Bent u voornemens
om dat in de toekomst wel te doen? Zo nee, waarom niet?
Systeemverantwoordelijkheid impliceert dat een minister zich naar
Kamer verantwoordt over de inrichting van de uitvoering van het
beleid, bijv. over het systeem van onderwijs, het zorgstelsel etc.
Uiteraard verantwoordt een minister zich daarover vrijwel permanent.
Op iedere RWT is echter een eigen wettelijk kader van toepassing.
Daarin bepaalt de wetgever de bevoegdheden en
(systeem)verantwoordelijkheden van een minister ten opzichte van een
RWT, naast die van specifieke toezichthouders. Dit resulteert in de
ogen van het Kabinet in de door de wetgever nagestreefde duidelijkheid
en helderheid bij de verantwoording, zodat het niet nodig is hiernaast
nog eens expliciet en extra ook de systeemverantwoordelijkheid te
betrekken.
Vraag 21
Bent u bereid om het advies van de Algemene Rekenkamer op te volgen en
een referentiekader (een uniform toetsingskader dat voor categorieën
instellingen verschillend kan zijn) te maken, op basis waarvan de
informatie in de uitzonderingsrapportages kan worden beoordeeld? Zo
nee, waarom niet?
De Rijksbegrotingvoorschriften zijn op dit punt reeds aangepast, zoals
is toegelicht in de inleiding en bij het antwoord op vraag 14.
Vraag 22
Wat vindt u van het idee om RWT's, zelfstandige bestuursorganen,
kennisinstellingen, adviesraden, etc. op één moment in het jaar
verantwoording af te laten leggen, in één rapportage, op basis van
eenzelfde format c.q. referentiekader?
Uitgangspunt is dat instellingen op afstand van de overheid binnen de
systeemverantwoordelijkheid van de minister zelf primair
verantwoordelijk zijn om aan alle belanghebbenden openbaar en
transparant verantwoording af teleggen over het bereik van
maatschappelijke doelstellingen.
Er wordt, binnen het hierboven geschetste kader, reeds gewerkt aan
meer uniformiteit wat betreft het verantwoordingsmoment in het jaar.
Per 1 februari 2010 wordt de wijziging in art 18 van de Kaderwet ZBO's
van kracht dat het moment voor het jaarverslag van ZBO's vervroegt van
1 juli naar 15 maart. Gezien de diversiteit van alle organisaties en
de binnen de voor de verantwoording van de instellingen geldende
voorschriften, zoals onder meer titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk
Wetboek, de verschillende onderwijswetten, de Kaderwet ZBO's,
instellingswetten e.d., ligt een uniforme rapportagewijze vooralsnog
echter niet voor de hand.
Vraag 23
De RWT's hebben een eigen verantwoordelijkheid voor de
bedrijfsvoering. Alleen voor zover die bedrijfsvoering het publieke
belang raakt, is de minister verantwoordelijk. Kan de regering inzicht
geven in de wijze waarop dat gebeurt voor de RWT's binnen het
ministerie van BZK?
Zoals is toegelicht in de inleiding en bij het antwoord op vraag 20,
zijn RWT's primair zelf verantwoordelijk voor het bereiken van de
maatschappelijke doelstellingen. Daarbij hoort ook de borging van het
publieke belang.
Vraag 24
De Staten-Generaal worden te beperkt geïnformeerd over het
functioneren en presenteren van RWT's. Met name niet over de inkomsten
van RWT's uit premies en tarieven en over de uitkomsten van het
toezicht. Kan de regering aangeven hoe zij de Staten-Generaal hierover
zal gaan informeren?
Zie het antwoord bij vraag 3 en vraag 11.
Vraag 25, 26 & 27
Gesteld wordt dat er door de minister van Financiën geen
departementale toezichtvisie is opgesteld voor de RWT's die onder de
verantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën vallen. Kan de
regering aangeven wanneer deze departementale toezichtvisie zal worden
opgesteld?
Het ministerie van Financiën heeft aangegeven nog steeds van plan te
zijn om voor De Nederlandse Bank (DNB) en Autoriteit Financiële
Markten (AFM) een toezichtarrangement op te stellen. Het is alleen
niet duidelijk op welke termijn de minister verwacht de arrangementen
opgesteld te hebben. Kan de regering aangeven wanneer deze
arrangementen opgesteld zullen zijn?
De Algemene Rekenkamer is van mening dat de minister van Financiën
niet incidenteel, maar juist systematisch toezicht moet houden op zijn
RWT's en dat de minister de manier waarop hij het toezicht vormgeeft
zou moeten vastleggen in een toezichtarrangement per RWT dat ook voor
andere belanghebbenden toegankelijk is. Kan het Kabinet aangeven
wanneer een en ander zal worden geregeld? Indien zij hiertoe niet
bereid is, waarom niet?
Het ministerie van Financiën heeft geen departementaal brede
toezichtvisie omdat taak, vormgeving en omvang van de RWT's teveel van
elkaar afwijken.
Overigens kan ook niet voorbij worden gegaan aan het feit dat de
omvang van de externe risico's die aan de uitoefening van de aan de
betreffende organisaties opgedragen publieke taken is verbonden, bij
een aantal van deze instellingen beperkt is. Dit laatste geldt niet
voor de toezichthouders op de financiële markten en in mindere mate
ook voor de Waarderingskamer. Voor DNB en de AFM worden
toezichtarrangementen opgesteld. Deze documenten zullen in de tweede
helft van 2010 gereed zijn, zodat de Tweede Kamer uiterlijk in het
eerste kwartaal van 2011 wordt geïnformeerd. Na gereedkomen zal
blijken dat er sprake is van systematisch toezicht.
Voor de Waarderingskamer is een concept toezichtarrangement gereed.
Afronding is voorzien in het eerste kwartaal van 2010.
Van het Waarborgfonds en het Nederlands Bureau der
Motorrijtuigenverzekeraars ontvangt en beoordeelt het ministerie o.a.
de jaarrekeningen, jaarverslagen en kostenberekeningen. Daarnaast is
er regelmatig contact tussen het ministerie en de RWT's en wordt
overleg gevoerd over allerlei uitvoeringsaspecten. De bestaande
checks-and-balances functioneren daarmee voldoende.
Vraag 28
Waarom had het Nederlands Bureau der Motorrijtuigverzekeraars (NBM)
over het jaar 2007 nog steeds geen rechtmatigheidverklaring? Hoe is de
situatie op dit moment en hoe wordt voorkomen dat over het jaar 2008
en daarop volgende jaren nog steeds geen rechtmatigheidverklaring
wordt afgegeven voor deze RWT?
In het verleden, oa het Financieel jaarverslag van het Rijk 2005, is
opgemerkt dat bij zeer kleine RWT's het vragen van een
rechtmatigheidverklaring niet doelmatig is. De Rekenkamer onderschreef
in haar het RWT 3 onderzoek deze lijn. Bij de NBM gaat het om een zeer
kleine RWT.
Vraag 29
In RWT5 concludeerde de Algemene Rekenkamer dat het ministerie van
Financiën geen reviewwerkzaamheden laat uitvoeren voor de
rechtmatigheidaspecten
van de RWT's. Hierdoor had de minister volgens de Algemene Rekenkamer
geen zekerheid over de kwaliteit van de accountantscontrole bij de
RWT's. De Algemene Rekenkamer deed daarom in RWT5 de aanbeveling een
reviewbeleid voor RWT's te ontwikkelen. Hoewel de minister destijds in
zijn reactie aangaf aandacht te gaan geven aan het reviewbeleid voor
RWT's, moet de Algemene Rekenkamer concluderen dat dat beleid er eind
2008 nog niet was. Kan het Kabinet aangeven waarom dit het geval is en
wanneer dit beleid gereed is?
Het beleid ten aanzien van reviews is geschetst in het antwoord op
vraag 8.
Vraag 30
De minister van Financiën verantwoordt zich in het Jaarverslag 2007
volgens de Rijksbegrotingvoorschriften 2008. De minister geeft aan
welke ZBO's en RWT's onder het ministerie vallen en geeft aan welke
bijdrage zij uit de rijksbegroting ontvangen. In de begroting voor
2009 ontbreken de bijdragen die de RWT's ontvangen uit de
departementale begroting.
De minister geeft in begroting of verantwoording niet aan welk bedrag
de RWT's uit premies en tarieven ontvangen. Ook over de
vermogenspositie van de RWT's heeft de minister geen informatie
opgenomen. Dit betekent dat het voor de Staten-Generaal niet duidelijk
is hoeveel publiek geld er in totaal bij de RWT's omgaat en wat de
omvang van de vermogens bij de RWT's is.
De minister rapporteert alleen uitzonderingsgevallen aan de Tweede
Kamer. Op verzoek van de Tweede Kamer heeft de minister in het
departementale jaarverslag over 2007 wel gerapporteerd over de
toezichtstaak, beleidsdoelen, geleverde prestaties, toezichtkosten,
aan onder toezichtgestelden toe te rekenen kosten en gemiddeld aantal
fte's van DNB en AFM. Voor de overige drie RWT's worden geen
bijzonderheden vermeld over het uitgevoerde toezicht en het
functioneren en presteren van de RWT's. Informatie over wanneer
uitzonderingen worden gemeld, ontbreekt.
Kan het Kabinet aangeven wanneer zij dit gaat veranderen? Waarom wordt
de Tweede Kamer niet op deugdelijke wijze geïnformeerd over het
functioneren en presteren van de RWT's en het toezicht hierop?
In de begroting 2009 ontbreekt abusievelijk in de ZBO/RWT-bijlage de
rijksbijdragen van DNB, AFM en de Waarderingskamer. De overige
ZBO's/RWT's ontvangen geen rijksbijdrage.
De rijksbijdrage aan DNB (EUR 17,205 mln.) en AFM (EUR 22,313 mln)
staan wel opgenomen in de budgettaire tabel van artikel 2. De bijdrage
aan de Waarderingskamer bedraagt (EUR 0,612 mln.) 25% van de begroting
van de Waarderingskamer.
Met betrekking tot de algemene aspecten van uw vraag met betrekking
tot de informatievoorziening over tarieven en vermogens wordt verwezen
naar het antwoord op vraag 3 en 11. Voor wat betreft de
uitzonderingsrapportage wordt verwezen naar de inleiding en naar het
antwoord op vraag 14.
Vraag 31
Bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen worden in de raad van
toezicht van de AFM toegelaten, hetgeen het risico van
belangenverstrengeling met zich mee brengt. Waarom heeft de minister
niet transparant gemaakt hoe vaak en in welke gevallen de
verschoningsregeling is toegepast? Welke voldoende waarborgen zijn er
om het risico van belangenverstrengeling te beperken. Waarom wegen de
risico's wegen volgens de minister van Financiën niet op tegen de
waarde van de kennis en kunde die bestuurders of toezichthouders van
beursgenoteerde ondernemingen in de raad van toezicht inbrengen? Is
het Kabinet bereid het nee-tenzij beginsel in deze toe te passen en zo
nee, waarom niet?
Met ingang van haar jaarverslag over 2007 maakt de AFM openbaar of
zich situaties hebben voorgedaan waarbij leden van de Raad van
Toezicht gebruik hebben gemaakt van het statutaire verschoningsrecht
in verband met het voorkomen van belangenverstrengeling. Zowel in het
jaarverslag over 2007 als in het jaarverslag over 2008 is aangegeven
dat dergelijke situaties zich niet hebben voorgedaan.
Ter beperking van het risico van belangenverstrengeling is in de
statuten van de AFM een compatibiliteitenregeling opgenomen. Tevens is
in de statuten vastgelegd dat het de leden van de Raad van toezicht
niet is toegestaan een functie te vervullen binnen een instelling die
beschikt over een vergunning van de AFM of een andere financiële
toezichthouder respectievelijk een registratie op grond van één van de
financiële toezichtwetten. Deze restrictie is aangebracht met het oog
op het feit dat het toezicht van de AFM het primaire proces van deze
instellingen raakt.
Bij beursgenoteerde instellingen, die niet-vergunningplichtig zijn, is
daarentegen sprake van een beperkt toezicht. Hierdoor zal de situatie
van een belangenverstrengeling zich minder snel voordoen. Vandaar dat
commissarissen van deze instellingen niet op voorhand zijn uitgesloten
van het lidmaatschap van de Raad van Toezicht van de AFM. Mede met het
oog op de aanwezigheid van een compatibiliteitenregeling is er geen
aanleiding opnieuw te kijken naar de bestaande situatie, tenzij
wijzigingen in de toezichtwetgeving daartoe aanleiding geven.
Vraag 32
Wanneer kan de Tweede Kamer de toezichtvisies, toezichtarrangementen
en controleprotocollen over de inrichting van het toezicht bij DNB en
AFM tegemoet zien?
Zie het antwoord bij vraag 25.
Vraag 33
Wat is de mening van de minister van Financiën over het voorkomen van
iedere schijn van belangenverstrengeling door het niet toestaan van de
benoeming van bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen in de raad
van toezicht van AFM?
Zie antwoord op vraag 31.
Vraag 34
Het Ministerie van VROM hanteert als uitgangspunt dat reviews alleen
worden uitgevoerd als daar een concrete aanleiding voor bestaat. Kan
de regering toelichten wat de afweging is om geen periodieke reviews
te houden maar alleen op basis van concrete aanleidingen? Hoe verhoudt
dit beleid van het ministerie van VROM zich tot het beleid van andere
ministeries? Wat wordt verstaan onder 'concrete aanleiding' en hoe
komt de minister van VROM hier achter?
Het beleid van VROM sluit aan bij de algemene uitgangspunten voor een
terughouden reviewbeleid. Dit is geschetst in het antwoord bij vraag
8.
Vraag 35
Overweegt de minister van VROM om in de komende begrotingen informatie
op te nemen over de inkomsten uit de tarieven en over de hoogte van de
eigen vermogens van de RWT's, zoals de Algemene Rekenkamer adviseert?
Zo nee, waarom niet?
Op dit punt zal worden aangesloten bij de voornemens zoals
geformuleerd in inleiding en bij de antwoorden op de vragen 3 en 11.
Vraag 36
Waarom gaat de minister van VROM niet na of de werkzaamheden van de
accountant van voldoende kwaliteit zijn, zodat er zekerheid is over de
betrouwbaarheid van de (financiële) gegevens van de RWT's?
De minister van VROM sluit aan bij de uitgangspunten voor het
reviewbeleid zoals beschreven in het antwoord op vraag 8 .
Vraag 37
De Algemene Rekenkamer concludeert dat de minister van VWS niet is
ingegaan op de toezegging naar aanleiding van het RWT5-rapport om het
beoordelingkader voor de topstructuurorganen ook toe te passen op
andere begrotingsgefinancierde RWT's zoals ZonMw, CIZ of Fonds PGO.
Een oordeel dat gebaseerd is op dit normenkader kan volgens de
Algemene Rekenkamer wel degelijk een goede basis zijn voor de
informatievoorziening aan de Tweede Kamer. Wat is de reden dat niet
gereageerd is op deze toezegging? Kan de regering alsnog hierop
reageren?
Het betreft hier geen toezegging maar een aanbeveling van de Algemene
Rekenkamer. Het ministerie van VWS heeft in zijn contacten met andere
begrotingsgefinancierde RWT's geconstateerd dat het beoordelingskader
voor de zorg-ZBO's niet eenvoudig is over te nemen, gezien de
verschillen in de aard van de werkzaamheden.
Vraag 38
Gesteld wordt dat de minister van VWS niet is ingegaan op de
kanttekening van de Algemene Rekenkamer bij zijn voornemen om zijn
expliciete oordeel over het functioneren van de topstructuurorganen
niet meer naar de Tweede Kamer te zenden. Dit expliciete oordeel was
altijd een goed voorbeeld van de wijze waarop een minister
verantwoording kan afleggen aan het parlement over het uitgeoefende
toezicht op RWT's. Kan het Kabinet ingaan op deze kanttekening?
Deze kanttekening van de Algemene Rekenkamer is onder meer aan de orde
geweest tijdens het wetgevingsoverleg op 11 juni 2009 met de vaste
commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het jaarverslag
2008 van het Ministerie van VWS. De Minister van VWS heeft toen
geantwoord dat het niet eens te zijn met de Algemene Rekenkamer dat
door het vervallen van de jaarlijkse verantwoordingsbrief over enkele
zorg-ZBO's, fragmentatie in de informatievoorziening zou ontstaan. Dit
omdat de betrokken ZBO's volledig uit de VWS-begroting worden betaald
en over de begrotingsuitvoering op één moment verantwoording wordt
afgelegd, namelijk in mei. Naar het oordeel van de Minister van VWS
zou een aparte brief eerder bijdragen aan fragmentatie dan aan
samenhang (Kamerstukken II 2008/09, 31 924 XVI, nr. 10, blz. 8).
Meer informatie
* Beantwoording Kamervragen over verantwoording en toezicht bij
RWT's
14-01-2010 | PDF bestand, 77 Kb
Zie het origineel
RSS
* RSS feed van deze pagina
Ministerie van Financiën