ChristenUnie
'Suggestie weggenomen dat kabinet rapport niet ter harte neemt'
donderdag 14 januari 2010 16:35 De brief van het kabinet over het
rapport van de Commissie Davids heeft de suggestie weggenomen dat het
kabinet zich de bevindingen daaruit niet ter harte neemt. Dat zei Arie
Slob, fractievoorzitter van de ChristenUnie in de Tweede Kamer, in het
nachtelijke debat over de kabinetsbrief. Slob vindt het een prestatie
van het kabinet dat de ministers reeds een dag na ontvangst van het
rapport, een standpunt hebben ingenomen over de meest gewichtige
kwestie daaruit.
De brief van het kabinet nam woensdagavond de twijfels weg die
ontstaan waren na een eerste persconferentie van de minister-president
o pdinsdagmiddag.
De belangrijkste conclusie die het kabinet verbindt aan het rapport
van de Commissie Davids, is dat er ('met de kennis van nu') een
'adequater volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn geweest' voor het
besluit in 2003 om politieke steun te verlenen aan de inval in Irak.
Dat minister-president Balkenende dat oordeel over de geschiedenis
aanvaardt, noemde Arie Slob vandaag 'groots'. Overigens werd reeds in
2007 in het coalitieakkoord vastgelegd dat Nederland in de toekomst
niet zal deelnemen aan militaire missies wanneer daarvoor geen
volkenrechtelijk mandaat (dat wil zeggen een uitspraak van de
Verenigde Naties) bestaat.
Hieronder volgt de integrale bijdrage van Arie Slob aan het Kamerdebat
in eerste en tweede termijn, inclusief de interrupties.
---
1e termijn
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Met grote belangstelling heeft mijn fractie gisteren
kennisgenomen van het rapport van de commissie-Davids. We hadden
ernaar uitgekeken, niet alleen omdat de commissie een aantal maanden
meer tijd nodig had dan in eerste instantie was verwacht, maar ook in
het licht van de soms denigrerende wijze waarop sommige fracties de
instelling van deze commissie in februari van vorig jaar beoordeelden.
Het doet mijn fractie deugd dat het de commissie is gelukt om in alle
onafhankelijkheid haar werk te doen en om daarover gelijktijdig aan
zowel de regering als het parlement te rapporteren. Dit is naar ik
hoop een trendbreuk met de in Den Haag helaas vaak overheersende
praktijk dat de inhoud van rapporten en begrotingen al voor aanbieding
op straat ligt.
De fractie van de ChristenUnie wil het rapport van de commissie-Davids
serieus nemen. Daar is, gezien het onderwerp en de inhoud, ook alle
reden toe. In een eerste, primaire reactie op de bevindingen van het
rapport van de commissie-Davids, heb ik namens de fractie van de
ChristenUnie geconstateerd dat de commissie haarscherp een
besluitvormingsproces inzichtelijk heeft gemaakt waaruit zowel de
regering als het parlement lessen kan trekken voor vergelijkbare
besluitvormingsprocessen in de toekomst, onder meer over de vraag
welke informatie verstrekt moet worden aan het parlement, over de
wijze van informatieverstrekking en over het vraagstuk van het
volkenrechtelijk mandaat.
Al in de tijd van en tijdens het debat over de instelling van de
commissie werd er druk gespeculeerd over mogelijke uitkomsten van het
onderzoek. Ik heb in dat debat namens mijn fractie gezegd dat we pas
een oordeel kunnen geven als zowel het eindrapport van de commissie
als de kabinetsreactie daarop beschikbaar is. Het eindrapport is nu in
ons bezit. Van de zijde van het kabinet hadden we tot een uur geleden
slechts teksten die op de persconferentie van gistermiddag door de
minister-president zijn uitgesproken. Rapporten als die van de
commissie-Davids moeten kunnen rekenen op een goede, zorgvuldige,
politieke beoordeling. Politieke conclusies moeten uiteindelijk in het
politiek debat tussen Kamer en kabinet, dus in deze zaal, worden
getrokken. Mijn fractie betreurt het dat de verklaring van gisteren
tot misverstanden heeft geleid en dat het beeld is ontstaan dat het
kabinet het rapport niet serieus zou nemen. Mede om die reden zijn wij
blij met de brief van het kabinet die we hedenavond hebben ontvangen.
Mocht er nog enige onduidelijkheid zijn over de vraag of het kabinet
het rapport van de commissie-Davids serieus wil nemen, dan is deze
onduidelijkheid wat ons betreft met de inhoud van deze brief
weggenomen.
De heer Pechtold (D66):
De brief van vanavond gaat met name in op het volkenrechtelijke
aspect, maar gisteren, tijdens de presentatie van de premier, en hij
schreef vandaag dat dit een eerste verklaring was namens het kabinet,
heeft de premier ook andere dingen aangegeven, bijvoorbeeld dat de
Kamer adequaat is ingelicht, zowel over de vraag van de Amerikanen als
over de informatiepositie van AIVD en MIVD. Deelt u dat? Deelt uw
vicepremier dat?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik sta hier als voorzitter van de Tweede Kamerfractie van de
ChristenUnie. Ik spreek namens mijn fractie. Het kabinet zal straks in
zijn eigen termijn het oordeel van het kabinet geven. Dat ga ik hier
niet doen. Wat betreft de vragen die zijn opgekomen, ook naar
aanleiding van het rapport van de commissie-Davids, vind ik het van
belang dat het kabinet een adequate en uitgebreide reactie geeft op
alle onderdelen die daarbij horen, dus op alle conclusies die Davids
heeft getrokken, 49 stuks in totaal. Alle vragen die onze, uw en
andere fracties hebben gesteld, moeten beantwoord worden. Wanneer het
kabinet dat heeft gedaan, kunnen wij, met het rapport van de
commissie-Davids en de beoordeling van het kabinet, conclusies
trekken. Dat zullen wij dus op een ander moment moeten doen dan nu. Ik
constateer wel, en ik verwijs naar de brief van het kabinet, dat het
kabinet op één onderdeel nu al aangeeft hoe het daarmee om wil gaan.
Dat zal, naar ik aanneem, nog verder uitgewerkt worden, maar ik wil
het debat zorgvuldig voeren. Dat betekent dat de door de heer Pechtold
genoemde onderwerpen op een later moment verder besproken zullen
moeten worden.
De heer Pechtold (D66):
Dat is nog niet de start van een antwoord op mijn vraag. Ik zal mijn
vraag veralgemeniseren. Gisteren heeft de minister-president twee
strohalmen in de conclusies van Davids aangegrepen en vervolgens op
essentiële conclusies van Davids afstand genomen van het rapport, mede
namens uw partij, in die zin, mede name uw vicepremier, die gisteren
zelfs bereid was om nog te vertellen dat hij zich geheel aansloot bij
de premier. Klopt dat? Met andere woorden, deelt u de mening van uw
vicepremier dat de Kamer volledig is geïnformeerd tijdens de
Irak-oorlog?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik vind dat de heer Pechtold wel zeer eenzijdig citeert uit hetgeen
gisteren gezegd is. Ik heb het volledig stenografisch verslag van de
persconferentie vandaag tot mij genomen. Ik heb gisteren ook
meegeluisterd. Ik heb de minister-president een aantal keren horen
zeggen, ook in andere interviews, dat hij op heel veel zaken nog terug
zal komen en uitgebreider aan de Kamer zal rapporteren. Ik vind dat
wij onszelf ook serieus moeten nemen, mijnheer Pechtold, en gaan
debatteren over een rapport van een commissie die bijna een jaar bezig
is geweest, niet alleen op basis van eerste reacties, maar op basis
van uiteindelijk een volledige kabinetsreactie! Dat zou u volgens mij
ook moeten willen.
De heer Pechtold (D66):
Dan had u niet gisteren een premier moeten laten spreken, waardoor u
nu al een dag in de problemen bent! De premier zei gisteren, namens uw
vicepremier, die niet de beroerd was om dat gelijk te omarmen: Dan kun
je niet zeggen dat de Kamer onvolledig is geïnformeerd. Ik citeer
letterlijk uit de verklaring van gisteren. Bent u het daarmee eens? De
reden waarom ik zo'n punt eruit haal -- ik kan er wel tien uit halen
-- is de volgende. Staat de verklaring, inclusief de toelichting van
de minister-president van gisteren nog, ook namens uw partij?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik vind het totaal ontluisterend dat de heer Pechtold niet eens
doorheeft wat de verhoudingen zijn tussen kabinet en Kamer. Ik heb de
minister-president geen opdracht gegeven om te spreken. Het kabinet
heeft een eigenstandige verantwoordelijkheid om te reageren op een
rapport wanneer het dat krijgt. Het kabinet heeft dat gedaan zoals het
gedaan heeft. Ik heb net aangegeven dat ik betreur dat daardoor een
beeld is ontstaan dat het kabinet het rapport niet serieus zou nemen.
In de brief die de Kamer heeft gekregen -- ik ga niet af op een
persverklaring -- geeft het kabinet aan het dit rapport als het
uitgangspunt neemt en daarmee verder gaat. Het kabinet haalt er een
onderdeel uit waarin het aangeeft hoe het met de conclusies van het
rapport wil omgaan. Het enige waar ik nu belang bij heb, is dat het
kabinet zo snel mogelijk -- ik las in de brief begin februari -- met
een volledige reactie en met de beantwoording van de vragen komt. Dan
kunnen we het debat voeren. U moet mij aanspreken op mijn
verantwoordelijkheid als voorzitter van de ChristenUnie-fractie. U
moet mij niet vragen om een kabinetsreactie. Laten we het wel even
zuiver houden. Ik snap dat het lastig is voor u, maar laten we het
toch proberen.
De heer Pechtold (D66):
Het is van tweeën één. Of u zegt: die verklaring van gisteren, daar
denk ik het mijne van, maar daar kom ik nog wel op terug. Maar nee, de
heer Slob doet hetzelfde als wat Balkenende gisteren deed. Hij pakt
uit de brief van vanavond één punt. Hij zegt: nou prettig, dat
volkenrechtelijke aspect, dat gaan we in de toekomst beter doen.
Als dat de heer Slob dat als een winstpunt ziet van de afgelopen 24
uur, is mijn vraag volstrekt terecht hoe dan om te gaan met de brij
aan andere meningen die de premier gisteren geuit heeft, mede namens
de ChristenUnie-fractie. De heer Slob zei dat er verwarring was. Dat
was verwarring door zijn kabinet, door de premier die daar in vak-K
zit.
De heer Slob (ChristenUnie):
Nog één keer voor de duidelijkheid: de minister-president heeft namens
het kabinet gesproken; zo hoort dat ook. Het klopt dat dit kabinet ook
gedragen wordt door de ChristenUnie. Ik spreek namens mijn fractie.
Namens mijn fractie is mijn eerste reactie geweest dat het rapport van
de commissie-Davids een stevig rapport is, dat een inkijk geeft in een
besluitvormingsproces, en dat we moeten gebruiken om lessen te
trekken ... Mijnheer Pechtold, ik geef u antwoord. Als u eerst met de
heer Rutte wilt praten, wil ik wel even wachten ... Wij moeten
allereerst lessen trekken op het punt van de informatievoorziening.
Als het kabinet heeft gereageerd, wil ik daarover met het kabinet in
debat. Daarnaast wil ik in debat over het volkenrechtelijke mandaat.
Ik zal daarover met mijn eigen fractie in de komende weken,
voorbereidend op het definitieve debat, stevig moeten praten met het
rapport van de commissie-Davids in de hand.
Ik ben overigens blij dat we die commissie hebben ingesteld. Ik denk
dat de commissie heel goed werk heeft verricht. Toen de commissie werd
ingesteld, zei de heer Pechtold: de benaming "onafhankelijke
commissie" is een gotspe. Ik ben benieuwd of hij daaraan, met dit
rapport in de hand, nog steeds vasthoudt.
Mevrouw Kant (SP):
Ik heb een vraag aan de fractievoorzitter van de ChristenUnie, die
inderdaad ook fractievoorzitter is van een coalitiepartij. Ik stel de
vraag echter nadrukkelijk aan de heer Slob als lid van deze Kamer en
fractievoorzitter van de ChristenUnie. Zo heeft hij gisteren ook
gekeken naar de persconferentie van de minister-president. Hij heeft
toch wel een mening over wat er gisteren gebeurd is? Hij heeft toch
wel een mening over het feit dat de minister-president twee
belangwekkende conclusies van de commissie-Davids van tafel heeft
geveegd? Wat is zijn mening daarover?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik heb gisteren gekeken naar de persconferentie; dat klopt. Ik heb de
persconferentie beschouwd als een eerste reactie van het kabinet op
het rapport van de commissie-Davids. Uiteindelijk gaan wij ook met een
kabinet in debat op basis van reacties die door het kabinet naar de
Kamer worden gestuurd. We doen dat niet alleen op basis van
stenografische verslagen van persconferenties. Mijn reactie van
gisteren was: ik wil zo snel mogelijk een stevige, uitgebreide
kabinetsreactie hebben, ook met onderbouwingen voor de eerste
opmerkingen die zijn gemaakt. Die heb ik nodig om ook de bevindingen
van de commissie-Davids op waarde te kunnen schatten en daarover
namens mijn fractie politieke oordelen te kunnen vellen. Zo ver zijn
we op dit moment nog niet. Ik hoop dat we zo snel mogelijk daarover
kunnen spreken.
Mevrouw Kant (SP):
Wat de heer Slob wil, wil ik ook allemaal, alleen is er gisteren iets
anders gebeurd! De heer Slob heeft blijkbaar naar een andere zender
gekeken; ik vraag gewoon zijn mening over wat hij zich daar heeft zien
afspelen. Die vraag ik hem. En dan kan hij wel zeggen hoe hij graag
gewild zou hebben dat het was gegaan, maar zo is het niet gegaan. We
hebben de minister-president gisteren op televisie in een
persconferentie afstand horen nemen van twee belangwekkende conclusies
uit een onafhankelijk onderzoek. Ik vraag de leider van de
ChristenUnie naar zijn mening over de afstand die de
minister-president heeft genomen van die conclusies.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik heb het woord "afstand" zelf niet in de mond genomen. Ik heb
aangegeven dat ik datgene wat gisteren is gezegd door de
minister-president in zijn verklaring namens het kabinet, als een
eerste reactie heb beschouwd op het rapport. Daar neem je op dat
moment kennis van. Ik spreek hier uit dat ik behoefte heb aan een
uitgebreide schriftelijke reactie van het kabinet op het totale
rapport, maar ook op de vragen die mede door mijn fractie alweer zo'n
tien maanden geleden zijn gesteld over alles wat er toen speelde. Zo'n
reactie hebben wij nodig om tot conclusies te kunnen komen. Ik ben
blij met de brief van vanavond. Mocht er nog schijn zijn van twijfel
of het kabinet het rapport wel serieus neemt, dan is die met deze
brief volledig weggenomen.
Mevrouw Kant (SP):
De conclusie: als de leider van de ChristenUnie gisteren kennis heeft
genomen van wat de minister-president heeft gezegd in de
persconferentie en daarop vandaag geen kritiek uit, is kennisnemen in
dit geval instemmen. Dan heeft de heer Slob geen enkele kritiek op de
woorden van de minister-president en stemt hij met de gehele
verklaring in. Anders moet hij nu zijn kritiek uiten.
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik laat deze conclusie voor rekening van mevrouw Kant, zoals dat
hoort. Ik heb gisteren de minister-president verscheidene malen horen
zeggen dat het kabinet nog studie zal maken van het rapport en de
Kamer daarover zal rapporteren. Laten we onszelf ook serieus nemen en
onze uiteindelijke afwegingen maken over volledige kabinetsreacties.
Mevrouw Kant heeft die niet nodig; wij wel.
De heer Rutte (VVD):
Begrijpt de heer Slob waarom mevrouw Hamer gisteren heeft gezegd dat
de premier niet sprak namens de heer Bos?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik heb gisteren de minister-president zijn verklaring horen afleggen.
Ik ben er zelf ook van uitgegaan dat hij namens het kabinet gesproken
heeft. Mocht dat anders zijn dan horen wij dat wel, maar daar ga ik
zelf niet van uit. Het zou vreemd zijn als wij daar niet van uit
kunnen gaan.
De heer Rutte (VVD):
Is de heer Slob het dan met mij eens dat er toch licht lijkt te zitten
tussen de uitlatingen van de fractievoorzitter van de PvdA dat er niet
namens het kabinet is gesproken, althans niet namens de
PvdA-bewindslieden, en de brief van vandaag, ondertekend door de
premier, waarin staat dat er wel is gesproken namens het hele kabinet?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik geef mijn eigen bevindingen weer namens mijn fractie. Ik heb geen
behoefte om namens de Partij van de Arbeid te spreken. Die kunnen dat
zelf, zoals u dat ook voor uw fractie kunt en inmiddels ook in wat
korte bewoordingen hebt gedaan.
Uiteindelijk wil mijn fractie maar één ding. Ik heb het net eigenlijk
ook al in reactie op een vraag gezegd. Dat is dat het kabinet dus zo
snel als mogelijk en verantwoord is met een uitgebreide schriftelijke
reactie komt op het rapport van de commissie-Davids. Nu is daar één
punt kort uitgelicht, maar er is natuurlijk nog veel meer te zeggen en
te reageren op wat de commissie-Davids heeft aangegeven. Wij willen
dat de vragen die gesteld zijn daarbij worden meegenomen. Dan is er
wat mijn fractie betreft voldoende basis om het echte inhoudelijke
debat over de politieke besluitvorming rond Irak te voeren en dat zal
een keer tijd worden ook.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Zou de heer Slob voor mij de vraag kunnen beantwoorden of met deze
brief de verklaring van gisteren van tafel is?
De heer Slob (ChristenUnie):
De verklaring van gisteren is uitgesproken namens het kabinet. Het
kabinet heeft nu de Kamer een brief gestuurd waarvan u kennis hebt
genomen. Daarin wordt overigens ook gerefereerd aan de verklaring. Die
brief heb ik, zoals ik net al aangaf, onder andere beschouwd als het
wegnemen van twijfel over de vraag of het kabinet het rapport van de
commissie-Davids wel serieus zou nemen. In dat opzicht heb ik deze
brief ook beoordeeld. Het enige wat ik nu wil en wat u volgens mij ook
zou moeten willen, is dat wij het kabinet zo snel mogelijk aan het
werk zetten voor de uitgebreide reactie zodat wij het definitieve
debat kunnen gaan voeren.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Het kabinet neemt maar op één onderdeel afstand van de opvattingen die
gisteren door de premier zijn geventileerd, namelijk op het punt van
het volkenrechtelijk mandaat waarover u nog geen mening hebt. Op alle
andere punten, bijvoorbeeld de juistheid van de informatie aan de
Kamer en het leidinggeven door de premier, wordt geen afstand genomen
van de verklaring van gisteren. Bestaat die verklaring van gisteren
voor u nog of is die weg?
De heer Slob (ChristenUnie):
Het is een wat vreemde redenering dat in alles afstand zou moeten
worden genomen van een verklaring. Een verklaring is afgegeven. Het
kabinet reageert met een brief, mede gevraagd door de Kamer, op vragen
die daarover zijn gesteld. Als er op dit moment van het kabinet
verwacht wordt dat er op de onderdelen die zijn aangestipt in de
verklaring, nu al een volledige en uitgebreide beantwoording zou
liggen, hadden wij deze brief vanavond niet op dit tijdstip kunnen
krijgen. Wij hebben deze brief wel gevraagd en wij wilden die het
liefst ook vanavond hebben omdat wij wilden spreken over de commotie
die was ontstaan na gisteren; niet meer en niet minder.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
De commotie is gisteren niet alleen ontstaan naar aanleiding van de
uitspraken van de premier over het volkenrechtelijk mandaat, maar ook
over de uitspraken van de premier dat de Kamer juist geïnformeerd is
en dat de premier en het kabinet over de afgelopen jaren geen fouten
te verwijten zijn. Ik zie het kabinet in de brief van vanavond nergens
afstand nemen van die uitspraken van gisteren. Mijn eenvoudige vraag
aan u is: zijn die uitspraken nog even geldig of bestaan ze niet meer
en zijn ze van tafel?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik heb niets meer toe te voegen aan wat ik eerder heb gezegd. Ik
verwacht van het kabinet dat het met een uitgebreide reactie komt, ook
op de onderdelen die u noemt. Dan kunnen wij met elkaar verder
spreken.
Mevrouw Halsema (GroenLinks):
Mag ik u nog een andere, korte vraag stellen? Hebt u de brief gelezen
voordat deze naar de Kamer werd gestuurd en hebt u daar als
coalitiefractie mee moeten instemmen?
De heer Slob (ChristenUnie):
Ik heb deze brief niet gelezen. Natuurlijk wel nadat ik hem gekregen
had -- laat daar geen misverstand over bestaan -- maar niet voordat
hij naar de Kamer ging. Daarna heb ik hem uiteraard wel gelezen en er
mijn oordeel over gegeven.
2e termijn
De heer Slob (ChristenUnie):
Voorzitter. Aan het eind van de vanavond veelbesproken en
geanalyseerde kabinetsverklaring van dinsdagmiddag gaf de
minister-president aan dat verantwoordelijkheid nemen ook betekent
verantwoordelijkheid afleggen. Zo is het. Ik constateer dat met dit
debat daarmee een begin is gemaakt. Zowel de brief van het kabinet als
de eerste termijn van de minister-president en de beide vicepremiers
heeft bij mij de onduidelijkheid weggenomen over de omgang met het
rapport van de commissie-Davids, die om verschillende redenen is
ontstaan. Ik ga ervan uit dat het kabinet zich na dit debat zal
richten op een zorgvuldige en uitgebreide reactie op het rapport van
de commissie-Davids, daarmee ook voortbordurend op de eerste reactie
die we vanavond al met elkaar hebben kunnen bespreken. Daar heeft de
commissie recht op, maar daar vraagt ook dit gevoelige onderwerp om.
Ook mijn fractie zal zich de komende weken verder verdiepen in het
rapport van de commissie, te beginnen in het gesprek met de commissie
volgende week. Ik hoop dat dit in februari zal leiden tot een goed
inhoudelijk debat over alle aspecten die aan dit onderwerp vastzitten.
Arie Slob