Wageningen Universiteit en Researchcentrum
Weg met de klimaattop
14 jan 2010
Nummer: R
De klimaattop in Kopenhagen is mislukt, omdat de traditionele
diplomatie niet langer werkt. De deelnemers aan de top versimpelen het
klimaatvraagstuk en zijn geobsedeerd door onderhandelingen over een
alomvattend verdrag. Als dat verdrag er al komt, blijkt het vaak een
dode letter voor de uitvoering van klimaatmaatregelen op nationaal en
regionaal niveau. Dat stelt Hans Hoogeveen, die 6 januari promoveerde
in Wageningen.
Hoogeveen, in het dagelijkse leven werkzaam als directeur-generaalÂ
bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, was
tussen 1997 en 2005 betrokken bij de onderhandelingen over een
internationaal Bossenverdrag en was in 2007 voorzitter van het United
Nations Forum on Forests, dat mondiale afspraken wilde realiseren om
de boskap en verlies van biodiversiteit in de wereld tot staan te
brengen. In zijn proefschrift trekt hij lering uit die periode en
bepleit hij een andere aanpak.
Om meer resultaat te boeken bij complexe mondiale vraagstukken als het
klimaatbeleid, moeten de beleidsmakers ten eerste dat vraagstuk niet
opknippen in kleinere, beter te meten onderdelen, zoals de
CO2-emissie. Klimaat, landbouw en ontbossing hangen samen in de
praktijk. Om praktijkresultaten te boeken moet je ze dus integreren,
redeneert Hoogeveen. Ten tweede moeten internationale fora als de VN
de illusie opgeven dat ze met hun verdrag het gedrag van lidstaten
topdown kunnen sturen. Ze kunnen beter globale doelen vaststellen en
daarna ruimte bieden voor regionale invulling van die doelen, meent
hij.
Geen onderonsje
Daarbij moeten de onderhandelingen geen onderonsje van
regeringsleiders blijven, met in de kantlijn vele belangengroepen die
de regeringen tijdens de conferentie proberen te beïnvloeden, vindt
Hoogeveen. Geef ze een belangrijke rol, zegt hij, omdat het
bedrijfsleven en ngoâs kunnen bijdragen aan de oplossing van mondiale
problemen. Hij denkt bijvoorbeeld aan certificeringsystemen voor
duurzame houtteelt.
Clubs als de VN en de wereldhandelsorganisatie WTO moeten veel minder
besluiten nemen, maar meer de discussie organiseren. Ze moeten nagaan:
welke gerelateerde problemen moeten besproken worden, wie moet ze
bespreken op welk niveau (mondiaal, regionaal of nationaal) en welke
instrumenten zijn nodig om de problemen aan te pakken? Hoogeveen noemt
dat âde portfolio-aanpakâ. Hij verwacht dat er dan meer ruimte
ontstaat om over de inhoud van het probleem te overleggen en per
gebied tot pasklare oplossingen te komen.
Vastgeroest
Louise Fresco, universiteitshoogleraar in Amsterdam en een van de
opponenten bij de promotie, was daar minder positief over. Fresco, die
leergeld betaalde bij de FAO, verwacht dat de VN-organisaties te
vastgeroest en conservatief zijn om deze ânieuwe diplomatieâ te gaan
orkestreren. Ook promotiebegeleider Adil Najam, hoogleraar bij Boston
University, vroeg zich af of vernieuwing van internationale
diplomatie âvan binnenuitâ mogelijk is of dat het systeem van buitenaf
moet worden opengebroken. Hoogeveen â âIâm an optimist by natureâ â
zag mogelijkheden. Tijdens zijn VN-periode om tot een bosverdrag te
komen introduceerde hij twee nieuwe ideeën om de onderhandelingen te
verbeteren, waaronder de portfolio-aanpak. Snel ging dat niet â de
introductie ervan kostte vijftien jaar. | Albert Sikkema
Bovenstaand bericht is geproduceerd door de redactie van Resource, het
blad voor Wageningen Universiteit en Researchcentrum. Meer informatie
bij Pers- en wetenschapsvoorlichting van Wageningen UR, e-mail:
pers.communicatie@wur of bij de redactie van Resource, e-mail:
resource@wur.nl.
(c) 2010 Wageningen UR.