Uitgeverij Meulenhoff
Literatuur
Bindwijze: Paperback
Omvang: 384 Blz.
ISBN: 9789029080996
Prijs: EUR 22,50
Catalogus: Najaar 2009
Fonds: Literatuur
Verschenen: Januari 2010
Mukiwa.Een blanke jongen in Afrika
Peter Godwin
Dit zijn misschien wel de beste memoires die u ooit zult lezen. Mukiwa
is een authentiek verslag van Peter Godwin, een blanke jongen die in
de jaren zestig opgroeit in Rhodesië, in een wereld van
luipaardenjacht, medicijnmannen, lepralijders en bosbranden. Als de
burgeroorlog op uitbreken staat, dringt geweld langzaam het leven van
deze mukiwa binnen.
Enkele jaren later zweert hij als politieman zijn land te verdedigen
tegen de zwarte guerrilla's die zelfbestuur zoeken. Hij ontdekt de
gruweldaden van de guerrilla's maar schaamt zich ook voor zijn eigen
rol: het arresteren van lokale leiders. Wanneer hij beseft dat een
overwinning van de inheemse bevolking onontkoombaar is, vertrekt hij
naar Engeland. Drie jaar later, als de vrede is weergekeerd, gaat hij
als journalist terug om te laten zien dat de regering de mensenrechten
met voeten treedt, maar hij wordt vervolgens tot vijand van de staat
verklaard.
Godwin vertelt het verhaal van een donker tijdperk in de geschiedenis
van zuidelijk Afrika - met humor, empatisch, melancholisch, helder en
in proza dat je niet snel vergeet. Mukiwa is het aangrijpende verhaal
van iemand die de strijd aanging voor het land waarin hij werd
grootgebracht en waarmee hij zich intens verbonden voelde.
Vertaald door Wybrand Scheffer
Fragment:
`De commissaris tilde het jasje op en daar lag oom Piet. Zijn ogen
stonden open en hij keek stomverbaasd. Ook zijn mond was open, uit een
van de mondhoeken liep een straaltje speeksel. Zijn lichtblauwe, met
kleurrijke borduursels versierde overhemd was gescheurd en zat vol
donkere bloedvlekken. Uit zijn borst stak het handvat van een mes. Aan
zijn voeten droeg hij veldskoens, maar een van de twee was uitgegaan.
Er zat een gat in zijn sok en je kon zijn grote teen zien. Het was een
onwerkelijk tafereel. We hadden oom Piet net nog gezien achter een
biertje met een mooie schuimkraag terwijl hij de velletjes van de
pinda's tussen zijn tanden vandaan peuterde, en nu lag hij op zijn rug
op straat met een van zijn schoenen naast zich.
Ik zorgde dat ik niet in de weg liep, bleef een beetje op de
achtergrond, zodat ik niet naar de auto zou worden gestuurd. Mijn
moeder voelde even aan de zijkant van de nek van oom Piet en knikte
naar de commissaris. Ze wisselden een paar woorden, waarna ze de ogen
van oom Piet sloot en naar de Austin liep om haar spullen te pakken.
Ze keerde terug met haar witte jas aan en knielde, met een klembord in
de hand, naast het lichaam. Ik wist wat ze nu ging doen. Op het
klembord had ze een formulier, het doodsbericht, met tekeningen van de
voor-, zij- en achterkant van het menselijk lichaam. Mijn moeder gaf
daarop met een pen aan waar zich de verwondingen bevonden. Daarna
schreef ze een overlijdenscertificaat. Dat was verplicht zodra de
politie erbij betrokken was, als iemand in een kroeggevecht of bij een
ongeluk was omgekomen. Maar oom Piet was niet door een ongeluk
overleden.'