RvS vernietigt milieuvergunning afvalverbrandingsoven in Harlingen

13/01/2010 10:15

Raad Van State

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de milieuvergunning vernietigd die het college van gedeputeerde staten van Frysl(aa)n had verleend aan het bedrijf Omrin voor een reststoffen-energiecentrale in Harlingen. Dit blijkt uit een uitspraak van de Raad van State van vandaag (13 januari 2010). Stichting Afvaloven Nee, stichting Natuur en Milieu en de Waddenvereniging hadden beroep ingesteld tegen de milieuvergunning die het provinciebestuur in december 2008 had verleend.

Volgens deze groeperingen had het provinciebestuur onvoldoende rekening gehouden met de aanwezigheid van de Waddenzee in de buurt van de afvalverbrandingsoven. De uitstoot van schadelijke stoffen zou leiden tot nadelige gevolgen voor de Waddenzee. Ook vreesden zij voor geluidsoverlast, geurhinder en bodemverontreiniging. Omrin zelf had ook beroep ingesteld tegen de milieuvergunning. Het bedrijf was het niet eens met de strenge eisen voor de uitstoot van zoutzuur en zwaveldioxide.

Naar het oordeel van de Raad van State had het provinciebestuur de normen voor de uitstoot van zoutzuur en zwaveldioxide beter moeten motiveren. Verder is onzeker of de geurnormen kunnen worden nageleefd. In de milieuvergunning staat niet duidelijk hoe het doekenfilter in de rookgasreiniging zal worden uitgevoerd, zodat het provinciebestuur beter had moeten motiveren waarom de uitstoot van stoffen bij storingen aanvaardbaar is. Verder had het provinciebestuur meer onderzoek moeten (laten) doen naar de luchtverspreiding in de omgeving van de reststoffen-energiecentrale en naar de gevolgen van de werkzaamheden van de centrale voor de bodemkwaliteit voordat het de vergunning kon verlenen, aldus de hoogste bestuursrechter. Daarnaast biedt de milieuvergunning volgens de Raad van State onvoldoende bescherming tegen het ontstaan van brand als gevolg van de opslag van brandbaar afval op het buitenterrein. Ten slotte is het de hoogste bestuursrechter niet duidelijk waarom het provinciebestuur geen voorschriften in de milieuvergunning heeft opgenomen ter voorkoming en beperking van lichthinder die het bedrijf veroorzaakt.

Gevolg van de uitspraak van de Raad van State is dat het college van gedeputeerde staten van Frysl(aa)n moet beoordelen of het de gebreken kan herstellen die de Raad van State nu heeft geconstateerd en of het vervolgens alsnog een nieuwe milieuvergunning voor de reststoffen-energiecentrale kan verlenen.

Tegen de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is geen hoger beroep mogelijk.





http://www.raadvanstate.nl