Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Nader onderzoek rond de aanpak en bestrijding van Q-koorts


11 januari 2010 - kamerstuk

Kamerbrief waarin minister Verburg mede namens de minister van VWS bekend maakt dat Prof. dr. ir. Gert van Dijk de commissie gaat leiden die de aanpak en bestrijding van de Q-koorts gaat evalueren.

Datum 11 januari 2010
Betreft nader onderzoek rond de aanpak en bestrijding van Q-koorts

Geachte Voorzitter,

Bij (dier)ziekten in de volksgezondheid en de landbouw, zoals zich nu voordoet bij de Q-koorts, is het gebruikelijk het proces van besluitvorming alsmede de effectiviteit van de aanpak te evalueren. Daarmee houdt de overheid een spiegel voor en ontstaat de mogelijkheid hier lering uit te trekken. Dit is de aanleiding voor het instellen van een onafhankelijke onderzoekscommissie. Hiermee komen wij tevens tegemoet aan de wens van de Kamer zoals verwoord in de Motie van de leden Waalkens en Ormel (TK, 2009-2010, 28286, nr. 334). De centrale vraag van het onderzoek luidt: "Op welke wijze hebben de ministeries van VWS en LNV de aanpak en bestrijding van de Q-koorts ter hand genomen en welke lessen kunnen daaruit worden getrokken voor de toekomst?" Voor de uitvoering van dit onderzoek hebben wij de heer prof. dr. ir. G. van Dijk bereid gevonden het voorzitterschap op zich te nemen. Naast hem zullen nog een aantal andere leden plaatsnemen in de onderzoekscommissie met expertise op het terrein van de humane en veterinaire gezondheid alsmede bestuurskunde en communicatie.
De commissie bepaalt zelf wie zij voor een goede uitvoering van de opdracht wil spreken en welke documenten zij daarvoor nodig heeft. De ministeries van VWS en LNV, inclusief de onder deze ministeries ressorterende directies en diensten, geven aan het onderzoek hun volledige medewerking. Van andere organisaties wordt een zelfde medewerking verwacht.

De onafhankelijke commissie stelt een rapport op met conclusies en aanbevelingen. Het rapport van de commissie wordt voor hoor- en wederhoor aan ons voorgelegd en wordt voorzien van een beleidsreactie van beide ministers aangeboden aan de Tweede Kamer voor het zomerreces van 2010. Wij hebben de opdracht aan de voorzitter van de commissie bijgevoegd.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg

DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT,

dr. A. Klink


1
Ministerie van Volksgezondheid, Ministerie van Landbouw, Welzijn en Sport Natuur en Voedselkwaliteit
Onafhankelijke evaluatiecommissie Bestrijding Q-koorts
11 januari 2010
Opdrachtgevers
Namens de ministers van VWS en LNV zijn de secretarissen-generaal van de ministeries van VWS en LNV opdrachtgever van het onderzoek.
Doelstelling van het onderzoek
Bij de bestrijding van (dier)ziekten in de volksgezondheid en de landbouw, zoals zich nu voordoet met de Q-koorts, is het gebruikelijk het proces van besluitvorming alsmede de effectiviteit van de aanpak te evalueren. Daarmee houdt de overheid een spiegel voor en ontstaat de mogelijkheid hier lering uit te trekken. Binnen dit onafhankelijke onderzoek wordt tevens invulling gegeven aan de motie van de leden Waalkens en Ormel (TK, 2009-2010, 28286, nr. 334). Centrale vraag
De centrale vraag van het onderzoek luidt: "Op welke wijze hebben de ministeries van VWS en LNV de aanpak en bestrijding van de Q-koorts ter hand genomen en welke lessen kunnen daaruit worden getrokken voor de toekomst?"
Onderzoeksvragen
Om de centrale vraag van het onderzoek te beantwoorden zal de commissie zich bij haar onderzoek richten op de volgende onderzoeksvragen:
1. Op basis van welke informatie heeft, in chronologische volgorde, welke besluitvorming plaatsgevonden door de ministeries van VWS en LNV?
2. Welke rol hebben lokale/regionale organisaties en instituties (gemeenten, ziekenhuizen, GGD'en) gespeeld bij het inventariseren, signaleren en bestrijden van de verspreiding van de Q-koorts sinds 2007?

3. Welke diensten (RIVM, VWA, GGD'en, GD, KLPD, Rendac, diensten uit het lokaal bestuur) zijn vanuit welke rol en verantwoordelijkheid betrokken geweest bij voorbereidende besluitvorming en bestrijding van Q-koorts?

4. Hoe is de communicatie geweest tussen de ministeries van VWS en LNV (en de daaronder ressorterende diensten zoals RIVM en Gezondheidsraad, VWA en andere betrokken organisaties als GGD'en en de Gezondheidsdienst voor Dieren), alsmede de communicatie met provincies, gemeenten, burgers en bedrijven?

5. Welke adviezen hebben extern deskundigen op welke momenten gegeven en hoe zijn deze adviezen betrokken bij de beleidsvorming en besluitvorming?
6. Is de adviesstructuur van de extern deskundigen adequaat (opzet, samenstelling, manier van werken)?

7. Welke maatregelen zijn op welk moment genomen en waren deze, op basis van de toen bekende informatie, adequaat? Was de aanpak van de bestrijding effectief in opzet, aansturing en werking van de bestrijdingsorganisatie?

2
Ministerie van Volksgezondheid, Ministerie van Landbouw, Welzijn en Sport Natuur en Voedselkwaliteit
8. Op welke wijze is de Tweede Kamer geïnformeerd over en betrokken bij de aanpak en bestrijding van de Q-koorts in Nederland?
9. Welke lessen voor de toekomst kunnen uit de aanpak en bestrijding van de Q-koorts en vergelijkbare zoönosen in Nederland worden getrokken? Afbakening van het onderzoek
Het onderzoek richt zich op de periode vanaf 2007 en heeft betrekking op het proces van besluitvorming alsmede de effectiviteit van de aanpak in de bestrijding van Q-koorts in Nederland. Uitvoering van de opdracht
Het wordt van belang geacht dat de commissie op korte termijn van start gaat met het onderzoek, zonder dat dit interfereert met de bestrijding van de Q-koorts. De commissie start haar werkzaamheden met het opstellen van een werkplan (inclusief aanpak, werkwijze, planning, kostenraming, ondersteuning, documentatie en verantwoording). Samenstelling van de commissie
De commissie staat onder voorzitterschap van de heer prof. dr. ir. G. van Dijk, verbonden aan Nyenrode Universiteit en aan de WUR. Daarnaast maken leden met expertise op het terrein van de humane en veterinaire gezondheid alsmede bestuurskunde en communicatie deel uit van de commissie.
Bevoegdheden van de commissie
De commissie bepaalt zelf wie zij voor een goede uitvoering van de opdracht wil spreken en welke documenten zij daarvoor nodig heeft. De ministeries van VWS en LNV, inclusief de onder deze ministeries ressorterende directies en diensten, geven aan het onderzoek hun volledige medewerking. Van andere organisaties wordt een zelfde medewerking verwacht. Resultaten van het onderzoek
De onafhankelijke commissie stelt een rapport op met conclusies en aanbevelingen en levert dit voor 1 juni 2010 op. Het rapport van de commissie wordt voor hoor- en wederhoor voorgelegd aan de ministers van VWS en LNV en wordt voorzien van een beleidsreactie van beide ministers aangeboden aan de Tweede Kamer.