Antwoord op Kamervragen over toelage Koninklijk Huis
Kamerstuk | 08-01-2010
De minister-president heeft Kamervragen beantwoord van de heer Wilders
(PVV) over de wenselijkheid om, in navolging van het Belgisch
Koningshuis, ook de leden van het Nederlandse Koninklijk Huis te laten
inleveren op hun jaarlijkse toelage.
Graag bied ik u hierbij aan de antwoorden op de schriftelijke vragen
gesteld door het lid Wilders (PVV) over de wenselijkheid om, in
navolging van het Belgisch Koningshuis, ook de leden van het
Nederlandse Koninklijk Huis te laten inleveren op hun jaarlijkse
toelage.
De vragen werden mij op 30 december toegezonden onder nummer
2009Z25434.
Vraag 1
Kent u het bericht "Fabiola en Laurent moeten inleveren"? 1)
Antwoord
Ja
Vraag 2
Bent u het eens dat het, terwijl de meeste Nederlandse burgers moeten
inleveren als gevolg van de financiële crisis, merkwaardig is dat de
leden van het Nederlandse Koninklijk Huis volgend jaar een verhoging
krijgen van hun jaarlijkse toelage? Zo niet, waarom niet?
Vraag 3
Bent u het eens dat het van goede wil en inlevingsvermogen zou
getuigen als de leden van het Nederlandse Koninklijk Huis, in
navolging van het Belgisch Koningshuis de geste doen om niet alleen af
te zien van de verhoging van de toelage voor 2010, maar zich ook
bereid tonen om, net als de meeste burgers in het land, een steentje
bij te dragen door op de toelage in te leveren? Zo niet, waarom niet?
Vraag 4
Bent u bereid om, daar waar alle departementen voor 2010 als
taakstelling hebben meegekregen 20% te bezuinigen, en ook de Koning
onderdeel is van de begroting, ook de toelagen aan de leden van het
Koninklijk Huis door de betrokken werkgroepen mee te laten nemen in de
heroverwegingen? Zo niet, waarom niet?
Antwoord 2 t/m 4
De Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis kent in ons land
slechts uitkeringen toe aan de Koning, de vermoedelijk opvolger van de
Koning en aan de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan,
alsmede aan de echtgenoot of echtgenote van deze personen en niet,
zoals in België wel het geval is, aan de overige kinderen van het
zittende Staatshoofd.
Deze uitkeringen zijn gekoppeld aan de ontwikkeling in de bezoldiging
van de vice-president van de Raad van State, die 100% gekoppeld is aan
de CAO van de sector Rijk. Dit is al zo sinds de inwerkingtreding van
de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis in 1970. Voor dat
principe is indertijd bewust gekozen om te voorkomen dat ieder jaar
een discussie over de hoogte van de inkomens van de leden van het
Koninklijk Huis hoeft plaats te vinden. Een loonmatiging in de CAO
voor de rijksoverheid is dus direct en volledig van invloed op de
inkomenscomponent van de Koningin, de vermoedelijk opvolger van de
Koningin en de echtgenote van de vermoedelijk opvolger van de
Koningin.
In de tweede helft van 2008 is deze methodiek met algemene stemmen
door beide Kamers der Staten-Generaal Generaal, als bestendige
gedragslijn, opnieuw aanvaard. In dat kader heb ik in het debat naar
aanleiding van de behandeling van de begroting van de Koning 2010 op 8
oktober 2009 aangegeven, dat het niet wenselijk is om zo kort daarop
deze aanpak nu ter discussie te stellen.
Tevens heb ik in dat debat gemeld dat net als alle andere begrotingen,
ook begroting I in het kader van de heroverwegingen, kritisch zal
worden bezien. De uitkomsten zullen worden betrokken bij het opstellen
van de Voorjaarsnota 2010. Daarbij zal de Tweede Kamer worden
geïnformeerd over de overwegingen die daarbij door het kabinet zijn
gemaakt.
1) Telegraaf.nl, 29 december 2009: "Fabiola en Laurent moeten
inleveren"
Ministerie van Algemene Zaken