Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
2
Datum 27 november 2009 Uw brief
Betreft Seksuele gezondheid
Correspondentie uitsluitend
richten aan het retouradres
met vermelding van de datum
en het kenmerk van deze
Geachte voorzitter, brief.
1. INLEIDING
In de afgelopen jaren heeft u verschillende brieven van de bewindspersonen van
VWS ontvangen over seksuele gezondheid. Deze gingen onder meer over de
aanpak van soa en hiv, over campagnes, over seksualiteitsspreekuren en over
slachtoffers van seksueel geweld.
Vandaag ontvangt u van mij op onderdelen mede namens de minister van VWS
- een beleidsbrief waarin de verschillende aspecten van het onderwerp seksuele
gezondheid in samenhang aan de orde komen. Hierbij kunt u denken aan het
aangaan van relaties, seksuele vorming, anticonceptie, soa en hiv, onbedoelde
zwangerschap en seksueel geweld.
Het onderwerp seksuele gezondheid is zo breed dat zowel de minister van VWS als
ikzelf hiervoor verantwoordelijkheden hebben. Die van de minister liggen op het
terrein van infectieziekten (in het bijzonder soa en hiv) en curatieve zorg. Die van
mij liggen onder andere op het terrein van seksuele voorlichting en vorming, het
voorkomen van ongewenste zwangerschap, abortuswetgeving, voorkomen van
seksuele dwang en bescherming (dossier loverboys en vrouwelijke genitale
verminking bijvoorbeeld).
De verschillende deelaspecten van seksuele gezondheid behandel ik in deze brief
geïntegreerd. Ik zet de gewenste koers voor de komende jaren uiteen. Hiermee
schep ik duidelijkheid voor alle partijen die zich bezighouden met dit onderwerp.
Dit sluit goed aan bij de wens van het veld van de seksuele gezondheid1, dat heeft
aangegeven behoefte te hebben aan een samenhangende visie op het gebied van
seksuele gezondheid waar alle partijen in het veld zich aan kunnen binden.
1 Denk hierbij aan deskundigen vertegenwoordigd uit de infectieziektebestrijding, soa aids beleid, seksuele
gezondheidsbevordering, hiv behandeling, seksuologie, soa poliklinieken, soa verpleegkunden, dermato-venerologie,
huisartsgeneeskunde, de ondersteuning van mensen met hiv, en uit de preventie gericht op mannen die seks hebben met
mannen, etnische minderheden en druggebruikers.
2 Onder het begrip seksuele gezondheid versta ik datgene wat de World Health Organization (WHO) als de definitie van
seksuele gezondheid heeft geformuleerd:
Seksuele gezondheid is een staat van fysiek, emotioneel en mentaal welbevinden met betrekking tot seksualiteit. Het is
meer dan de afwezigheid van ziekte, disfunctie of gebrek. Seksuele gezondheid vereist een positieve en respectvolle
benadering van seksualiteit en seksuele relaties. Bovendien vereist seksuele gezondheid de mogelijkheid om prettige en
veilige seksuele ervaringen op te doen, vrij van dwang, discriminatie en geweld. Om tot seksuele gezondheid te komen en
te handhaven moeten de seksuele rechten van alle mensen worden gerespecteerd en waargemaakt. Pagina 1 van 25
Internationaal ligt er bovendien een verplichting om op het gebied van hiv een Ons kenmerk
integraal plan te hebben. Gelet op het feit dat soa/hiv in Nederland en ook PG/CI-2965226
daarbuiten steeds meer wordt behandeld als één van de deelgebieden van het
bredere begrip seksuele gezondheid, kies ik ervoor met een breder integraal plan
voor seksuele gezondheid te voldoen aan deze internationale verplichting.
Het kabinet beseft dat opvattingen over seksualiteit en relaties behoren tot het
privédomein van de eigen verantwoordelijkheid van volwassenen en de opvoeding
van hun kinderen. De overheid begeeft zich dus niet in de slaapkamer. Maar dat
neemt de noodzaak om toch beleid te voeren rond seksuele gezondheid niet weg.
Het dient een breed maatschappelijk en volksgezondheidsbelang.
De afgelopen jaren heb ik al veel geïnvesteerd in seksuele gezondheid. Om de
huidige problemen tegen te gaan en de seksuele gezondheid van Nederlanders te
bevorderen moeten we koesteren wat we hebben en beleid intensiveren waar dat
nodig is.
Als we naar de feiten kijken, dan kunnen we constateren dat het met een groot
deel van de Nederlanders goed gaat als het gaat om hun seksuele gezondheid en
de zorg die we daarvoor in ons land hebben geregeld;
· Nederland kent een zeer laag abortuscijfer, de cijfers zijn al jaren
hetzelfde en de aantallen onder tieners zijn afgenomen;
· meisjes en vrouwen die ongewenst zwanger zijn, kunnen rekenen op
goede begeleiding bij hun keuze al dan niet abortus te laten plegen, en er
zijn goede alternatieven voor abortus. Áls ze tot een abortus besluiten,
kunnen ze er op rekenen dat dat veilig gebeurt;
· Nederland kent een hoog anticonceptiegebruik. Geboorteregeling is in ons
land goed geregeld. Als je geen kinderen (meer) wilt, dan zijn vrijwel alle
goede en betrouwbare anticonceptiemethoden beschikbaar en goed
toegankelijk;2
· de zorg voor mensen met hiv is in ons land adequaat geregeld.
Maar we zijn er nog niet. Het aantal door de soa-centra opgespoorde en
behandelde soa onder hoogrisicogroepen bijvoorbeeld, is in 2008 opnieuw
toegenomen.3 De cijfers rond seksuele dwang zijn zorgwekkend: achttien procent
van de meisjes en vier procent van de jongens is wel eens gedwongen tot seks.4
Er zijn nog steeds veel jongeren bij wie het ontbreekt aan voldoende feitelijke
kennis over seksualiteit, maar ook aan kennis over de meer relationele aspecten;
liefde, intimiteit en relaties, en de plaats die seksualiteit daarin heeft. Nieuwe
Nederlanders ondervinden meer problemen op het gebied van seksuele
gezondheid dan autochtone Nederlanders. Denk ook aan de problemen rond
loverboys, meisjesbesnijdenis, beperkingen in vrije partnerkeuze of bijvoorbeeld
gevolgen van gearrangeerde huwelijken voor seksualiteit en geweld tegen homo's.
Dit rechtvaardigt stevig beleid. De overheid beperkt zich hierbij tot het scheppen
van randvoorwaarden - zoals het beschikbaar stellen van zorg en het ontwikkelen
van wet- en regelgeving. En daar waar problemen zich voordoen onder groepen
met een verhoogd risico, zal de overheid zich inzetten deze te voorkomen en
terug te dringen.
2 Rapport Seksuele gezondheid in Nederland 2009, Rutgers Nisso Groep, 2009
3 Sexually transmitted infections including HIV, in the Netherlands in 2008, RIVM, 2009 Pagina 2 van 25
4 Rapport Seks onder je 25e, Rutgers Nisso Groep en Soa Aids Nederland, 2005
Mijn doelstelling is de seksuele gezondheid van Nederlanders te bevorderen en te Ons kenmerk
behouden. Door het mogelijk te maken dat alle Nederlanders in de jaren dat ze PG/CI-2965226
opgroeien de beschikking krijgen over voldoende feitelijke kennis over seksualiteit
en seksuele en relationele vorming. Op die manier leren ze later in hun leven
bewust om te gaan met seksualiteit, relaties en liefde en is er voldoende basis
voor veilige en vrijwillige seksualiteit waar mensen van kunnen genieten.
Problemen als soa's, ongewenste zwangerschap en seksuele dwang moeten
worden voorkomen. Ook bevorder ik dat mensen bij hulpverleners terecht kunnen
wanneer ze vragen hebben of problemen ervaren op het gebied van seksuele
gezondheid. Tot slot zet de overheid zich ervoor in dat plegers van strafbare feiten
op het gebied van seksualiteit - zoals seksueel geweld, meisjesbesnijdenis of
loverboys worden bestraft en dat slachtoffers worden beschermd.
De overheid dient randvoorwaarden te creëren om dit te bewerkstelligen en moet
extra inspanningen verrichten wanneer de problematiek daar om vraagt.
Leeswijzer
In deze brief geef ik eerst kort weer op welke wijze ons denken over seksualiteit
zich in het verleden heeft ontwikkeld, hoe de overheidsbemoeienis is veranderd en
welke nationale en internationale verworvenheden tot stand zijn gekomen
(hoofdstuk 2). In hoofdstuk 3 ga ik eerst in op de centrale waarden als
uitgangspunt voor overheidsbeleid.5 Dan beschrijf ik de taken van de overheid op
het gebied van seksuele gezondheid en de investeringen die we plegen. In
hoofdstuk 4 ga ik in op bestaande, verergerde danwel nieuwe problemen die
ik signaleer en die extra inspanningen noodzakelijk maken. Ook geef ik daarbij
aan welk beleid ik wil handhaven, wat ik ga intensiveren en welke nieuwe
maatregelen ik ga treffen.
In deze brief doe ik ook de toezegging gestand uw Kamer een aantal voorbeelden
te sturen van lespakketten die ik voor docenten heb laten ontwikkelen.6 Ook ga ik
zoals toegezegd in de brief `Allochtonen en seksuele gezondheid'7 in op de
wijze waarop ik de seksuele gezondheid van nieuwe Nederlanders in de toekomst
wil verbeteren.
5 26 mei 2009 heb ik een gastcollege over seksuele gezondheid gegeven aan de universiteit Utrecht. Daarin ben ik ook
ingegaan op de centrale waarden en de taken van de overheid op het gebied van seksuele gezondheid (lezing Overheid
houdt zich verre van slaapkamerpolitiek, staatssecretaris van VWS, Utrecht 26 mei 2009).
6 Toezegging tijdens AO seksualisering, 2e termijn, 17 juni 2009 Pagina 3 van 25
7 PG/ZP 2.859.849, 2008
2. CENTRALE WAARDEN: VAN VERLEDEN NAAR HEDEN Ons kenmerk
PG/CI-2965226
In de afgelopen 100 jaar is ons denken over seksualiteit, relaties en liefde sterk
veranderd, evenals het uitgangspunt van de overheid om zich met seksualiteit
bezig te houden. Handelde de overheid vroeger vanuit de opvatting dat zij wist
wat goed was voor haar burgers, nu geeft de overheid mensen ruimte om zélf, en
met elkaar, beslissingen te nemen. Om seksuele gezondheid en de waarden die
ten grondslag liggen aan beleid goed te kunnen duiden, is het belangrijk te weten
hoe ons denken over seksualiteit zich in het verleden heeft ontwikkeld en welke
nationale en internationale verworvenheden tot stand zijn gekomen.
Eind 19e tot tweede helft 20e eeuw
Als het gaat om seksualiteit voerden eind 19e eeuw veelal taboes, voorschriften en
geboden de boventoon. Vrouwen waren op seksueel gebied ondergeschikt aan de
man. Over homoseksualiteit werd niet gesproken. In 1911 werd zedeloosheid via
de wet bestreden, een voorbeeld hiervan is de criminalisering van propaganda
voor anticonceptie en het tegengaan van homoseksualiteit. Gedurende de jaren
kwamen er echter meer mensen die dit wilden doorbreken.
In 1881 werd de Nieuw-Malthusiaanse Bond (NMB) opgericht. De bond zette zich
in voor anticonceptie, door voorlichting en scholing, maar ook met praktische
hulpverlening zoals het aanbieden van anticonceptie. In 1914 leidde de forse
toename van syfilis- en gonorroebesmettingen ertoe dat op particulier initiatief de
Nederlandsche Vereeniging tot Bestrijding der Geslachtsziekten werd opgericht.
De vereniging richtte zich op voorlichting en het oprichten van consultatiebureaus.
In de jaren dertig richtte de NMB consultatie-bureaus voor `Huwelijks- en
geslachtsleven' op, de latere Rutgershuizen. Deze huizen boden hulpverlening op
het gebied van anticonceptie en geboorteregeling. De NMB ging in 1946 over in de
Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming, de NVSH, die destijds door de
overheid als omstreden werd beschouwd. In 1946 werd ook de voorloper van het
huidige COC opgericht waarmee een begin werd gemaakt met emancipatie van
homoseksualiteit.
Vanaf de jaren zestig
De seksuele revolutie van de jaren zestig en zeventig zorgde voor een trendbreuk
in het denken over seksualiteit en relaties. Seksuele normen werden veel ruimer.
Alles leek te mogen. Ook homoseksualiteit werd benoemd en homo-emancipatie
raakte in een stroomversnelling. Een belangrijke rol in de verruiming van seksuele
normen speelde de komst van de anticonceptiepil in 1962.8 Hiermee ontstond de
vrijheid om seksualiteit en voortplanting los van elkaar te zien.
In deze periode ontstond ook een nieuwe open cultuur van openbare voorlichting.
Zo organiseerde de NVSH vanaf 1958 bijeenkomsten voor leraren over
seksualiteit. Ook de opvattingen van de overheid veranderden. In de jaren zestig
en zeventig volgde de overheid de beweging naar meer vrijheid en zelfbeschikking
van het individu die zich in de samenleving voordeed. Zo hief de overheid in 1969
het verbod op openbare verstrekking van voorbehoedsmiddelen op en stelde ze
dat jaar ook voor het eerst subsidie beschikbaar voor seksuele voorlichting. De
discussie over legalisering van abortus kwam in deze jaren op gang, hetgeen in
1984 zou leiden tot de abortuswetgeving zoals die in hoofdlijnen nog bestaat.
Betekende de seksuele revolutie voor veel mensen een bevrijding uit traditionele
sekserollen, voor anderen bracht het juist nieuwe vragen met zich mee; wat wil ik
Pagina 4 van 25
8 Ook andere middelen raakten in zwang: het spiraaltje het pessarium, condooms
zelf precies en hoe verhouden seks, liefde en intimiteit zich tot elkaar? Weer Ons kenmerk
anderen ging het allemaal veel te snel en zij hekelden de losbandigheid, het PG/CI-2965226
gebrek aan zelfbeheersing en het toenemend aantal echtscheidingen. De seksuele
revolutie stond voor hen eerder gelijk aan een doorgeschoten vrijheid. De jaren
`60 en `70 lieten ook weer nieuwe problemen zien. Denk aan een toenemend
aantal geslachtsziekten en ook seksueel geweld en verkrachting binnen het
huwelijk werden vaker aan de orde gesteld.9
De opkomst van aids en de ontdekking van het hiv-virus begin jaren tachtig had
grote impact op seksualiteit. Enerzijds confronteerde het mensen met de
negatieve kanten van (onbeschermde) seks: seks bleek niet meer iets wat je
zonder risico en voorzorgsmaatregelen kon doen, je kon er zelfs dood aan gaan.
Anderzijds leidde hiv/aids tot vernieuwing van bestrijdingsmethoden (medicatie)
en tot hernieuwde aandacht voor voorlichting en ook het type voorlichting
veranderde: veilig vrijen kreeg veel meer nadruk.
De 21e eeuw
Anno 2009 maken mensen in Nederland eigen keuzes ten aanzien van seksualiteit
en relaties. Het kabinet beschouwt dit als een individueel recht van haar burgers.
De zorg met betrekking tot seksuele gezondheid is in Nederland goed geregeld,
met wetgeving die zorgvuldigheidseisen omvat, zoals de Wet Afbreking
Zwangerschap, de Wet Bijzondere Medische Verrichtingen waarin de behandeling
van hiv is ondergebracht en de Wet Publieke Gezondheid waarmee de taak voor
gemeenten om zorg te dragen voor gezondheidsbevordering en de bestrijding van
soa/hiv is geborgd.
De rol van Nederland voor de internationale seksuele en reproductieve
gezondheidsagenda is groot. Dit heeft bijgedragen aan de rechten op het gebied
van seksualiteit die Nederlanders vandaag de dag hebben. Zo heeft een aantal
belangrijke VN-conferenties waaraan Nederland heeft meegewerkt, geresulteerd in
internationale afspraken over seksuele en reproductieve rechten.10 Hiermee is een
kader vastgesteld om de seksuele en reproductieve gezondheid van iedereen te
bevorderen. Niet alleen door toegankelijke en goede voorzieningen te creëren op
het terrein van geboorteplanning, abortus en anticonceptie, maar ook door
effectieve seksuele en relationele vorming waarin thema's als relaties,
partnerkeuze, en soa een plek krijgen. Denk ook aan het Kinderrechtenverdrag11
en het VN-vrouwenverdrag.12 Op soa/hiv gebied kan hier niet onbenoemd blijven
de UNGASS Declaration of Commitment on HIV/AIDS (2001)13, de Dublin
declaration (2004)14 en de Political declaration (2006).15 In 2008 is in Nederland
de Wet Publieke Gezondheid in werking getreden waarmee we de International
Health Regulations (IHR) van de WHO - waarmee ons land zich committeerde aan
belangrijke nieuwe internationale afspraken op het gebied van
infectieziektebestrijding heeft omgezet in nationale wetgeving.16
9 Toch werd dit laatste pas in 1991 strafbaar. Ook duurde het nog geruime tijd (tot 1984) voordat de overheid het verzet
tegen seksueel geweld als politiek thema benoemde (Kabinetsnota van Hedy d'Ancona over seksueel geweld tegen vrouwen
en meisjes)
10 Wenen 1993, Cairo 1994, Beijing 1995
11 Convention on the Rights of the Child, 1989
12 Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, New York, 18 december 1979
13 Declaration of committment, 2001. Met deze UNGASS-verklaring heeft Nederland toegezegd te gaan werken met één
integraal beleid op het terrein van hiv/aids. Integraal heeft betrekking op de verschillende beleidsterreinen die betrokken
zijn (volksgezondheidsterrein, buitenlands beleid, justitie etcetera), de verschillende beleidsniveaus, de invulling van het
GIPA-principe (Greater Involvement of People with HIV/aids) en de samenhang hiertussen.
14 Dublin Declaration on Partnership to fight HIV/AIDS in Europe and Central Asia, 2004
15 Political declaration, 2006. Hierin werd het begrip `universal access to comprehensive prevention, treatment, care and
support' aanvaard door de lidstaten van de Verenigde Naties.
16 In de Wet Publieke Gezondheid zijn bovendien de oude Infectieziektewet, de WCPV en Quarantainewet samengevoegd.
Pagina 5 van 25
3. DE ROL VAN DE OVERHEID Ons kenmerk
PG/CI-2965226
3.1 Centrale waarden als uitgangspunt voor overheidsbeleid
De terugblik uit het vorige hoofdstuk maakt duidelijk dat ons denken over
seksualiteit en relaties en de manier waarop we daarmee omgaan een enorme
verandering heeft doorgemaakt. Hij maakt ook duidelijk dat de overheid zich altijd
met seksualiteit heeft bemoeid. Het is dus niet zozeer de vraag óf de overheid zich
met seksualiteit moet bemoeien, maar vooral hoe, wanneer en in welke vorm. Uit
het historisch overzicht blijkt dat er een ontwikkeling heeft plaatsgevonden van
een overheid die bepaalde hoe mensen zich moeten gedragen op seksueel gebied
naar een overheid die voorwaarden creëert om eigen verantwoordelijkheid te
nemen rondom seksualiteit en relaties.
Als het gaat om het beleid op het gebied van seksuele gezondheid hanteert de
overheid de volgende waarden als uitgangspunt: autonomie, weerbaarheid,
respect en besef van wederkerigheid en het recht op seksuele en relationele
vorming en op goede hulpverlening.
a. Autonomie
In de huidige maatschappelijke en culturele context zijn seksualiteit en seksuele
beleving in eerste instantie individueel bepaald. Er is in ons land geen algemeen
maatschappelijk kader dat voorschrijft hoe mensen hun seksualiteit moeten
vormgeven en beleven; je mag daarover zelf beslissen. Het is belangrijk dat bij
seksuele vorming de eigen keuzes, verantwoordelijkheden en vrijwilligheid
centraal staan en niet dat de overheid, een partner of welke andere partij dan ook
daarover beslist. Autonomie betekent ook dat mensen zelf hun eigen partner
kiezen, ongeacht diens sekse, opleidingsniveau, of culturele of etnische
achtergrond. Sociale verbanden kunnen ondersteunend zijn bij het maken van
eigen keuzes en het nemen van verantwoordelijkheid. Echter, ze zouden geen
afbreuk mogen doen aan het recht op het maken van individuele keuzes. Denk
aan problemen die binnen sommige culturen of gemeenschappen ontstaan
doordat de autonomie van een individu in het gedrang komt als gevolg van sociale
druk en controle vanuit de naaste omgeving (gedwongen partnerkeuze,
eergerelateerd geweld).
b. Weerbaarheid
Weten wat je wel of niet wilt betekent nog niet dat het altijd en voor iedereen
eenvoudig is dit daadwerkelijk kenbaar te maken en conform die keuzes te
handelen. Om autonoom beslissingen te kunnen nemen, moet je assertief zijn. Je
moet weerbaar zijn. Autonomie mag nooit verworden tot gevoelde dwang om
handelingen te verrichten of te ondergaan, noch om niet uit te durven komen voor
je seksuele voorkeur. Dat vraagt om weerbaarheid en dus ook om de kracht om
`nee' te kunnen zeggen. De leus uit de jaren zeventig `als een meisje nee zegt
bedoelt ze ook nee' is in den brede nog steeds actueel.
c. Besef van wederkerigheid en respect
Autonomie en weerbaarheid alleen zijn niet voldoende voor een evenwichtige
seksuele relatie. Over het algemeen gaat seksualiteit over iets wat je met een
ander deelt, over respect en het nemen van verantwoordelijkheid, niet alleen voor
jezelf maar ook voor de ander. Seksualiteit gaat gepaard met grote
kwetsbaarheid. Respect en besef van wederkerigheid zijn daarvoor zeer
belangrijk. De individuele vrijheid van de één houdt op waar die van een ander
wordt beschadigd. Dit noemen we het schadebeginsel. Het zelfbeschikkingsrecht Pagina 6 van 25
van het individu is van groot belang, maar is niet grenzeloos. Autonomie oefen je Ons kenmerk
uit in een sociale en relationele context. Dit betekent ook dat je rekening houdt PG/CI-2965226
met de mogelijke gevolgen die een ander ondervindt van jouw handelen en je
respectvol omgaat met de wensen en grenzen van de ander.
d. Recht op seksuele en relationele vorming en goede hulpverlening
Een laatste belangrijke waarde is het recht op seksuele en relationele vorming en
goede hulpverlening. Seksuele voorlichting is wereldwijd als mensenrecht
geïdentificeerd. Dat gebeurde onder andere met het eerdergenoemde
Kinderrechtenverdrag17 evenals met de Key Actions for the Further
Implementation of the Programme of Action of the International Conference on
Population and Development.18 Ook een aantal belangrijke VN-conferenties
hebben geresulteerd in internationale afspraken over seksuele en reproductieve
rechten: de Internationale Mensenrechtenconferentie, de Internationale
Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling en de Wereldvrouwenconferentie.19
Het VN-vrouwenverdrag, waarin het recht op informatie en advies over
geboorteregeling is opgenomen, kan hier ook niet onbenoemd blijven.20
Informatie en begeleiding is bij seksuele ontwikkeling onontbeerlijk. Het is
noodzakelijk dat jongeren informatie krijgen over veilig vrijen en anticonceptie, de
verschillen tussen mannen en vrouwen of seksuele diversiteit, maar ook dat ze
hun mening leren bepalen over verliefdheid, relaties en de waarde die seksualiteit
voor hen heeft en dat daarbij aandacht wordt besteed aan de hierboven
genoemde waarden autonomie, weerbaarheid en besef van wederkerigheid en
respect. En niet alleen seksuele opvoeding is belangrijk, maar ook toegang tot
goede hulpverlening. Zoals laagdrempelige beschikbaarheid van anticonceptie. Of
de mogelijkheid je ergens te laten testen op soa, of hulp bij het maken van een
afgewogen keuze in geval van ongewenste zwangerschap. Of toegang tot
seksuologische hulpverlening als de seksuele ontwikkeling complicerend verloopt
als gevolg van een chronische infectieziekte zoals hiv.
3.2 Taken overheid
Om in staat te zijn op een vrijwillige, veilige, prettige manier vorm te geven aan
seksuele relaties zijn bovenstaande kernwaarden van belang. Om mensen daartoe
in staat te stellen zie ik drie taken voor de overheid weggelegd. Dit zijn 1)
informeren en bevorderen seksuele en relationele vorming, 2) stimuleren van
goede hulpverlening, en 3) bestraffen en beschermen.
Zoals al eerder aangegeven, is seksuele voorlichting wereldwijd als mensenrecht
geïdentificeerd. Om die reden vind ik het belangrijk dat ook de overheid zich
hiervoor inspant. Daarbij zijn zowel biologische aspecten (zoals bevruchting) maar
ook relationele aspecten van belang: zaken als verliefdheid, respect voor seksuele
diversiteit, relaties, een gelijkwaardige verhouding tussen de seksen en het
kunnen aangeven van wensen en grenzen. Vooral als het gaat om jongeren is
seksuele vorming van belang: elk jaar worden ongeveer 200.000 jongeren voor
het eerst seksueel actief. Het is belangrijk dat zij een seksuele opvoeding krijgen
vóórdat ze aan seks beginnen, opdat ze een prettige, veilige en gewenste
seksuele relatie kunnen aangaan.
17 Convention on the Rights of the Child, 1989
18 New York, 1999
19 Internationale Mensenrechtenconferentie Wenen 1993; Internationale Conferentie over Bevolking en Ontwikkeling Caïro
1994; Wereldvrouwenconferentie Beijing 1995 Pagina 7 van 25
20 Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen, New York, 1979
Ons kenmerk
De tweede taak van de overheid is het stimuleren van goede hulpverlening: PG/CI-2965226
laagdrempelige, betaalbare, voor iedereen beschikbare voorzieningen en zorg.
Daarmee bevorderen we dat mensen hun recht op goede hulpverlening kunnen
doen gelden.
Wanneer iemand in de uitoefening van zijn eigen autonomie op seksueel gebied
de grenzen van een ander niet respecteert, dan berokkent hij die ander schade.
Wanneer maatschappelijke grenzen worden overschreden en het privé-domein
publiek wordt, dan zal de overheid daders straffen. Op basis van wet- en
regelgeving kunnen daders van misdrijven op het gebied van seksualiteit worden
gestraft. Naast bestraffen heeft de overheid een beschermende taak. Het is
bijvoorbeeld van groot belang dat er goede en voldoende opvang en hulpverlening
is voor slachtoffers van seksueel geweld. Of dat prostitué(e)s beschermd worden
tegen mensenhandel en andere vormen van (seksueel) misbruik.
Informeren en bevorderen seksuele en relationele vorming
De overheid draagt bij aan seksuele vorming van jongeren. Datgene wat de
overheid doet op dit terrein is complementair aan wat andere partijen die hier
primair verantwoordelijk voor zijn doen. De overheid kan daarbij een
stimulerende rol vervullen.
Het ligt voor de hand dat ouders zorgen voor voldoende en tijdige seksuele
vorming van hun kind, zij zijn immers de primaire opvoeders. Ouders moeten hun
kinderen leren over verschillen tussen jongens en meisjes; hen laten ontdekken
wat ze zelf willen en waar hun eigen grenzen liggen; leren de grenzen van
anderen te accepteren; leren wat wel en niet is toegestaan in het Nederland van
nu; leren over seksuele diversiteit. De manier waarop ouders zelf omgaan met
intimiteit of sekseverhoudingen, of de wijze waarop zij reageren op
homoseksualiteit, heeft invloed op hun kinderen. Ook de band die jongeren met
hun ouders hebben, is van invloed op hun seksuele gedrag, zo blijkt uit diverse
onderzoeken; een warm gezinsklimaat heeft een positieve invloed op het seksuele
gedrag en de seksuele gezondheid van kinderen.21
"Mensen die als kind zijn opgevoed door ouders met een open en positieve
houding ten aanzien van seksualiteit, hebben in hun latere leven minder seksuele
problemen en zijn tevredener over hun seksuele relaties dan mensen die als kind
zijn opgevoed in een gezin waarin seksualiteit niet bespreekbaar was of als iets
negatiefs werd gezien. Kinderen die in een positieve sfeer seksueel zijn voorgelicht
zijn weerbaarder tegen seksueel misbruik."22
Over de rol die ouders spelen bij opvoeding en het geven van informatie aan hun
kinderen, verwijs ik u ook graag naar de nota `Onze Jeugd van tegenwoordig' die
de minister voor Jeugd en Gezin op 15 juni 2009 naar de Kamer heeft gestuurd.
In de meeste gezinnen gaat dit gelukkig goed. Echter, niet alle ouders slagen in
een succesvolle seksuele opvoeding van hun kind. Zo is het zonder schaamte
spreken over seksualiteit voor veel laagopgeleide autochtone ouders moeilijk.
21 o.a.: Rapport Seks onder je 25e, Rutgers Nisso Groep en Soa Aids Nederland, 2005 / Rapport Laat je horen: een
onderzoek naar grensoverschrijdende seksuele ervaringen en gedragingen onder jongeren, Universiteit Utrecht en Rutgers
Nisso Groep, 2009 Pagina 8 van 25
22 Uit: Kleine mensen, grote gevoelens. Kinderen en hun seksualiteit. Sanderijn van der Doef, 2007
Ook is openlijk spreken over seksualiteit in onder andere veel Marokkaanse, Ons kenmerk
Somalische of Turkse gezinnen taboe. Dit heeft gevolgen voor de seksuele PG/CI-2965226
opvoeding van hun kinderen. Zij zullen hun informatie ergens anders moeten
halen. Bijvoorbeeld op school.
Ook school heeft een taak als het gaat om seksuele vorming. Wie van huis uit te
weinig meekrijgt zou op school gedeeltelijk de schade kunnen inhalen.
Vrijwel iedereen zegt op school minstens enige informatie over seks te hebben
gekregen.23 Hoewel scholen binnen de kerndoelen van het onderwijs ruimte
hebben om aandacht te besteden aan seksuele opvoeding, is seksuele en
relationele vorming op school als zodanig niet verplicht. Hierdoor kan het
gebeuren dat niet elk kind op school voldoende of adequate seksuele voorlichting
en -vorming krijgt.
Niet alleen ouders en scholen hebben een rol maar ook de gemeenten. Zij zijn
verantwoordelijkheid voor het bestrijden van soa's24 en hebben een wettelijke
gezondheidsbevorderende taak.25 Hieronder valt ook gezondheidsbevordering op
het gebied van seksualiteit. Deze taak wordt binnen gemeenten voor een groot
deel uitgevoerd door de GGD. De GGD zorgt bijvoorbeeld voor voorlichting (denk
aan informatie over veilig vrijen of soa's) of ondersteunt scholen bij seksuele
voorlichting. Ook de jeugdgezondheidszorg heeft een voorlichtingstaak. Zo geeft
de jeugdgezondheidszorg bijvoorbeeld voorlichting aan ouders of pubers en wordt
er tijdens contactmomenten26 aandacht besteed aan seksualiteit.
Er zijn nog steeds jongeren die onvoldoende of te laat seksuele vorming krijgen
wat er mede toe kan leiden dat zij later - wanneer ze beginnen aan seksueel
contact - te maken krijgen met problemen op het gebied van seksuele
gezondheid, zoals soa's, ongewenste zwangerschap, seksuele dwang,
stigmatisering of discriminatie. Om die reden vind ik dat ook de overheid een taak
heeft op het gebied van informeren en bevorderen van seksuele en relationele
vorming, namelijk door - waar nodig partijen die een primaire taak op dit terrein
hebben extra te stimuleren. Zo kan de overheid ervoor zorgen dat er voor
docenten voldoende lespakketten over dit thema beschikbaar zijn, of kan de
overheid ouders ondersteunen door voorlichtingscampagnes en folders voor
jongeren te laten ontwikkelen. De overheid neemt de taak van seksuele
voorlichting en -vorming daarmee niet van de daarvoor verantwoordelijke partijen
over, maar geeft hen een impuls zodat ze hun taak beter kunnen uitoefenen. De
afgelopen jaren hebben de minister van VWS en ik diverse initiatieven op dit
gebied genomen.
Zo verleent het ministerie van VWS subsidie aan instellingen die zich inzetten voor
het bevorderen van seksuele gezondheid en voor acceptatie van seksuele
diversiteit en hiv-geïnfecteerden27 (in totaal circa 7,5 miljoen per jaar). De
organisaties zorgen met dit geld voor onder andere onderzoek,
deskundigheidsbevordering en kennisoverdracht. Zij maken bijvoorbeeld folders
voor jongeren over veilig vrijen, verliefdheid, zaadlozing, het maagdenvlies,
menstruatie of de puberteit; en voor boeken voor ouders en docenten over het
23 Rapport Seks onder je 25e, Rutgers Nisso Groep en Soa Aids Nederland, 2005
24 Inclusief bron- en contactopsporing
25 Wet Publieke Gezondheid
26 Op de leeftijd van 10 jaar of groep 7 van het basisonderwijs en de leeftijd van 13 jaar of klas 2 van het voortgezet
onderwijs. Pagina 9 van 25
27 Schorer stichting, Hiv-vereniging Nederland, Rutgers Nisso Groep, Soa Aids Nederland, Stichting Mainline
bespreekbaar maken van seksualiteit met jongeren; of geven voorlichting over Ons kenmerk
(mensen die leven met) hiv opdat stigmatisering kan worden voorkomen. Allemaal PG/CI-2965226
om een bijdrage te leveren aan seksuele en relationele vorming.
Naar aanleiding van grootschalig onderzoek naar de seksuele gezondheid van
jongeren heb ik in 2007 een besloten tot een vijfjarig programma bij ZonMw:
`Seksuele gezondheid van de jeugd' ( 5 miljoen).28 Doel van dit programma is de
seksuele gezondheid van de jeugd van 10 tot 21 jaar te bevorderen, met extra
aandacht voor jongeren met een verhoogde kans op seksuele problemen:
allochtonen en lager opgeleiden. ZonMw laat met dit geld interventies
ontwikkelen, verbeteren, uitrollen en op effectiviteit onderzoeken. Voorbeelden
van zulke interventies zijn lespakketten die docenten kunnen gebruiken.29
Tijdens het overleg met uw Kamer over seksualisering in juni heb ik u toegezegd u
een aantal voorbeelden te sturen van lespakketten die ik heb laten ontwikkelen.
Bij deze brief ontvangt u twee succesvolle voorbeelden van dergelijke
interventies: Lang Leve de Liefde en Relaties en Seksualiteit.30 U vroeg toen ook
of er onderzoek wordt gedaan naar het gebruik van deze lespakketten op scholen.
Op dit moment is er nog onvoldoende inzicht in het bereik van de pakketten. Aan
de hand van de al beschikbare informatie hierover bij de ontwikkelaars van de
lespakketten, zal ik als verantwoordelijk bewindspersoon het bereik hiervan
nagaan. Daarbij zal geen beroep worden gedaan op scholen.
Het RIVM/Centrum Gezond Leven is bezig er voor te zorgen dat het bestaande
aanbod van interventies beter beschikbaar wordt gemaakt voor scholen zodat zij
er snel en gemakkelijk achter kunnen komen welk aanbod aansluit op de
onderwijswensen van hun leerlingen. Zo wordt het makkelijker voor scholen om
een keuze te maken uit het interventieaanbod. Ook de Minister van OCW zal
vanuit zijn verantwoordelijkheid voor emancipatie het grote aantal beschikbare
lesmethoden onder de aandacht brengen en scholen wijzen op het belang van
beschikbaarheid van goede informatie en trainingsmogelijkheden.
ZonMw laat in opdracht van VWS sinds een aantal jaar door Soa Aids Nederland
een voorlichtingscampagne uitvoeren om veilig vrijen onder jongeren te
bevorderen ( 850.000 per jaar).
Jongeren halen veel informatie van internet, ook als het gaat om seks. Voor
jongens bijvoorbeeld is internet de eerste bron van informatie, vóór ouders of de
school. Op internet is veel over seks te vinden, maar ik vind het belangrijk dat er
vooral goede informatie over seksualiteit te vinden is. Daarom heb ik door
professionals een jongerenwebsite laten ontwikkelen die veel informatie bevat
over verliefdheid, relaties, anticonceptie, veilig vrijen etcetera. Deze site,
www.sense.info, heeft sinds de lancering eind maart al veel bezoekers
28 Rapport Seks onder je 25e, Rutgers Nisso Groep en Soa Aids Nederland, 2005.
Uit dit onderzoek bleek onder andere dat veel jongeren nog een kennisachterstand hebben op het gebied van seksualiteit.
Zo bleek 1 op de 3 jongeren niet te weten dat je ook zwanger kunt raken zonder dat de jongen klaarkomt. De helft van de
jongens denkt dat een meisje onvruchtbaar kan worden van de pil. Eén op de drie jongens denkt dat je een soa kunt
voorkomen door jezelf goed te wassen.
29 Daarnaast laat ZonMw onderzoek doen naar de seksuele gezondheid van de jeugd, zoals een vervolgonderzoek van Seks
onder je 25e uit 2005, en een onderzoek naar de determinanten van dwang
30 Lang Leve de Liefde is een lessencyclus gericht op het bevorderen van de seksuele interactiecompetentie van meisjes en
jongens. Het lespakket is bedoeld voor leerlingen van klas 2 en 3 van het VMBO. Lang Leve de Liefde wordt momenteel via
ZonMw herzien en geschikt gemaakt voor klas 1 en 2 van het VMBO. Ook wordt een versie voor HAVO en VWO ontwikkeld;
Relaties en seksualiteit bevat lesmateriaal voor het geven van relationele en seksuele vorming aan leerlingen van groep 1
tot en met 8. Behalve het algemeen schoolkatern is er een katern voor de onder-, midden- en bovenbouw, en een
aanvullend katern voor gebruik in multiculturele klassen. Elk katern sluit aan bij de belevingswereld van kinderen van Pagina 10 van 25
verschillende leeftijden.
getrokken.31 Ook voor specifieke doelgroepen zijn met subsidie van de minister Ons kenmerk
voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI) en mijzelf jongerenwebsites over PG/CI-2965226
seksualiteit ontwikkeld.32
Stimuleren van goede hulpverlening
De tweede taak van de overheid is het stimuleren van goede hulpverlening:
laagdrempelige, betaalbare, voor iedereen beschikbare voorzieningen en zorg.
Mensen met vragen of problemen op het gebied van seksuele gezondheid
ongeacht herkomst of culturele oriëntatie - moeten kunnen rekenen op goede,
toegankelijke hulpverlening en zorg. Zo moet degene die besmet is met hiv
kunnen rekenen op goede medicatie, en moet degene die op zoek is naar
anticonceptie hiervoor terecht kunnen bij een zorgverlener.
De eerstverantwoordelijken voor goede hulpverlening en zorg zijn de eerste- en
tweedelijnszorg. Bij de eerstelijnszorg vervullen bijvoorbeeld huisartsen een
belangrijke taak. Voor vragen of problemen op het gebied van seksuele
gezondheid kunnen mensen in eerste instantie bij de huisarts terecht. Denk aan
een soa-test, informatie over veilig vrijen, een anticonceptiemiddel of advies over
pijn bij het vrijen. Voor gecompliceerder problematiek verwijst de huisarts door
naar de tweedelijnszorg. Afhankelijk van de indicatie gaat men naar een
seksuoloog, gynaecoloog, dermatoloog of bijvoorbeeld een hiv-behandelcentrum.
Daarnaast hebben gemeenten (in de praktijk GGD'en) een taak op het gebied van
de bestrijding van soa en hiv. De verantwoordelijkheid voor de (kwaliteit van)
zorg is daarmee een verantwoordelijkheid van de betreffende beroepsgroepen en
zorginstellingen. Deze is door de overheid deels wettelijk geregeld. Hiermee
worden de randvoorwaarden voor toegang tot goede hulpverlening gecreëerd. Zo
is de behandeling van hiv wettelijk vastgelegd, hebben we zorgvuldige
abortuswetgeving en is via de Wet Publieke Gezondheid de soa/hiv bestrijding op
lokaal niveau wettelijk geregeld. Wetenschappelijk onderzoek en monitoring
dragen bij aan nieuwe inzichten en ontwikkeling van kwaliteit.
Daarnaast zie ik het als onze taak goede hulpverlening en zorg via andere (niet-
juridische) wegen te stimuleren. Op deze wijze zorgt de overheid ervoor dat
professionals hun werk goed kunnen doen waardoor burgers op hun beurt kunnen
rekenen op goede hulpverlening wanneer zij die nodig hebben. De overheid komt
dus niet zelf in de spreekkamer, maar laat de daadwerkelijke hulpverlening een
kwestie tussen hulpverlener en cliënt. De afgelopen jaren hebben de minister van
VWS en ik diverse succesvolle inspanningen verricht om goede hulpverlening te
stimuleren.
De minister van VWS heeft een regeling gemaakt om soa/hiv onder
hoogrisicogroepen snel en gericht te kunnen opsporen en behandelen en zo de
kans op verdere verspreiding en de infectieziektedruk te verkleinen. De zorg die
via deze Regeling Aanvullende Curatieve Soa-bestrijding wordt gegeven, is
aanvullend aan de huisarts en wordt vanuit de VWS-begroting gefinancierd (ca.
20 miljoen per jaar).33 Betreffende personen kunnen zich bij de GGD gratis en
anoniem laten testen op soa en hiv en indien nodig laten behandelen. Deze
31 Na zeven maanden telde deze site 435.000 bezoeken.
32 Voorbeelden zijn www.respect2love.nl (gericht op het bespreekbaar maken van homoseksualiteit in migrantenkringen) en
www.kitatin.nl (sub-site seksuele gezondheid op een community website voor Antilliaanse jongeren).
33 Personen die voor deze regeling in aanmerking komen zijn 1) groepen in de samenleving met een verhoogd risico op een
soa; 2) personen die in het kader van de bron- en contactopsporing gewaarschuwd zijn voor een soa; 3) personen met
klachten die wijzen op een soa; 4) personen jonger dan 25 jaar; of 5) personen die bij een soa-onderzoek anoniem wensen Pagina 11 van 25
te blijven.
landelijke dekkende voorziening wordt uitgevoerd door acht coördinerende Ons kenmerk
GGD'en34 in samenwerking met de GGD'en binnen hun regio. Het Centrum PG/CI-2965226
Infectieziektebestrijding van het RIVM (RIVM/CIb) heeft een regisserende taak.
In het verleden is gebleken dat er geen duidelijk eerste aanspreekpunt was voor
jongeren met vragen over seksualiteit en dat jongeren met hun vragen niet altijd
naar hun huisarts willen gaan.35 Daarom worden er op mijn initiatief sinds 2008
aanvullend aan de huisarts door het hele land eerstelijns seksualiteitsspreekuren
Sense spreekuren genoemd - gehouden. Jongeren tot 25 jaar kunnen hier gratis
en anoniem naar toe. Onderwerpen die aan de orde kunnen komen zijn vragen
over seksualiteit, relaties, vrijen en anticonceptie. Maar ook vragen en problemen
rond seksueel overschrijdend gedrag, of cultuurspecifieke zaken zoals
maagdelijkheid en voorhuwelijkse seksuele relaties. Net als bij de reguliere
eerstelijnszorg worden jongeren met ingewikkelder problematiek doorverwezen.
Ook hier hebben acht coördinerende GGD'en een belangrijke uitvoerende rol.36 De
hulpverlening die via deze Regeling Aanvullende Seksualiteitshulpverlening wordt
gegeven, wordt gefinancierd vanuit de VWS-begroting ( 3,5 miljoen per jaar).
Aanvullend aan deze spreekuren is de eerder aangehaalde website
www.sense.info ontwikkeld. Hier kunnen jongeren terecht voor een afspraak op
een Sense locatie of kunnen ze hun vraag per mail, chat of email stellen.
We hebben nog een aantal andere dingen gedaan om te zorgen voor
laagdrempelige, betaalbare, voor iedereen beschikbare voorzieningen.
Zo hebben we anticonceptie opgenomen in het basispakket waarmee dit in
principe voor iedereen vrij toegankelijk is;
Meisjes en vrouwen die ongewenst zwanger zijn, kunnen rekenen op goede
begeleiding bij hun zwangerschap. Ook is er hulp aanwezig voor meisjes die een
keuze moeten maken om de zwangerschap al dan niet uit te dragen. Bovendien
zijn er alternatieven voor abortus. Organisaties als de Stichting Ambulante Fiom
en de Vereniging ter Bescherming van het Ongeboren Kind (VBOK), die hulp
bieden bij het maken van keuzes in geval van onbedoelde zwangerschap,
ontvangen van mij subsidie. Degene die tot een abortus besluit kan er op rekenen
dat dit veilig gebeurt. Nederland kent een zeer laag abortuscijfer, de cijfers zijn al
jaren hetzelfde en de cijfers onder tieners zijn afgenomen. Ik blijf er aan werken
dat zo te houden. Momenteel wordt gewerkt aan een nieuwe richtlijn die de
abortushulpverlening verder professionaliseert;
Chlamydia is de meest voorkomende, door een bacterie veroorzaakte, soa in
Nederland die vooral onder jongeren veel voorkomt. Om het probleem van het
hoge aantal chlamydia-besmettingen onder jongeren aan te pakken, wordt in
opdracht van de minister van VWS een proefimplementatie Chlamydia screening
uitgevoerd. Bij deze screening worden 300.000 jongeren van 16 tot en met 29
jaar uitgenodigd voor een chlamydiatest die ze zelf thuis kunnen uitvoeren.37 Na
beëindiging van de proefimplementatie zal de minister overwegen of chlamydia
screening onder jongeren op meerdere plekken in Nederland moet worden
ingevoerd;
34 De GGD'en van: de gemeente Amsterdam; de Regio Nijmegen; de gemeenschappelijke regeling Hulpverlening en
Openbare Gezondheidszorg Groningen; de afdeling GGD van de Dienst OCW van de gemeente Den Haag; de gemeente
Rotterdam; het openbaar lichaam Hart voor Brabant; Zuid-Limburg, en de gemeente Utrecht.
35 Bijvoorbeeld omdat ze bij de huisarts hun ouders kunnen treffen en die er op deze manier achter kunnen komen dat ze
seksueel actief zijn
36 De GGD'en werken hierbij samen met lokale partners, zoals andere GGD'en, maar ook met de Fiom, GGZ-instellingen,
abortusartsen etcetera. Sense werkt ook veel met outreach activiteiten, zoals spreekuur op locatie (bijvoorbeeld op een
ROC of in een bus in de stad) en activiteiten op festivals. Pagina 12 van 25
37 De screening wordt uitgevoerd door GGD Amsterdam, GGD Rotterdam-Rijnmond en GGD Zuid Limburg
Verder stimuleren we de ontwikkeling van richtlijnen en visitatie. Zo is afgelopen Ons kenmerk
jaar een kwaliteitsprofiel en een visitatiereglement GGD soa-poliklinieken PG/CI-2965226
opgesteld.38 Ook is zeer recent een handboek Seksuele gezondheidszorg
samengesteld.39
Bestraffen en beschermen
Als overheid staan we het niet toe dat iemand in de uitoefening van zijn eigen
autonomie de grenzen van een ander niet respecteert en daarmee die ander
schade berokkent. De overheid zal daders van dergelijke misdrijven/misdaden op
het gebied van seksualiteit straffen op basis van wet- en regelgeving. Zo is seks
met een minderjarige, discriminatie wegens seksuele geaardheid, gedwongen
prostitutie, kinderporno en verkrachting (ook binnen het huwelijk) strafbaar. En
ook seksueel geweld (binnen en buiten de familiekring), vrouwelijke genitale
verminking en loverboypraktijken zijn ontoelaatbare, strafbare feiten waarvan de
daders via de wet moeten worden gestraft. Politie en justitie spelen hierbij een
belangrijke rol. De aanpak van huiselijk geweld (waaronder seksueel geweld)
bijvoorbeeld is een kerntaak van de politie. In 200340 en 2007 heeft de Raad van
Hoofdcommissarissen de aanpak van huiselijk geweld door de politie vastgelegd in
een programma. Het nieuwe programma41 loopt van 2008 tot 2012. Daarnaast
wordt een aanpak van `veelplegers huiselijk geweld' en `recidivisten huiselijk
geweld' gerealiseerd. Daarbij wordt een vangnet gecreëerd rond het gezin of
samenlevingsverband van de dader om verder huiselijk geweld te voorkomen. Een
groot deel van het beleid van het Openbaar Ministerie bij huiselijk geweld is
neergelegd in een aanwijzing die regels stelt voor de opsporing en vervolging van
huiselijk geweld. Daarbij worden randvoorwaarden geformuleerd voor onder
andere de invulling van de lokale samenwerking tussen politie, Openbaar
Ministerie en reclassering. Begin 2010 verschijnt een nieuwe, gecombineerde
Aanwijzing voor huiselijk- en eergerelateerd geweld, waarbij ook aandacht zal zijn
voor huwelijksdwang. Op het terrein van loverboys voeren politie en justitie een
actief beleid om deze pooiers die meisjes via verleidingstactieken inpalmen om
hen op den duur in de prostitutie of in (andere) illegale activiteiten uit te buiten -
op te pakken en te straffen. De in 2008 door de bewindspersonen van Justitie
ingestelde Taskforce aanpak mensenhandel die zich ook richt op loverboys - is
hier een voorbeeld van.
Daarnaast heeft de overheid een beschermende taak. Het is bijvoorbeeld van
groot belang dat er goede en voldoende opvang en hulpverlening is voor
slachtoffers van seksuele dwang. Denk aan opvangmogelijkheden voor degenen
die slachtoffer zijn van een loverboy of van eergerelateerd geweld. Omdat
gebleken is dat deze opvang evenals de opvang van slachtoffers van
mensenhandel in bredere zin - nu nog onvoldoende is, heb ik samen met de
staatssecretaris van Justitie besloten een pilot categorale opvang voor slachtoffers
van mensenhandel te starten.42 Voor deze pilot is 4 miljoen beschikbaar gesteld.
De twee pilots voor de opvang van slachtoffers van eergerelateerd geweld in de
leeftijdscategorie 14-23 jaar (onderdeel van het Programma Eergerelateerd
Geweld) zijn tot eind 2010 verlengd. De pilots vormen onderdeel van het
38 In opdracht van het RIVM/CIb is door professionals een instrument ontwikkeld voor de kwaliteitsbeoordeling van de
geboden aanvullende curatieve soa zorg in GGD-soa poliklinieken. Dit instrument bestaat uit een kwaliteitsprofiel en een
visitatie-instrument.
39 Een eerste deel daarvan is afgelopen jaar gepubliceerd (Seksualiteit en reproductie). Een tweede deel (Soa) volgt in
december
40 `Huiselijk geweld en de politietaak'
41 `Een kwestie van lange adem' Pagina 13 van 25
42 De pilot heeft een looptijd van twee jaar.
onderzoek naar het stelsel van de (vrouwen)opvang in het kader van Beschermd Ons kenmerk
en Weerbaar, om na te gaan hoe de opvang voor specifieke groepen structureel PG/CI-2965226
kan worden geregeld.
Om vrouwelijke genitale verminking (VGV)43 uit te bannen zet het kabinet in op
breed beleid gericht op zowel preventieve als repressieve maatregelen. Bij
vermoedens van (aanstaande) VGV worden meisjes beschermd en wordt zo snel
mogelijk uitgezocht of de vermoedens ook bewijsbaar zijn. Op basis van deze
informatie wordt bezien of vervolging mogelijk is. Ik heb in totaal circa 4 miljoen
geïnvesteerd in zes pilots gericht op het trainen van sleutelfiguren uit de
doelgroep zelf, het organiseren van voorlichtingsactiviteiten voor risicogroepen en
het trainen van professionals. Daarnaast is een handelingsprotocol VGV opgesteld
wat inzichtelijk maakt hoe professionals kunnen handelen vanaf het moment van
melding of adviesvraag bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Dit
jaar zijn in alle 15 AMK's deskundigen aangesteld en getraind. Verder richten we
ons op nazorg. Zo wordt er een protocol ontwikkeld door gynaecologen op basis
waarvan de nazorg aan cliënten kan worden verbeterd.
Voor prostitué(e)s is het van belang dat zij geen slachtoffer worden van
mensenhandel en andere vormen van (seksueel) misbruik en geweld, en dat hun
gezondheid en welzijn wordt beschermd (bijvoorbeeld afwezigheid van soa/hiv).
Het overheidsbeleid in Nederland is er op gericht de autonomie en weerbaarheid
van deze kwetsbare beroepsgroep te bevorderen, hun sociale positie te versterken
en goede hulpverlening te stimuleren. In 2000 heeft het kabinet exploitatie van
prostitutie officieel gelegaliseerd. Doel van de opheffing van het bordeelverbod
was onder andere bescherming van de positie van prostitué(e)s, beheersing en
regulering van exploitatie van prostitutie en verbetering van de bestrijding van
onvrijwillige prostitutie. Uit een evaluatie is gebleken dat de positie van de
prostitué(e) sindsdien echter nauwelijks is verbeterd. Mede om die reden ligt er
momenteel een wetsvoorstel Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden
seksbranche44 en wordt er gewerkt aan een Algemene Maatregel van Bestuur.
Doel hiervan is een bijdrage te leveren aan de aanpak van misstanden in de
seksbranche zoals mensenhandel, prostitutie door minderjarigen en illegalen en
voorts dat de positie van prostitué(e)s verbetert.
Ik vind het wenselijk dat wordt gemonitord of de positie van prostitué(e)s met de
nieuwe wetgeving inderdaad verbetert, of zij bijvoorbeeld weerbaarder worden en
goed bereikbaar zijn voor hulp- en zorgverleners. Ik zal hierover in overleg gaan
met betrokken partijen. Soa Aids Nederland krijgt bovendien subsidie van VWS
voor een programma prostitutie.45 Zij richten zich met hun programma niet alleen
op preventie van soa en hiv, maar bijvoorbeeld ook op het bevorderen van
autonomie en de weerbaarheid van prostitué(e)s waardoor zij in staat worden
gesteld op te komen voor de verbetering van hun gezondheidssituatie, of op
interventieontwikkeling. Daarnaast werk ik samen met de ministers van SZW en
OCW aan voorlichting aan prostitué(e)s, onder meer om hun arbeidsrechtelijke
positie te verbeteren.
43 Vrouwelijke genitale verminking (VGV) is een zeer ernstige en ingrijpende vorm van kindermishandeling met vaak zeer
schadelijke gevolgen voor de lichamelijke, psychische en seksuele gezondheid en het welzijn van jonge meisjes en
vrouwen.
44 Het kabinet beoogt met onderhavig wetsvoorstel de volgende doelen te bereiken:
Het verkleinen van gemeentelijke en regionale verschillen in vergunningenbeleid om verplaatsingen te voorkomen; Het
verkrijgen van meer zicht en grip op de seksbranche door een zo veel mogelijk sluitend systeem van vergunning- en
registratieplicht te creëren; Het vergemakkelijken van toezicht en handhaving.
45 Dit programma is gericht op het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal, informatievoorziening via de website Pagina 14 van 25
www.prostitutie.nl en dienstverlening aan GGD-medewerkers en andere lokale professionals.
4. EXTRA MAATREGELEN NODIG Ons kenmerk
PG/CI-2965226
Ik begon deze brief met de boodschap dat het over het algemeen goed gesteld is
met de seksuele gezondheid van Nederlanders. Echter, niet met iedereen gaat het
goed. Er is een aantal bestaande, verergerde danwel nieuwe problemen die ik
op dit moment signaleer en die extra inspanningen noodzakelijk maken. Deze
problemen vragen om intensivering van het huidige beleid danwel om extra,
nieuwe maatregelen.
4.1 Aanpak problemen
Meer aandacht nodig voor seksuele vorming jongens
Meestal wordt bij autonomie en weerbaarheid in eerste instantie aan meisjes
gedacht. Zij moeten nadenken over anticonceptie en zij moeten aangeven
wanneer ze iets niet willen. Ook jongeren zelf leggen die verantwoordelijkheid bij
meisjes, zo blijkt uit onderzoek naar seksualisering dat in het kader van
emancipatie is gedaan: zowel jongens als meisjes vinden dat meisjes
verantwoordelijk zijn voor het stellen van grenzen, voor zichzelf én voor
jongens.46 Het lijkt alsof van jongens niet wordt verwacht dat zij ook
verantwoordelijkheid dragen voor seksuele relaties. De norm blijkt vaak nog een
dubbele moraal in te houden. Zo blijkt uit bovengenoemd onderzoek dat een groot
deel van de jongeren - zowel jongens als meisjes, autochtoon én allochtoon - van
mening is dat jongens met veel wisselende seks stoer zijn maar dat datzelfde
gedrag meisjes tot een hoer maakt. Waar meisjes geacht worden een autonome
bewuste keuze te maken als ze seks hebben, wordt bij jongens al gauw
verondersteld dat ze `nu eenmaal zo zijn'.47 De onderzoekers van ander onderzoek
naar seksualisering hebben geconstateerd dat het aanbod van interventies beter
moet worden toegerust op het verbeteren van de vaardigheden van jongens.48 Ik
neem die aanbeveling over en ga extra investeren in de seksuele en relationele
vorming van jongens. Jongens hebben immers evenzeer als meisjes
verantwoordelijkheid in seksuele relaties. Er is veel geïnvesteerd om de seksuele
weerbaarheid van meisjes te verbeteren zodat zij bijvoorbeeld minder kwetsbaar
zijn voor seksuele dwang (zoals dwang door loverboys). Maar er moet nu ook
extra worden geïnvesteerd in seksuele vorming van jongens. Hiervoor komen
vanaf 2010 extra middelen vrij. Ik sla hiervoor de handen ineen met de minister
van OCW. Minister Plasterk heeft dat al aangekondigd in zijn beleidsreactie naar
aanleiding van het onderzoek naar seksualisering.49 De minister van OCW levert
een eenmalige financiële bijdrage van 1,4 miljoen aan het programma Seksuele
gezondheid van de jeugd van ZonMw. Voor dit geld wordt binnen het programma
extra geïnvesteerd in weerbaarheid van jongens. Verder wordt veel aandacht
besteed aan mediawijsheid in relatie tot geseksualiseerde beelden evenals sekse
verhoudingen, omdat uit voorgenoemde onderzoeken bleek dat ook dat nodig is.
Ook binnen de seksualiteitshulpverlening moet er meer aandacht zijn voor
jongens. Ik vind het belangrijk dat met jongens zelf in gesprek wordt gegaan over
wat ze nu echt willen. Gaat het hen echt alleen om `scoren'? Of willen ze eigenlijk
iets anders en hoe kunnen we hen dan daarin begeleiden? Vooralsnog lijken
vooral meisjes een beroep te doen op de Sense spreekuren, jongens veel
46 Onderzoek naar seksualisering, Rutgers Nisso Groep in samenwerking met Movisie, het Nederlands Jeugdinstituut en
E-quality, 2009
47 Idem
48 Mapping van bestaande projecten en initiatieven op het gebied van seksuele weerbaarheid en analyse van 17 projecten
op randvoorwaarden en succesfactoren, Internationaal Informatiecentrum en Archief voor de Vrouwenbeweging en Rutgers
Nisso Groep, 2008 Pagina 15 van 25
49 Kamerstukken 2008-2009, kenmerk 30 420, nr. 135, 2 april 2009
minder.50 Gezocht moet worden naar de beste aanpak om jongens beter te Ons kenmerk
bereiken. De verschillen tussen (seksualiteit van) jongens en meisjes vereisen PG/CI-2965226
meer maatwerk binnen de hulpverlening. Ik zal dit bespreken met de uitvoerders
van de seksualiteitsspreekuren.
Ik laat de Veilig Vrijen campagne vanaf 2010 uitbreiden met een campagne
Seksuele weerbaarheid. Hiervoor stel ik 800.000 per jaar beschikbaar.51 Het
doel van deze aanvullende campagne is jongeren weerbaar en competent te
maken als het gaat om relaties en seksualiteit (het bevorderen van seksuele
interactiecompetentie) en daarmee problemen als seksuele dwang en ongewenste
zwangerschappen te voorkomen. Ik heb de ontwikkelaars van de campagne
gevraagd extra aandacht te besteden aan de seksuele vorming van jongens.
Daarnaast stelt de minister van OCW een eenmalige financiële impuls van
350.000 beschikbaar om de campagne te versterken op de onderdelen
mediawijsheid, culturele en gender aspecten, weerbaarheid jongens, projecten
gericht op scholen en opvoedondersteuning.
Seksuele gezondheid Nieuwe Nederlanders
Uit onderzoeken52 blijkt dat nieuwe Nederlanders op het gebied van seksualiteit
meer problemen ondervinden dan autochtone Nederlanders. Surinaamse en
Antilliaanse jongeren lopen bijvoorbeeld meer risico op soa. Bij mensen uit sub-
sahara Afrika wordt vaker een hiv-infectie gediagnosticeerd en chlamydia komt
veel voor onder mensen uit Suriname en de Antillen. Turkse en Marokkaanse
jongens hebben meer ervaring met het uitoefenen van seksuele dwang en zijn
relatief vaker slachtoffer van seksuele dwang dan andere jongeren. Ondanks extra
inspanningen de afgelopen jaren worden de problemen op het gebied van
seksuele gezondheid onder nieuwe Nederlanders nog niet minder. Uit gesprekken
met professionals is gebleken dat er wel preventieprogramma's en
-projecten beschikbaar zijn, maar dat het probleem vaak ligt bij de uitvoering: de
doelgroep of de mensen die dicht bij de doelgroep staan en die de programma's
en projecten moeten uitvoeren, worden niet goed bereikt.53 Ik ga er de komende
jaren aan werken deze doelgroep beter te bereiken. Hiervoor heb ik 1 miljoen
per jaar gereserveerd. Dit geld is beschikbaar voor GGD'en die in samenwerking
met lokale zelforganisaties projecten gaan uitvoeren waarmee de seksuele
gezondheid van nieuwe Nederlanders kan worden verbeterd. GGD'en moeten bij
deze projecten actief samenwerken met verbanden waarin de doelgroep zelf is
vertegenwoordigd.54 De acht coördinerende GGD'en die ook een belangrijke rol
vervullen voor de aanvullende curatieve soa-zorg en de seksualiteitsspreekuren
hebben ook hierin een coördinerende rol, het RIVM/CIb heeft een regierol. GGD'en
en lokale zelforganisaties zijn inmiddels met projecten gestart. Hierbij moet
gedacht worden aan een workshop voor allochtone VMBO- en MBO-leerlingen over
verschillende aspecten van seksuele gezondheid door allochtone MBO-studenten,
of community based projecten uitgevoerd door verschillende migranten
50 Bij de Sense-spreekuren in Noord-Nederland bijvoorbeeld komen veel meer meisjes dan jongens. Wanneer men jongens
zelf opzocht, kwamen er zeer goede gesprekken op gang en bleken jongens allerlei vragen te hebben en behoefte te
hebben over seksualiteit te praten. Betreffende hulpverleners vermoeden dat jongens liever in een andere setting over
seksualiteit praten en meisjes bijvoorbeeld makkelijker een hulpverlener opzoeken om hun vragen en problemen te
bespreken.
51 PG/ZP-2.890.176, november 2008
52 Waaronder Rapport Seks onder je 25e, Rutgers Nisso Groep en Soa Aids Nederland, 2005; Rapport Seksuele gezondheid
in Nederland 2006, Rutgers Nisso Groep, 2006; Rapport Doel(groep) bereikt. Bevordering van de seksuele gezondheid
tegen een culturele achtergrond, Research voor Beleid, 2009; en Sexually transmitted infections including HIV, in the
Netherlands in 2008, RIVM, 2009
53 PG/ZP 2.859.849, Allochtonen en seksuele gezondheid, 4 juli 2008
54 Denk aan allochtone ontmoetingsplaatsen, religieuze leiders, scholen met een groot aantal leerlingen van allochtone Pagina 16 van 25
afkomst, allochtone media etcetera.
zelforganisaties met de focus op reductie van stigma en taboe rond hiv. Ik laat Ons kenmerk
deze projecten evalueren op onder andere het bereik van de doelgroepen en de PG/CI-2965226
effectiviteit van de aanpak.
De minister voor WWI ondersteunt gedurende deze kabinetsperiode een meerjarig
project van samenwerkingsverbanden van migranten en vluchtelingen (verenigd
in het Landelijk Overleg Minderheden - LOM) en het COC om homoseksualiteit
bespreekbaar te maken. De LOM-partners zullen zich richten op mentaliteits-
verandering onder nieuwe Nederlanders. Het COC zal zich inzetten op het
vergroten van de weerbaarheid van homo- of biseksuelen met een migranten-
achtergrond. Het bereiken van migrantenjongeren is hierbij een belangrijk
aandachtspunt.
Nederlanders met een lage sociaaleconomische status
Uit onderzoek en gesprekken met het veld komt het beeld naar voren dat mensen
met problemen op het gebied van seksuele gezondheid vaak laagopgeleid zijn of
een lage sociaaleconomische status hebben. Twee voorbeelden: laagopgeleide
jongeren hebben meer ervaring met seksueel geweld en seksueel misbruik dan
hoogopgeleide jongeren. Laagopgeleide jongeren hebben ook meer ervaring met
ongeplande zwangerschap dan hoogopgeleiden.55
Binnen het programma Seksuele gezondheid van de jeugd van ZonMw wordt extra
aandacht gegeven aan jongeren van allochtone afkomst en jongeren met een lage
sociaaleconomische status. Ook binnen bovengenoemde projecten voor nieuwe
Nederlanders door GGD'en en lokale zelforganisaties is extra aandacht voor
mensen met een lage sociaaleconomische status. Ook op andere wijze wil ik deze
groep beter bereiken. Binnen de Regeling Aanvullende Seksualiteits-hulpverlening
zal ik bezien op welke wijze we jongeren met een lage sociaaleconomische status
beter kunnen bereiken, bijvoorbeeld via meer outreach activiteiten op scholen
waar deze doelgroep zich bevindt. Ook de jeugdgezond-heidszorg biedt
mogelijkheden deze groep beter te bereiken. Bijvoorbeeld via een contactmoment
rond 15/16 jaar waarover het RIVM/Centrum Jeugdgezondheid heeft geadviseerd.
Gemeenten kunnen tot een dergelijk extra contactmoment besluiten en deze
bijvoorbeeld laten plaatsvinden in settings (zoals school) waar zich specifieke
doelgroepen bevinden. Met een dergelijk extra contactmoment kunnen gemeenten
dus ook jongeren met een lage sociaaleconomische status beter bereiken.56
Loverboys krijgen nog steeds kans
Jaarlijks worden te veel meisjes slachtoffer van een loverboy. Precieze aantallen
zijn niet bekend, het gaat in elk geval om meer dan 200 meiden.57 Zoals in het
vorige hoofdstuk benoemd gaat het hier eigenlijk om pooiers (daarom wordt ook
wel gesproken van pooierboys). Loverboys kunnen hun gang gaan zolang meisjes
geen weerstand kunnen bieden aan de druk die loverboys vaak eerst met lieve
woorden, cadeautjes en aandacht, later met psychische danwel fysieke dwang -
uitoefenen. Veel meiden zijn nog niet weerbaar genoeg om met deze druk om te
kunnen gaan. Ook blijkt hieruit de respectloze manier waarop deze jongens
meiden behandelen.
Ik blijf investeren in de seksuele en relationele vorming van meisjes.
Weerbaarheid is één van de belangrijke thema's die aan de orde komen in de
lespakketten, folders en andere interventies die ik financier. Met subsidie van VWS
55 Rapport Seks onder je 25e, Rutgers Nisso Groep en Soa Aids Nederland, 2005
56 Ontwikkelingen in de jeugdgezondheidszorg, PG/JFB 2.913.705, 10 juli 2009
57 Uit cijfers van het ministerie van Justitie waren er in 2007 202 slachtoffers; dit aantal is gebaseerd op het aantal Pagina 17 van 25
aangiften. Er wordt niet altijd aangifte gedaan.
is bovendien een apart lespakket over loverboys ontwikkeld.58 Hiermee kan de Ons kenmerk
kans dat meisjes slachtoffer worden van een loverboy worden gereduceerd. PG/CI-2965226
Wanneer ondanks deze inspanningen op het terrein van preventie meisjes toch
slachtoffer worden van een loverboy, voeren politie en justitie actief beleid om
loverboys te vervolgen. Eerder noemde ik al de Taskforce Aanpak Mensenhandel.
Om het probleem van het tekort aan opvang van slachtoffers van loverboys op te
lossen is besloten tot de eerdergenoemde pilot categorale opvang voor
slachtoffers van mensenhandel.
Aandacht voor seksuele gezondheid op school
In de kerndoelen van het onderwijs is vastgelegd dat scholen aandacht moeten
besteden aan bijvoorbeeld lichaam en gezondheid.59 De manier waarop scholen
hier invulling aan geven, bepalen zij zelf. Seksuele en relationele vorming als
zodanig is dus niet verplicht. Het gesprek in de klas over dit onderwerp blijkt niet
altijd vanzelfsprekend. Sommige scholen zijn actief, anderen weten niet goed hoe
ze het aan moeten pakken of vinden het niet passen in hun levensbeschouwelijke
of religieuze opvatting. Sommige scholen richten voorlichting te veel op de
biologische en minder op de relationele aspecten. Binnen multireligieuze en
multiculturele groepen kan voorlichting op school extra gecompliceerd zijn, omdat
leerlingen niet altijd vertrouwd zijn met de thema's of schuld en schaamte-
gevoelens ervaren bij het praten over seksualiteit.60 De mate van aandacht op
scholen is vaak docentafhankelijk. Uit onderzoek van de Inspectie voor het
Onderwijs naar incidenten rond seksuele diversiteit en -weerbaarheid en het
onderwijsaanbod van scholen, blijkt dat de meeste scholen geen gestructureerd
(les)aanbod gericht op seksuele diversiteit en seksuele weerbaarheid hebben.61
Onderzoeken tonen aan dat er meer aandacht voor seksuele weerbaarheid en
-diversiteit nodig is.62 Ook professionals zoals de Rutgers Nisso Groep of GGD'en
pleiten voor meer aandacht voor seksuele gezondheid op scholen. Ook ik vind dat
scholen meer aandacht moeten besteden aan seksuele gezondheid. De Tweede
Kamer heeft het kabinet tijdens het overleg over seksualisering gevraagd de
kerndoelen op dit punt aan te scherpen.63 Het ministerie van OCW heeft het
(onderwijs)veld door een veldraadpleging hierover geconsulteerd.64 De Primair
Onderwijs-raad (PO-raad), Voortgezet Onderwijs-raad (VO-raad) en een deel van
de besturenorganisaties (de Besturenraad, voor christelijk onderwijs en de Bond
Katholiek Beroeps- en Voortgezet onderwijs) gaven expliciet aan tegen het
aanpassen van de kerndoelen te zijn. Anderen (de Vereniging voor Gereformeerd
Schoolonderwijs, de Islamitische Scholen Besturen Organisatie en de Vereniging
van openbare en algemeen toegankelijke scholen) zijn niet expliciet tegen maar
zien het als een aanvulling op de door iedereen gedeelde opvatting dat een
`bottom-up' aanpak noodzakelijk is. Veel belangenorganisaties en deskundigen
(waaronder de Rutgers Nisso Groep) kunnen zich wel vinden in explicitering van
de kerndoelen op dit onderwerp. Maar een aanwijzing in de kerndoelen alleen
heeft volgens hen ook geen nut en leidt tot symboolwetgeving. Alle partijen zijn
58 Lespakket Loverboys, special bij het lespakket Lang leve de liefde. Dit pakket wordt door bijna alle GGD'en aan scholen
aangeboden
59 Kerndoel 34: Lichaam en gezondheid: De leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk
lichaam, verbanden te leggen met het bevorderen van lichamelijke en psychische gezondheid, en daarin een eigen
verantwoordelijkheid te nemen.
60 Zwijgen is zonde, Rutgers Nisso Groep, 2007
61 Weerbaar en Divers, Inspectie voor het Onderwijs, TK II 2008-2009, 27017, nr. 50
62 Onderwijs Inspectie, Rutgers Nisso Groep
63 17 juni en 1 juli jl.
64 Aan deze veldraadpleging hebben de volgende organisaties deelgenomen: Primair Onderwijs-raad, Voortgezet Onderwijs-
raad, Leerling Ouder Kamer, Stichting Leerplan Ontwikkeling, APS, Rutgers Nisso Groep, GGD Nederland, Empowerment Pagina 18 van 25
Lifestyle Services, COC, Vereniging van gereformeerd onderwijs, Islamitische Scholen Besturen Organisatie, Movisie
het hier over eens. Het ministerie van OCW acht een aanpassing van de Ons kenmerk
kerndoelen daarom niet noodzakelijk, bovendien vindt OCW aanpassing van de PG/CI-2965226
kerndoelen ook niet het geëigende instrument. Het ministerie van OCW zal er in
samenwerking met de sectororganisaties, de PO-raad en VO-raad, voor zorgen dat
besturen van scholen zich committeren aan de urgentie van deze problematiek.
Dit zal gebeuren door:
1) bewustwording en cultuurverandering bij de schoolleiding; zij heeft een
belangrijke functie bij het creëren van een veilig schoolklimaat en een open
cultuur. Door de VO-raad zullen stimuleringsbijeenkomsten voor schoolbesturen
georganiseerd worden waarmee zij handvatten aangereikt krijgen om te werken
aan een meer open cultuur rond dit onderwerp;
2) deskundigheidsbevordering van docenten. Uit het onderzoek van de Inspectie
voor het Onderwijs bleek dat docenten vaak handelingsverlegen zijn. Docenten
hebben handreikingen nodig om dit onderwerp meer bespreekbaar te maken. Er
zal meer ingezet worden op trainingsmogelijkheden (zoals workshops etc).
Het ministerie van OCW zal de Inspectie van het Onderwijs vragen vinger aan de
pols te blijven houden om te kijken of deze initiatieven effect sorteren. Naast de
hierboven beschreven acties zal de Minister van OCW vanuit zijn verantwoordelijk-
heid voor emancipatie het grote aantal beschikbare lesmethoden onder de
aandacht brengen en scholen wijzen op het belang van beschikbaarheid van goede
informatie en trainingsmogelijkheden. Over deze specifieke maatregelen bent u
begin november middels een brief geïnformeerd door de staatssecretarissen van
OCW.65
Los van de kerndoelendiscussie vind ik het belangrijk dat scholen aandacht
besteden aan het onderwerp seksuele gezondheid. De lespakketten die ik laat
ontwikkelen en het beter vindbaar maken van dit materiaal voor scholen via het
RIVM/Centrum Gezond Leven zijn een eerste stap om scholen hiertoe te
stimuleren. Met GGD'en en gezondheidsbevorderende instellingen ben ik
daarnaast in gesprek hoe we hen kunnen ondersteunen scholen te stimuleren
voldoende aandacht te besteden aan seksuele vorming. Het ministerie van OCW
tot slot, is in gesprek met het COC om te bezien hoe de voorlichting over het
thema seksuele diversiteit in samenhang met seksuele weerbaarheid op scholen
kan worden versterkt.
Soa en hiv
In 2004 is het Preventieplan soa en hiv in Nederland opgesteld.66 Vanuit dit plan is
het beleid gericht op actief testen van doelgroepen ontstaan. Ook is een integraal
programma voor soa- en hiv-preventie ontwikkeld waarbij verschillende
gezondheidsbevorderende instellingen67 zijn aangewezen om zich voor de
verschillende risicogroepen68 in te zetten. Ondanks deze inspanningen de
afgelopen jaren, is de soa/hiv problematiek nog steeds groot. Een aantal
voorbeelden:
* Het percentage soa-poli bezoekers met één of meer soa was in 2008
13%;69 Dit percentage lag hoger in specifieke risicogroepen zoals
allochtonen en hiv-positieve mannen die seks hebben met mannen; Bij 35
procent van de bekend hiv-positieve bezoekers werd één of meer soa
65 Kamerstukken 2009-2010, kenmerk 30 420, nr. 144, 11 november 2009
66 PG/ZP-2537024, Preventieplan soa en hiv in Nederland, 2004
67 Soa Aids Nederland, Hiv-vereniging Nederland, Schorer stichting, Mainline
68 1) jongeren, 2) mannen die seks hebben met mannen (MSM), 3) allochtonen, 4) prostitué(e)s en prostituanten, 5)
druggebruikers en 6) personen met hiv Pagina 19 van 25
69 22% van de mannen die seks hebben met mannen en 12% van de heteroseksuele populatie
gevonden; Er lijkt een toename te zijn van chlamydia, onder jongeren is Ons kenmerk
chlamydia de meest voorkomende soa;70 PG/CI-2965226
* Uit onderzoek is gebleken dat jonge mannen die seks hebben met mannen
onveiliger zijn gaan vrijen;71
* Hiv is minder zichtbaar door goede medicatie, wat kan leiden tot een te lage
inschatting van de kans om geïnfecteerd te raken en een onderschatting
van de medische en sociale impact van het moeten leven met een
levenslange chronische infectie;
Daarnaast waarschuwen professionals voor de toename van soa en hiv als gevolg
van andere leefstijlproblematiek, bijvoorbeeld door falend condoom gebruik na
gebruik van alcohol en drugs.
Het soa- en hiv-beleid is aan vernieuwing toe. Met veldpartijen en het RIVM/CIb72
gaat de minister van VWS komend jaar in overleg om het preventieplan te
actualiseren en om te vormen tot een toekomstbestendig integraal soa/hiv-plan.
Naast aandacht voor preventie van hiv, dient de gezondheidszorg in te spelen op
de consequenties die vergrijzing zal opleveren voor de zorg van hiv-geïnfecteer-
den. Door de ontwikkeling en de toepassing van de combinatie therapie voor hiv-
geïnfecteerden (HAART) is de levensverwachting van deze mensen enorm
toegenomen. Omdat verouderingsprocessen en hiv-infectie elkaar beïnvloeden
(beide hebben effecten op het immuunsysteem waardoor een hiv-infectie tot
snellere veroudering of veroudering tot snellere progressie van hiv naar aids kan
leiden) stelt dit andere eisen aan de hulpverlening en zorg in de toekomst.73
Uit onderzoeken74 blijkt dat de regeling Aanvullende Curatieve Soa-zorg zijn
vruchten afwerpt.75 De minister van VWS houdt deze regeling dan ook in stand.76
Op basis van een evaluatie van de regeling heeft het RIVM/CIb een aantal
voorstellen voor verbetering van deze regeling voorgesteld die de minister van
VWS heeft overgenomen. Er wordt een aantal pilots uitgevoerd om de kwaliteit
van de soa-bestrijding te verbeteren ( 140.000). Daarnaast maakt de minister
van VWS het mogelijk dat vanaf 2010 in heel Nederland uniform hiv testbeleid bij
de GGD'en wordt ingevoerd volgens het opting out principe.77 De minister heeft
hiervoor ruim 300.000 per jaar gereserveerd.
Daarnaast willen de minister van VWS en ik er voor zorgen dat de Regeling
Curatieve soa-zorg en de Regeling Aanvullende Seksualiteitshulpverlening beter
op elkaar aan gaan sluiten. De aanvullende soa-bestrijding is primair gericht op
curatie maar binnen deze soa-consulten wordt ook aan preventie gedaan. De
seksualiteitsspreekuren richten zich vooral op preventie maar ook op
hulpverlening. Wij streven ernaar beide regelingen te integreren om zo de
kwaliteit van zorg verder te verbeteren.
Naast verbeteringen van de aanvullende voorzieningen, vinden we het ook
belangrijk te investeren in de kwaliteit van de reguliere - zorg. Zo is het
bijvoorbeeld belangrijk dat de kwaliteit van de eerstelijns seksualiteits-
hulpverlening op peil blijft en dat de aanvullende seksualiteitshulpverlening niet de
70 Sexually transmitted infections including HIV, in the Netherlands in 2008, RIVM, 2009
71 Schorer monitor 2008, Schorer in samenwerking met Universiteit Maastricht, 2008
72 en mensen uit de doelgroep zoals hiv-geïnfecteerden
73 Staat van de infectieziekten, RIVM/Centrum Infectieziektebestrijding, 2009
74 Rapport Seksuele gezondheid in Nederland 2009, Rutgers Nisso Groep, 2009 en Evaluatie Regeling Aanvullende
Curatieve Soa-bestrijding, RIVM/Centrum Infectieziektebestrijding, 2008
75 Het aantal soa-consulten per jaar is sinds 1995 gestegen van 20.000 tot 78.000 in 2007 (Jaarbeeld 2008, RIVM/Centrum
Infectieziektebestrijding 2009 en Evaluatie Regeling Aanvullende Curatieve Soa-bestrijding, RIVM/Centrum
Infectieziektebestrijding, 2008)
76 De regeling aanvullende seksualiteitshulpverlening wordt momenteel geëvalueerd. Op basis van de resultaten worden in
2010 verbeteringen doorgevoerd. Pagina 20 van 25
77 Elke cliënt zal dan ook standaard een hiv-test aangeboden krijgen waarvan de cliënt mag afzien
plaats inneemt van de reguliere eerstelijnszorg. Het moet een aanvullende Ons kenmerk
voorziening blijven. Hetzelfde geldt voor de aanvullende soa-bestrijding. Deze is PG/CI-2965226
bedoeld om GGD'en actief hoogrisicogroepen te laten bereiken. De reguliere soa-
bestrijding wordt echter uitgevoerd de huisarts, en dat dient zo te blijven. Ook
moeten hulpverlening van eerste- en tweedelijn enerzijds en de aanvullende
voorzieningen anderzijds goed op elkaar aansluiten. Tot slot zullen we kwaliteit
van de hulpverlening blijven stimuleren, denk bijvoorbeeld aan het belang van
competenties van hulpverleners om adequaat om te kunnen gaan met hulpvragen
van cliënten met een niet-Westerse culturele achtergrond. Hieronder versta ik ook
het herkennen van mogelijke dwang- en geweldsvormen, en melding daarvan bij
bevoegde instanties. Samen met het RIVM/CIb en zorgverleners zullen wij ons
hoe beraden hoe we deze doelstellingen het beste kunnen bereiken.
Het respect voor mensen die met hiv zijn geïnfecteerd78, laat in ons land nogal
eens te wensen over. Mensen met hiv krijgen regelmatig te maken met
stigmatisering en onterechte uitsluiting. Dit kan effect hebben op iemands
loopbaan, persoonlijke of sociale leven. Uit een recent onderzoek naar
stigmatisering van hiv-geïnfecteerden79 blijkt dat er nog steeds onnodige angst en
onwetendheid is over hiv. Zo zijn er nog veel mensen die een verkeerd beeld
hebben van hoe je een hiv infectie op kan lopen. Dit kan leiden tot
stigmatisering.80 Veel geïnfecteerden blijken te maken te hebben met
stigmatisering door de media, in de werksfeer, bij contacten met financiële
dienstverleners, door familie of hun partner.
Wij vinden het belangrijk dat blijvend wordt gewerkt aan het doorbreken van het
taboe rond hiv en dat stigmatisering wordt tegengegaan. Respect hebben voor
elkaar is daarbij een eerste stap. Ook goede voorlichting over hiv is hierbij van
belang: informatie over hoe je al dan niet hiv kan oplopen bijvoorbeeld. Met
subsidie van de minister van VWS zet Hiv-vereniging Nederland zich in op het
terrein van voorlichting over (leven met) hiv, ondersteuning van mensen met hiv
en het beïnvloeden van sociale omgevingen van hiv-geïnfecteerden. Soa Aids
Nederland en de Schorer stichting doen ook een aantal activiteiten op dit thema.
De minister van VWS gaat binnenkort in overleg met deze partijen om te bezien
hoe zij (eventueel met extra financiële steun van onze kant) extra inspanningen
kunnen plegen om stigmatisering tegen te gaan. Daarnaast hoopt de minister met
de invoering van het hiervoor genoemde uniform hiv-testbeleid per 1 januari
aanstaande, dat testen op hiv gewoner wordt en daardoor het stigma op hiv wordt
voorkomen.
Verontrustende cijfers seksueel geweld
Uit recente onderzoeken blijkt de hardnekkigheid van het probleem van seksueel
geweld. Uit onderzoek van de universiteit Utrecht en de Rutgers Nisso Groep
onder jongeren tussen 16 en 24 jaar oud blijkt dat circa 84 procent van de
meisjes en ruim 66% van de jongens sinds hun 14e verjaardag seksueel
grensoverschrijdend gedrag hebben meegemaakt. Dit varieert van aandringen tot
seks, gebruik maken van dronkenschap om seks te krijgen, gebruik maken van
geweld om seks te krijgen, seksuele opmerkingen, seksuele telefoontjes
etcetera.81 Uit onderzoek van de Rutgers Nisso Groep naar seksueel geweld onder
78 Het aantal volwassenen met hiv in Nederland is per januari 2008 geschat op ongeveer 21.500
79 Bijna 1 op de 6 Nederlanders denkt dat contactsporten waarbij veel gezweet wordt, risico op hiv-infectie met zich
meebrengt. Twee op de vijf Nederlanders denkt dat tongzoenen met iemand die hiv heeft, gevaarlijk is.
80 Stigma onderzoek Universiteit Maastricht en TNO-NIPO, 2009
81 Rapport Laat je horen: een onderzoek naar grensoverschrijdende seksuele ervaringen en gedragingen onder jongeren, Pagina 21 van 25
Universiteit Utrecht en Rutgers Nisso Groep, 2009:
Nederlanders tussen de 15 en 70 jaar, blijkt dat eenderde van de vrouwen in deze Ons kenmerk
leeftijdscategorie (en één op de twintig mannen) aangeeft ooit in haar leven PG/CI-2965226
seksueel geweld te hebben meegemaakt. Twaalf procent van de vrouwen is ooit
verkracht. Volgens hetzelfde onderzoek blijkt dat slechts de helft van de
slachtoffers van seksueel geweld met hulpbehoefte die hulp ook krijgt.82
Deze cijfers zijn zeer ernstig. Seksueel geweld kan ernstige psychische en
lichamelijke gevolgen hebben en moet daarom zoveel mogelijk worden
voorkomen. Met de inspanningen die ik pleeg op het gebied van informeren en het
bevorderen van seksuele en relationele vorming, hoop ik dat mensen voldoende
bagage krijgen om gezonde seksuele relaties aan te gaan en seksuele dwang en
seksueel geweld kan worden voorkomen. Ook bij hulpverleners zoals bij de
zedenpolitie, de GGZ, ziekenhuispersoneel en bijvoorbeeld Sense-spreekuren - is
aandacht voor (preventie van) seksueel geweld. Net als binnen de sport en het
vrijwilligerswerk. Samen met de minister van Justitie en de minister voor Jeugd en
Gezin heb ik bijvoorbeeld een samenhangende aanpak opgesteld, dat zoveel
mogelijk moet voorkomen dat jongeren binnen vrijwilligersorganisaties het
slachtoffer worden van seksueel misbruik of van ongewenst gedrag. Over de grote
lijnen van deze aanpak bent u in 2007 geïnformeerd.83 Specifiek voor de sport
subsidieer ik het project `Bestrijding Seksuele intimidatie 2009-2010' van het
NOC*NSF. Dit project beoogt een sluitend systeem van het voorkomen en
bestrijden van seksuele intimidatie in de sport.84
Wanneer maatschappelijke grenzen worden overschreden en mensen zich toch
schuldig maken aan seksueel geweld, moet de overheid hard optreden door hen te
vervolgen. Dit soort gedrag kunnen we niet tolereren.
Verwaarlozing of een niet-adequate benadering van klachten van seksueel geweld
kan de problemen verergeren en herhaald slachtoffer- danwel daderschap tot
gevolg hebben. Naast het persoonlijk leed dat wordt geleden, heeft dit ook
(financiële) gevolgen voor de maatschappij, omdat slachtoffers niet (optimaal)
kunnen meedraaien in het arbeidsproces, in de psychiatrie belanden of anderszins
langdurige zorg behoeven. Dit maakt de conclusie uit bovengenoemd onderzoek
dat slechts de helft van de slachtoffers met hulpbehoefte die hulp ook krijgt, des
te urgenter. Het onderzoek pleit er voor om preventie van seksueel geweld de
hoogste prioriteit te geven en de hulpverlening na seksueel geweld te verbeteren.
De aanbevelingen sluiten aan bij door mij in gang gezet beleid.
Op dit moment steun ik het landelijk `Partnership Aanpak Seksueel Geweld' vanuit
de VWS-begroting ( 100.000). Dit Partnership is januari 2009 gestart door
Movisie, de Rutgers Nisso Groep en de landelijke ambulante Fiom met als inzet om
als veldpartijen en kenniscentra gezamenlijk een impuls aan te geven aan
Aandringen tot seks: ervaring van 53% van de ondervraagde meisjes, 33.8% van de
jongens;
- Gebruik maken van dronkenschap om seks te krijgen: ervaring van 22.2% van de ondervraagde
meisjes, 19% van de jongens;
- Gebruik maken van geweld om seks te krijgen: ervaring van 9.6% van de ondervraagde meisjes, 2% van de jongens;
- Seksuele opmerkingen: ervaring van 56.5% van de ondervraagde meisjes, 32.9% van de jongens;
- Seksuele telefoontjes: ervaring van 19.8% van de ondervraagde meisjes, 12% van de jongens.
82 Rapport Seksuele gezondheid in Nederland 2009, Rutgers Nisso Groep, 2009
83 Kamerstuk 31 200 VI, nr. 43, 13 november 2007.
De aanpak omvat onder andere omgangsregels die gelden voor iedereen binnen de vereniging, een gedragscode voor
vrijwillige en betaalde medewerkers en een protocol (stappenplan) voor hoe te handelen wanneer zich een incident
voordoet.
84 Een bredere aanpak, bestaande uit met elkaar samenhangende activiteiten, is noodzakelijk om het probleem van
seksuele intimidatie in de sport uit bannen/tot een minimum te beperken. De activiteiten die het NOC*NSF hiervoor gaat
uitvoeren zijn a) het ontwikkelen van een registratiesysteem plegers, b) het ontwikkelen van een opleidingsmodule Pagina 22 van 25
sportkader en c) het (laten) doen van onderzoek naar ernst en omvang van incidentie van seksuele intimidatie in de sport.
verbetering van preventie en aanpak van seksueel geweld. Het Partnership heeft Ons kenmerk
een looptijd van één jaar. Inmiddels zijn al tien partijen bij het Partnership PG/CI-2965226
aangesloten.85 Dit najaar heb ik, samen met de minister van OCW, een extra
financiële impuls gegeven voor nieuwe activiteiten van het Partnership. Het geld is
bedoeld voor het ontwikkelen van trainingen bij algemeen maatschappelijk werk
en GGD-instellingen, het opstellen van een sociale kaart en het ontwikkelen van
instrumenten voor het stimuleren van weerbaarheid van kinderen. Hiervoor
hebben wij 90.000 beschikbaar gesteld. Ook heb ik in het najaar overleg
gevoerd met het Partnership over de stand van zaken en de toekomst. Ik ben
voornemens de subsidie de komende twee jaar voort te zetten. Het Partnership
komt hiervoor met een voorstel.
Wat betreft slachtoffers van seksueel geweld vind ik dat alle betrokken
professionals voortijdig de risico's op geweld in afhankelijkheidsrelaties moeten
kunnen signaleren en moeten weten hoe ze geweld kunnen voorkomen. Daarom
ga ik samen met de ministers van Justitie en voor Jeugd en Gezin de verplichting
tot het hebben en toepassen van een meldcode `huiselijk geweld en
kindermishandeling' wettelijk vastleggen.86 Verder moet er voor alle slachtoffers
van geweld in afhankelijkheidsrelaties, dus ook voor slachtoffers van seksueel
geweld, onmiddellijke en veilige opvang zijn. Voorts dient er vroegtijdige, snelle
en goede hulp te zijn zodat slachtoffers en daders - ongeacht de geweldsvorm -
een leven zonder geweld kunnen leiden. Om dat te bereiken richt ik me samen
met een aantal partijen87 op het tot stand brengen van een toekomstbestendig
stelsel van hulp en opvang. Daarvoor stel ik sinds 2008 een extra bedrag - dat
oploopt tot 32 miljoen in 2012 - beschikbaar voor mijn beleid `Beschermd en
Weerbaar'. Deze extra middelen worden ingezet voor bijvoorbeeld de uitbreiding
van de capaciteit voor de (vrouwen)opvang en de versterking van Steunpunten
huiselijk geweld.88 89
Met betrekking tot vrouwelijke genitale verminking ontwikkel ik momenteel een
landelijke uitrol van de pilots VGV vanaf 2010. Ook span ik me in om de in de
pilots opgebouwde kennis te verspreiden naar alle GGD'en. Daarnaast ontwikkel ik
een medisch certificaat waarmee ouders kunnen verklaren dat zij hun dochter niet
zullen besnijden tijdens verblijf in het buitenland.
Maatschappelijke acceptatie seksuele diversiteit loopt terug
Discriminatie wegens seksuele geaardheid is verboden. Toch krijgen veel mensen
met een homoseksuele, lesbische of biseksuele voorkeur en transgenders te
maken met stigmatisering en discriminatie. Er lijkt een tendens gaande waarin
een (gevoel van) afnemende tolerantie van seksuele diversiteit of een andere dan
de gangbare genderidentiteit waarneembaar is. Uit onderzoek van het Sociaal
Cultureel Planbureau (`Gewoon doen')90 blijkt dat 22 procent van de bevolking
erop tegen is dat het burgerlijk huwelijk is opengesteld voor homoseksuelen
(onder nieuwe Nederlanders ligt dit percentage zelfs veel hoger). Bovendien vindt
85 GGD Nederland, GGZ Nederland, MOgroep, Federatie Opvang, Zedenpolitie en justitie, Pharos, MEE Nederland, Rutgers
Nisso Groep, landelijke ambulante Fiom, Movisie. De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland is geen partner maar werkt
wel samen met het Partnership
86 20 november 2008, Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 28 345, nr. 72
87 Onder andere de Vereniging Nederlandse Gemeenten / centrumgemeenten vrouwenopvang, de Federatie Opvang, GGD
Nederland en de MOgroep Maatschappelijke Dienstverlening & Welzijn
88 Beschermd en weerbaar. Intensivering van de opvang en hulp bij geweld in afhankelijkheidsrelaties, DMO/SSO-2818707,
10 december 2007
89 De aanpak van seksueel geweld is ook onderdeel het programma `huiselijk en seksueel geweld' van Movisie. Deze
organisatie wordt door mij gesubsidieerd Pagina 23 van 25
90 2006
men dat homoseksuelen weliswaar voor hun seksuele voorkeur uit mogen komen, Ons kenmerk
maar zich in de openbare ruimte `zo gewoon mogelijk' dienen te gedragen. Ook PG/CI-2965226
jongeren blijken zich nogal negatief te uiten als het gaat om homoseksualiteit.
Meer dan de helft van de jongens vindt het vies als twee jongens met elkaar
vrijen. Twaalf procent van de jongens en vier procent van de meisjes zou meteen
een punt zetten achter de vriendschap als een vriend/vriendin niet heteroseksueel
blijkt te zijn.91
Ook mensen met een homoseksuele, lesbische of biseksuele voorkeur of een
andere gender identiteit92 moeten deze ongehinderd kunnen uiten. Met het
investeren in seksuele vorming hoop ik ook de maatschappelijke acceptatie van
seksuele diversiteit te bevorderen. Voorlichting over seksuele diversiteit vormt
onderdeel van bredere seksuele opvoeding. Daarnaast wordt specifiek beleid
gevoerd op lesbisch- en homo-emancipatiebeleid. Het kabinetsbeleid tot 2011 is
verwoord in de nota `Gewoon homo zijn' van de minister van OCW (2007).
Hoofddoel van het kabinetsbeleid is het bevorderen van de sociale acceptatie van
homoseksualiteit.
Wanneer mensen er toch toe overgaan anderen wegens hun andere geaardheid of
identiteit te discrimineren of bijvoorbeeld te mishandelen, moeten zij snel en
adequaat te worden vervolgd door politie en justitie.
Mensen met een ziekte of beperking
Mensen met een ziekte of verstandelijke of fysieke beperking ervaren regelmatig
problemen op het gebied van seksualiteit. Zij kunnen problemen ervaren met het
uiten van seksualiteit. Zo krijgen in Nederland jaarlijks ongeveer 74.500 mensen
kanker. Daarvan ervaart naar schatting van professionals 25 tot 50 procent
gedurende ruime tijd of blijvend negatieve gevolgen op het gebied van seksualiteit
en relaties. Mensen met een verstandelijke beperking kunnen dergelijke
problemen ook ervaren, daarnaast gaat het bij hen ook om het aangeven van
grenzen die ze door hun verstandelijke handicap soms moeilijker kunnen stellen
waardoor ze meer kans lopen slachtoffer te worden van seksuele dwang. Komend
jaar wil ik inventariseren welke problemen deze groep, hun omgeving of
zorgverleners precies ervaren en welke interventies reeds voorhanden zijn. Op
basis daarvan besluit ik welke extra investeringen ik moet doen om de seksuele
gezondheid van deze groep te verbeteren.
TOT SLOT
De Wereld Gezondheid Organisatie (WHO) heeft de definitie van seksuele
gezondheid als volgt geformuleerd:
"Seksuele gezondheid is een staat van fysiek, emotioneel en mentaal welbevinden
met betrekking tot seksualiteit. Het is meer dan de afwezigheid van ziekte,
disfunctie of gebrek. Seksuele gezondheid vereist een positieve en respectvolle
benadering van seksualiteit en seksuele relaties. Bovendien vereist seksuele
gezondheid de mogelijkheid om prettige en veilige seksuele ervaringen op te
doen, vrij van dwang, discriminatie en geweld. Om tot seksuele gezondheid te
komen en te handhaven moeten de seksuele rechten van alle mensen worden
gerespecteerd en waargemaakt."
91 Rapport Seks onder je 25e, Rutgers Nisso Groep en Soa Aids Nederland, 2005 Pagina 24 van 25
92 LGBT-mensen: lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender mensen
Met het beleid op het gebied van seksuele gezondheid zoals ik dat in deze brief Ons kenmerk
heb beschreven, denk ik een bijdrage te kunnen leveren aan de in bovenstaande PG/CI-2965226
definitie bedoelde aspecten van seksuele gezondheid van alle mensen in
Nederland, nu en in de toekomst.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Pagina 25 van 25