Rechtbank Amsterdam
Verdachte taxichauffeur blijft langer vast
Amsterdam, 7 januari 2010 - De rechtbank Amsterdam heeft vandaag een
beslissing genomen over de voorlopige hechtenis van een taxichauffeur
die er van wordt verdacht een man te hebben mishandeld op het
Leidseplein tengevolge waarvan die man is overleden.
De verdediging heeft op 6 januari 2010 verzocht om het bevel tot
voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen dan wel te schorsen.
De rechtbank wijst het verzoek tot opheffing van de voorlopige
hechtenis af. Het gevaar voor herhaling is niet veranderd en of er
sprake is geweest van noodweer is nu niet zonneklaar. De voorlopige
hechtenis mag niet langer duren dan een eventuele straf, maar daar is
op dit moment nog geen sprake van. De voorlopige hechtenis wordt ook
niet geschorst. De rechtbank vindt het maatschappelijk belang bij de
voorlopige hechtenis zwaarder wegen dan het â op zichzelf ook zwaar
wegende - belang van verdachte bij zijn gezinsleven.
De zaak komt uiterlijk over drie maanden weer op de zitting.
Hieronder kunt u de gehele beslissing lezen:
Parketnummer: 13/401114-09
Beslissing d.d. 7 januari 2010 om 13.00 uur in de Stheemanzaal ten
aanzien van het bevel tot voorlopige hechtenis.
De verdediging heeft verzocht om het bevel tot voorlopige hechtenis
van verdachte op te heffen dan wel te schorsen.
De voorzitter deelt als beslissing van de rechtbank het volgende mede.
* Ten aanzien van het verzoek om opheffing van het bevel tot
voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank als volgt.
De verdenking, bezwaren en gronden, die tot het verlenen van het bevel
tot voorlopige hechtenis hebben geleid, zijn ook nu nog aanwezig.
Wat betreft de grond van het herhalingsgevaar (de recidivegrond) geldt
naar het oordeel van de rechtbank nog onverkort wat in de eerdere
beslissing van de rechter-commissaris van 8 juli 2009 is overwogen.
Wat de verdediging daarover heeft aangevoerd brengt de rechtbank niet
tot een andere conclusie.
Over het door de verdediging aangevoerde met betrekking tot een beroep
op noodweer overweegt de rechtbank als volgt. Voor het vooruitlopen op
een door de rechtbank te zijner tijd te nemen beslissing op het te
verwachten beroep op noodweer is in dit stadium naar het oordeel van
de rechtbank vereist dat nu al zonneklaar is dat zoân beroep zal
slagen. Die mate van waarschijnlijkheid doet zich naar het oordeel van
de rechtbank in dit geval en op dit moment niet voor.
De verdediging heeft ook een beroep gedaan op artikel 67a lid 3 van
het Wetboek van Strafvordering. Dat artikel bepaalt dat de voorlopige
hechtenis niet langer mag duren dan de uiteindelijk op te leggen
straf. De rechtbank oordeelt dat die situatie zich in dit geval op dit
moment (nog) niet voordoet. Naar het oordeel van de rechtbank komen de
grenzen van het bepaalde in dit artikel binnen drie maanden wel in
beeld.
De rechtbank wijst het verzoek om opheffing van het bevel tot
voorlopige hechtenis af.
* Ten aanzien van het verzoek tot schorsing van het bevel tot
voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank als volgt. De
rechtbank ziet onvoldoende aanleiding voor â tijdelijke â
schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis. De rechtbank
erkent dat de door verdachte aangevoerde persoonlijke belangen
zwaarwegend zijn. Daartegenover staat het maatschappelijk belang
dat is gediend met voortduring van de voorlopige hechtenis. De
rechtbank oordeelt dat dat maatschappelijk belang vooralsnog dient
te prevaleren boven de persoonlijke belangen van verdachte. De
rechtbank wijst het verzoek tot schorsing van het bevel tot
voorlopige hechtenis af. Dit laat onverlet de mogelijkheid dat
verdachte de inrichting voor korte tijd kan verlaten in verband
met persoonlijke omstandigheden zoals genoemd.
Bron: Rechtbank Amsterdam
Datum actualiteit: 7 januari 2010 Naar boven