AIV advies no. 66: Demografische Veranderingen en
Ontwikkelingssamenwerking
Regeringsreactie op AIV advies no. 66: Demografische Veranderingen en
Ontwikkelingssamenwerking
Kamerbrief | 6 januari 2010
De regering dankt de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) voor
het advies "Demografische Veranderingen en Ontwikkelingssamenwerking"
(no. 66 d.d. juli 2009) dat op 18 augustus 2009 aan de Minister voor
Ontwikkelingssamenwerking werd aangeboden.
Tegen de achtergrond van toekomstige demografische ontwikkelingen
heeft de regering de AIV gevraagd te adviseren over de wijze waarop
het Ministerie van Buitenlandse Zaken in het beleid beter kan inspelen
op deze ontwikkelingen in haar streven naar duurzame ontwikkeling.
De belangrijkste conclusie van de AIV dat er nationaal en
internationaal veel meer aandacht moet komen voor de relatie tussen
demografische ontwikkelingen en economische groei en duurzame
ontwikkeling, vrede en veiligheid, schaarste, energieverbruik, milieu,
migratie/mobiliteit en menselijke waardigheid wordt door de regering
gedeeld. Het advies bevestigt de door de regering gekozen prioriteiten
binnen het beleid en geeft nuttige inzichten en aanbevelingen om dit
beleid in de toekomst verder aan te scherpen.
De regering deelt de mening van de AIV dat demografische
ontwikkelingen samen met klimaatverandering tot de grootste
uitdagingen behoren waarvoor de wereld zich in de 21eeeuw gesteld
ziet. De urgentie van dit vraagstuk is groot gegeven de rol die de
factor bevolking speelt in de wereldwijde uitdagingen en problemen
betreffende voedsel- en waterschaarste, energie, economische groei,
klimaat en veiligheid. Zeker in landen met een snel groeiende
bevolking en een economische groei die hierbij uit de pas loopt, zoals
in veel ontwikkelingslanden het geval is, zal het moeilijk worden, zo
niet onmogelijk, om genoeg voedsel en water te verschaffen, scholen en
huizen te bouwen en banen te creëren voor een snel groeiende groep
jongeren.
De regering spreekt haar waardering uit voor de door de AIV
gesignaleerde noodzaak om vanuit een breed perspectief naar dit
vraagstuk te kijken waarbij duidelijk oog is voor de interactie tussen
brede thema's en actuele vraagstukken. Het advies leert ons met een
andere bril te kijken namelijk een bril met een perspectief dat zich
uitstrekt van nu tot 2050. Rekening houdend met dit perspectief zal
het niet zozeer gaan om het op korte termijn formuleren van nieuw
beleid maar meer om het nadrukkelijker verbinden van dit vraagstuk met
bestaande beleidsprioriteiten.
Meer aandacht voor demografische veranderingen
De urgentie van het vraagstuk is voor de regering aanleiding geweest
om het afgelopen jaar bij te dragen aan het organiseren van een serie
lezingen rond het thema Population and Development. De serie werd
georganiseerd door de Society for International Development (SID),
World Population Foundation (WPF) en het Institute for Social Studies
(ISS), en ge-cofinancierd met UNFPA. Deze lezingen zullen, in
aanvulling op het AIV advies, bijdragen tot een actualisering van de
inzichten en het hernieuwd agenderen van het bevolkingsvraagstuk.
Om meer aandacht te krijgen voor demografische veranderingen en
ontwikkelingssamenwerking, beveelt de AIV aan om het onderwerp
duidelijker te positioneren als `global issue' binnen de nieuwe
structuur van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en stelt voor om
hoog in de structuur van het Ministerie een Ambassadeur
Bevolkingsvraagstukken en Duurzame Ontwikkeling aan te stellen.
Naar aanleiding van het AIV advies is de regering voornemens om de
Ambassadeur Duurzame Ontwikkeling (AMDO) tevens verantwoordelijk te
maken voor bevolkingsvraagstukken voor zover ze een relatie hebben met
klimaat en milieu. De regering benadrukt daarbij dat haalbaarheid,
effectiviteit alsmede personele en budgettaire krapte belangrijke
overwegingen zijn bij het besluit om AMDO zich strategisch te laten
toespitsen op klimaat en milieu, eerder dan op de volle breedte van
het bevolkingsvraagstuk.
Verder wil de regering op een aantal beleidsterreinen meer expliciete
aandacht aan demografische veranderingen gaan schenken, ter verdere
verbetering van de kwaliteit van de uitvoering van bestaand beleid. De
AIV adviseert demografische ontwikkelingen en demografische
transitieprocessen onderwerp te maken van de beleidsdialoog met
partnerlanden en van Meerjarige Strategische Plannen (MJSP),
landenprofielen en PRSP's. De regering deelt het standpunt van de AIV
om het vraagstuk van demografische veranderingen explicieter onderdeel
te maken van de diverse analyse- en planningsinstrumenten. Zo zal in
de MJSP 2011 niet alleen een analyse gemaakt moeten worden van de
demografische veranderingen in het betreffende land maar ook het
identificeren van synergie en risicomanagement in elk van de sectorale
programma's en tussen de verschillende sectoren en thema's. Hierbij
zal het scenariodenken versterkt dienen te worden, zal duidelijker
gekeken moeten worden naar de behoeften van de diverse sectoren op
lange termijn en zal er een beter begrip moeten komen voor lokale,
nationale, regionale en mondiale relaties en de onderlinge verbanden.
De regering is van mening dat het gedelegeerde model van de
Nederlandse ontwikkelingssamenwerking precies de kracht is waardoor
Nederland in een sterke positie zit om deze lokale agenda's te
koppelen aan mondiale vraagstukken. Bij de analyse van het
ontwikkelingsproces van landen zullen de demografische dimensies
nauwkeuriger in beeld gebracht moeten worden om zo de effectiviteit
van en prioriteiten binnen het beleid te verbeteren.
De regering deelt dan het standpunt van de AIV dat in de bilaterale
dialoog met politieke leiders en bestuurders in ontwikkelingslanden
aandacht geschonken dient te worden aan demografische analyses (zoals
de beschikbare informatie van OESO/DAC, Wereld Bank, Commission on
Population and Development and UN Department of Economic and Social
Affairs) in relatie tot economische groei, duurzame ontwikkeling en
politieke en sociale stabiliteit.
Contextspecifieke aandacht voor demografische veranderingen
De regering deelt het standpunt van de AIV dat naast de toename van de
wereldbevolking ook demografische transitieprocessen een belangrijke
rol spelen bij de analyse van de knelpunten en mogelijkheden van
demografische ontwikkelingen voor het behalen van de
millenniumdoelstellingen. Demografische transitie wordt hierbij door
de AIV gedefinieerd als de overgang die een bevolking doormaakt van
een situatie van hoge sterfte- en geboortecijfers naar lage sterfte-
en geboortecijfers. Zoals geconstateerd door de AIV heeft de
verhouding tussen het aandeel jeugdigen (onder de 15 jaar), het
werkzame gedeelte van de bevolking (15 tot 65 jaar) en de vergrijzende
bevolking (boven 65 jaar) belangrijke gevolgen voor overheidsbeleid en
ontwikkelingsperspectieven. De AIV belicht in haar advies een drietal
profielen gekoppeld aan een specifieke demografische fase. Met
betrekking tot beleidsontwikkeling vraagt iedere demografische fase
niet alleen om specifieke interventies behorend tot ieder profiel maar
zal ook rekening gehouden dienen te worden met de overgang naar de
volgende fase van het transitieproces, om op deze manier tijdig te
kunnen inspelen op de veranderingen die gaan optreden.
Landen in demografische fase 1 kenmerken zich door een jonge, snel
groeiende bevolking, door afname van sterfte maar aanhoudende hoge
vruchtbaarheidscijfers. In deze landen zal de aandacht uit moeten gaan
naar het verlagen van vruchtbaarheidscijfers door het bevorderen van
sociale rechten als SRGR, gezondheidszorg en onderwijs, vooral ten
behoeve van meisjes en vrouwen. Om het toekomstig potentieel van de
groeiende groep jongeren te kunnen realiseren zal geïnvesteerd moeten
worden in scholing en beroepsopleiding, werkgelegenheid, geïntegreerde
gezondheidsystemen, toegang tot financiële diensten en gelijke toegang
voor mannen en vrouwen tot deze opleidingen, financiële diensten en
arbeidsmarkt.
Demografische fase 2 landen kenmerken zich door bevolkingen met lage
afhankelijkheidsratio's waarbij het grootste gedeelte van de bevolking
zich bevindt in de economisch productieve fase van zijn/haar leven.
Dit is het moment waarop een land de kans heeft een aanzienlijke
economische groei te realiseren en te investeren in de toekomst,
kortom het realiseren van het zogenaamde `demografisch dividend'. In
deze landen is het van belang te investeren in voorzieningen die nodig
zullen zijn als de bevolking in een latere fase van het
transitieproces gaat vergrijzen.
Demografische fase 3 landen kenmerken zich door bevolkingen die door
daling van de sterftecijfers sterk zullen vergrijzen. In deze landen
is het van belang te investeren in voorzieningen voor de oude dag
zowel op het vlak van inkomenszekerheid als gezondheidszorg. Het
vraagstuk van oudedags- en pensioenvoorzieningen en verzekeringen
krijgt op dit moment volop aandacht binnen de beleidsagenda Groei en
Verdeling.
De regering heeft er bewust voor gekozen om binnen het
ontwikkelingssamenwerkingsbeleid een onderscheid te maken tussen typen
partnerlanden op basis van de aard van de ontwikkelingsproblemen,
kwaliteit van bestuur en de mate waarin de MDG's worden bereikt.
Gekozen is voor een drietal profielen namelijk een profiel van landen
met een redelijke mate van stabiliteit en verbeterd bestuur waarbij
het versneld realiseren van de MDG's centraal staat; een profiel van
landen met veiligheidsproblemen of scherpe maatschappelijke
tegenstellingen waarbij de MDG's niet snel haalbaar zijn en veiligheid
en ontwikkeling prioritair is; en een profiel van landen die de status
van middeninkomensland hebben bereikt of binnen niet afzienbare tijd
zullen bereiken en waarbij naast ontwikkelingssamenwerking een breed
spectrum aan beleidsinstrumenten wordt ingezet. De door de AIV
geschetste demografische fasen doen zich in feite in alle drie de
landenprofielen voor ontwikkelingssamenwerking voor. In lijn met het
regeringsbeleid om minder algemeen en meer landenspecifiek te werken
zal er per land gekeken moeten worden naar de demografische
doorwerking in beleidsstrategieën. Zo zal onder andere scherp gekeken
moeten worden of de demografische veranderingen zich voordoen in
rurale gebieden, urbane gebieden of in beide gebieden en waar
uiteindelijk het potentieel voor het demografisch dividend wordt
gerealiseerd. In de beleidsuitvoering zal hier vervolgens rekening mee
gehouden moeten worden bijvoorbeeld wanneer het gaat om het stimuleren
van productieve werkgelegenheid in de stad of op platteland.
De regering deelt de conclusie van de AIV dat het noodzakelijk is nog
sterker in te zetten op het vergroten van de kansen van jongeren, niet
alleen om het potentieel van het demografisch dividend te kunnen
verwezenlijken maar ook om risico's op instabiliteit en sociale onrust
als gevolg van uitzichtloosheid te verminderen. De regering acht het
van belang dat binnen de verschillende sectoren nadrukkelijker
aandacht geschonken wordt aan jongeren. Het betreft hier met name de
verbetering van de gezondheidsdiensten aan jongeren, het relevanter en
kwalitatief versterken van het onderwijs en het stimuleren van de
vaardigheden die noodzakelijk zijn om te kunnen voldoen aan de
vereisten van de arbeidsmarkt, zoals ondernemerschap.
De AIV constateert dat de mogelijkheden om de MDG's daadwerkelijk te
bereiken zich vooral voordoen in landen die een bevolkingsstructuur
bereiken waarin de afhankelijkheidsratio's dalen en de positieve
effecten van het demografisch dividend gerealiseerd kunnen worden.
Goed bestuur en kwalitatief sterke instituties zijn hiervoor
noodzakelijke voorwaarden. Er dient sprake te zijn van een goed
functionerende overheid die middelen verantwoord en transparant
aanwendt voor publieke doelen en die de benodigde diensten levert aan
de bevolking. In de 36 partnerlanden wordt op basis van gedegen
analyses van de bestuurssituatie en begrip voor onderliggende oorzaken
(zgn. Strategische Goed Bestuur en Corruptie Analyses - SGACA's) ruime
aandacht besteed aan het thema Goed Bestuur. Ambassades worden
daarnaast via het Support Programme for Institutional and Capacity
Development (SPICAD) ondersteund om de bevindingen uit de politieke
analyses te vertalen naar concrete inzet op ontwikkeling van
instituties en capaciteit.
De AIV signaleert dat de meeste fragiele staten behoren tot de groep
landen met jonge, snel groeiende bevolkingen en beveelt dan ook aan om
in de programma's ten behoeve van deze landen een structurele plaats
in te ruimen voor SRGR, met aandacht voor toegang tot family planning.
Deze aanbeveling is in lijn met de constatering in andere
onderzoeksrapporten ("Aids, Security and Conflict", Aids Security and
Conflict Initiative (2009); "Strategy for Dutch Engagement in Health
Recovery Processes in Fragile States", Netherlands Platform for Global
Health Policy and Health Systems Research (2009); "The Security
Demographic - Population and Civil Conflict after the Cold War",
Population Action International (2003), waarin specifieke aandacht
voor SRGR in fragiele staten wordt bepleit. Internationaal lijkt voor
dit onderwerp een zeker momentum te ontstaan (bijvoorbeeld door de
mogelijkheid dat de nieuwe VS regering weer actief wordt op dit
terrein, nadat onder de vorige regering onder meer steun aan het
Reproductive Health Response in Conflict Consortium werd gestopt). De
recente samenwerking tussen WHO en UNFPA om meer structureel aandacht
te besteden aan SRGR in humanitaire noodsituaties (de zogenaamde
Granada consensus, door WHO gepresenteerd in Stockholm op 21 oktober
jongstleden) is een initiatief dat door de regering wordt aanmoedigd.
Huidige beleidsprioriteiten en demografische veranderingen
In de beleidsdialoog met betrekking tot bevolkingsvraagstukken dient
de rechtenbenadering leidend te zijn. Nederland zal zich blijven
verzetten tegen bevolkingspolitiek als symptoombestrijding.
Demografisch beleid dient ingebed te zijn in een bredere aanpak
gericht op respect voor mensenrechten, gezondheid voor iedereen,
vermindering van armoede en bescherming van de leefomgeving. Het Cairo
Programme of Action als aangenomen tijdens de International Conference
on Population and Development in 1994, blijft daarbij een wezenlijk
instrument. Zo biedt de Cairo agenda immers precies de handvatten voor
het inspelen op de huidige demografische ontwikkeling, vooral voor de
enorme groep jongeren in de wereld. Ook benadrukt de Cairo agenda de
noodzaak om in vrouwen en meisjes te blijven investeren (o.m. door
onderwijs) en legt het de link tussen SRGR en duurzame ontwikkeling.
De Nederlandse regering werkt consistent aan de uitvoering van het
Cairo Programme of Action en draagt bij aan het verminderen van de
enorme behoefte (zgn. `unmet need') aan family planning (die bijv. in
Sub-Sahara Afrika zo'n 30% bedraagt). Nederland is internationaal één
van de weinige landen die daarbij bereid is bestaande taboes (zoals
het bespreekbaar maken van seksualiteit, en seks onder jongeren) aan
de orde te stellen, inclusief in de politieke beleidsdialoog. Wat
betreft abortus (opnieuw een taboe onderwerp dat Nederland niet uit de
weg gaat), zet ons land zich onverminderd in voor het bespreekbaar
maken van abortus en de consequenties van onveilige abortus (hoge
moedersterfte). Nederland ziet abortus niet als methode van family
planning, maar maakt zich (op basis van eigen ervaring met nationaal
beleid) sterk voor veilige abortus en minder restrictieve wetgeving
want wereldwijd is onveilige abortus verantwoordelijk voor niet minder
dan 13% van de moedersterfte.
Gegeven het belang voor sociale en economische ontwikkeling heeft de
regering, in aansluiting met het AIV advies, bij de keuzes voor
bezuinigingen binnen de OS-begroting als gevolg van de daling van het
BNP deze prioriteiten zo weinig mogelijk aangetast. Zoals verwoord
gedurende de recente "High Level Meeting on Maternal Health -
Millennium Development Goal 5" in Addis Abeba, zal het bereiken van
vooral MDG 3 en MDG 5 alleen dichterbij komen wanneer sterker hierop
wordt ingezet. Dit betekent voor de aanbevolen integratie van
demografische ontwikkelingen in beleid, dat hierbij de verbetering van
de positie van vrouwen en meisjes specifieke aandacht dient te
krijgen, en de wereldwijde investeringen in SRGR fors moeten toenemen.
Voor wat betreft de begroting 2010 heeft de regering dan ook besloten
om het financiële niveau ten behoeve van SRGR op hetzelfde niveau als
voorgaande jaren te handhaven. Tegelijkertijd roept de regering andere
donoren op om hetzelfde te doen. Zoals ook geconstateerd door de AIV
is er binnen het Nederlandse beleid sprake van een sterke verwevenheid
en integratie van de thema's HIV/AIDS en SRGR. Zo benadrukt Nederland
het belang van het thema SRGR en gender in de steun die zij geeft aan
o.a. het Global Fund (GFATM) en UNAIDS.
De regering is verheugd met de conclusie van de AIV dat de juiste
prioriteiten binnen het beleid zijn gesteld. Het bevorderen van
sociale rechten als SRGR, gezondheid en onderwijs van met name meisjes
en vrouwen, is van groot belang voor ontwikkeling van landen.
Geïntegreerde gezondheidssystemen waarin aandacht geschonken wordt aan
preventieve zorg, seksuele voorlichting en family planning zijn van
groot belang alsook de integratie van SRGR in het onderwijs en andere
ontwikkelingsprogramma's. In lijn met het AIV advies zal de regering,
zoals hierboven aangegeven, zowel op nationaal als internationaal
niveau via de daartoe geëigende fora, kanalen en instrumentaria
nadrukkelijker aandacht vragen voor de gevolgen van demografische
transitieprocessen voor ontwikkelingslanden.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Ministerie van Buitenlandse Zaken