Datum 4 januari 2010 Uw brief
Schriftelijk overleg over de brief van 11 juni 2009 inzake het rapport van
de IGZ over de kwaliteit van zorg door niet-jaardocumentplichtige Correspondentie uitsluitend
richten aan het retouradres
thuiszorgorganisaties met vermelding van de datum
en het kenmerk van deze
brief.
Geachte voorzitter,
Hierbij doe ik u mijn reactie toekomen op de vragen van de vaste commissie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de brief van 11 juni 2009 inzake het
Rapport van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de kwaliteit van zorg door
niet-jaardocumentplichtige thuiszorgorganisaties1.
Allereerst dank ik de leden van de CDA-fractie, PvdA-fractie en SP-fractie voor hun
inbreng in dit schriftelijk overleg. Alvorens ik de vragen beantwoord in de volgorde
waarin ik ze ontvangen heb, wil ik u informeren over de stand van zaken met
betrekking tot de aanpak van nieuwe organisaties die zich begeven op de
zorgmarkt, de zogeheten nieuwe toetreders.
In mijn brief aan uw Kamer d.d. 11 juni 2009 heb ik aangegeven dat ik een
aanpak wil verkennen waarbij startende thuiszorgorganisaties getoetst worden op
de aanwezigheid van randvoorwaarden om verantwoorde zorg te kunnen leveren.
Daarbij heb ik twee voorwaarden gesteld. Deze aanpak moet ten eerste zo veel
mogelijk in lijn zijn met het gefaseerd toezicht door de Inspectie van de
Gezondheidszorg en ten tweede moet de administratieve belasting voor de
toetredende thuiszorgorganisatie tot een minimum beperkt blijven.
Ik ben vervolgens met de Inspectie aan de slag gegaan, waarbij ik de scope
verbreed heb van uitsluitend startende thuiszorgaanbieders naar alle nieuw
toegetreden zorgorganisaties binnen de langdurige zorg. Daarmee geef ik tevens
uitwerking aan de gewijzigde motie Leijten2.
Voor een goede werking van de mij voor ogen staande aanpak van nieuwe
toetreders, zoals ik die in mijn brief van 11 juni heb beschreven, is in ieder geval
van belang dat:
a. er is sprake van een overzichtelijke en transparante sector waarbij
nieuwe toetreders gemakkelijk traceerbaar zijn.
b. de Inspectie beschikt over een instrumentarium om de (potentiële)
prestaties en bijbehorende risico's voor onverantwoorde zorgverlening
1 Kamerstukken II 2008-2009, 23 235, nr. 89
2 Kamerstukken II 2008-2009, 31 913, nr. 4 Pagina 1 van 14
van nieuwe toetreders adequaat te kunnen beoordelen en op basis Ons kenmerk
daarvan de gewenste intensiteit van het toezicht te kunnen bepalen. DLZ/CB-U-2956268
Vanuit deze aandachtspunten bezien is de stand als volgt.
Om zicht te krijgen op wie de nieuwe toetreders zijn binnen de langdurige zorg en
waar zij `zitten', heb ik het CIBG gevraagd een registratiefaciliteit te ontwikkelen
aanvullend aan het register voor privéklinieken en privéverzorgings- en
verpleeghuizen zoals dit recent door het CIBG is afgerond. Op dit moment kan ik
echter nog geen zorgaanbieder de verplichting opleggen zich te laten registreren.
De Wet Cliëntenrechten Zorg (Wcz) is nog in ontwikkeling en de Wet uitbreiding
bestuurlijke handhaving volksgezondheidswetgeving (Wubhv), waarmee in de
Kwaliteitswet zorginstellingen een wettelijke basis gelegd wordt waarmee
privéklinieken en privéverzorgings- en verpleeghuizen verplicht worden zich in te
schrijven in een register, is nog niet van kracht. Integraal zicht op nieuwe
toetreders in de langdurige zorg ontbreekt dan ook vooralsnog. Ik verwacht echter
dat nieuwe toetreders ook `spontaan' in beeld komen bij implementatie van de
herziene Regeling kwaliteitsjaarverslag per 1 januari 2010. Daarbij zal onder meer
ook voor de zorgaanbieders in de VV&T, anders dan intramuraal, gaan gelden dat
zij een kwaliteitsjaarverslag uitbrengen met gebruikmaking van hetzij het
jaardocument zoals bedoeld in de Regeling verslaggeving WTZi, hetzij het model-
kwaliteitsjaarverslag wat via www.zichtbarezorg.nl beschikbaar is. Daarnaast heb
ik geregeld dat zorginstellingen met ingang van 2010 dus over het verslagjaar
2009 in het jaardocument vermelden welke zorgaanbieders eventuele zorg voor
hen in onderaannemerschap hebben uitgevoerd. Ik verwacht dat hierdoor per 1
juni 2010 veel tot dusver `onzichtbare' niet- jaardocumentplichtige aanbieders in
beeld komen. Ten slotte meld ik u dat particuliere zorginstellingen zich sinds april
2007 vrijwillig kunnen laten registreren bij de Inspectie. Tevens neemt de
Inspectie zorgaanbieders die door het CIBG worden aangeleverd, of die op basis
van meldingen, toevalstreffers, etc. zichtbaar worden op in hun bestand.
Ik ben voornemens om in het voorjaar van 2010 een informatiecampagne te
starten gericht op private instellingen in de langdurige zorg, waarbij ik onder meer
de mogelijkheid van vrijwillige registratie wil promoten.
De Inspectie heeft een tool ontwikkeld aan de hand waarvan zowel kan worden
bepaald of een nieuwe toetreder al dan niet onder de reikwijdte van de
Kwaliteitswet zorginstellingen valt alsook of betreffende aanbieder over de juiste
randvoorwaarden beschikt om verantwoorde zorg te kunnen leveren. Tevens is
een drietal scenario's ontwikkeld, waarbij de door toetreders verstrekte informatie
wordt vertaald in scores die leiden tot indeling in risicocategorieën en op basis
waarvan de toezichtsacties kunnen worden bepaald. Deze instrumenten worden
momenteel in de laatste fase getest bij leden van Branchebelang Thuiszorg
Nederland (BTN). Op basis van de bevindingen zal het instrumentarium verder
worden verfijnd, zodat het klaar is om in het voorjaar 2010 te worden ingezet bij
de instellingen die op dat moment bij de Inspectie bekend zijn.
Al met al is het traject om te komen tot een aanpak waarbij startende zorgorgani-
saties getoetst worden op de aanwezigheid van randvoorwaarden om verant-
woorde zorg te kunnen leveren, een traject waarin lastige uitvoeringstechnische
hobbels moeten worden genomen en reeds genomen zijn. Ik ben er echter van
overtuigd dat door de gekozen aanpak nieuwe toetreders, al dan niet met
vooropgezet doel, veel lastiger buiten het beeld van de Inspectie kunnen blijven. Pagina 2 van 14
Echter, een volledige dekking van het toezicht op nieuwe toetreders is pas Ons kenmerk
mogelijk als de wettelijke registratieplicht, zoals voorzien in de Wcz een feit is. DLZ/CB-U-2956268
CDA
1
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot het onderwerp?
1
Het door de Inspectie gestarte project `niet jaardocumentplichtige thuisorgani-
saties' loopt nog steeds. In mijn brief d.d. 11 juni 2009 schreef ik reeds dat van
de 26 in het rapport opgenomen thuiszorgorganisaties 25 hoog tot zeer hoog
scoren als het gaat om risico's voor onverantwoorde zorg. Uiteindelijk zijn 29
organisaties bezocht. Al deze organisaties hebben een plan van aanpak moeten
opstellen voor verbetermaatregelen en zijn verplicht periodiek te rapporteren aan
de Inspectie over de voortgang van deze maatregelen. De Inspectie ziet nauw-
lettend toe. In één geval heeft de Inspectie een bevel tot sluiting gegeven. Ik heb
dit bevel verlengd voor de duur dat betreffende organisatie niet aan de voor-
waarden voldoet om verantwoorde zorg te kunnen leveren.
Ik meldde reeds in mijn brief dat één organisatie zich op basis van het bezoek en
de rapportage van de Inspectie had teruggetrokken als zorgaanbieder. Daarnaast
maken twee organisaties bezwaar tegen openbaarmaking van de bevindingen.
Hierbij speelt onder andere het dispuut of de activiteiten van betreffende
instellingen al dan niet onder de reikwijdte van de Kwaliteitswet zorginstellingen
vallen. De procedure ten aanzien van deze twee organisaties loopt momenteel
nog.
2
Zorgvragers moeten er toch vanuit kunnen gaan dat ze een deskundige
medewerker aan het bed krijgen? Hoe verhoudt zich dit tot de wet Beroepen in de
Individuele Gezondheidszorg (BIG) voor de verpleegkundigen in de thuiszorg?
2
Ik ben het van harte met de leden van de CDA-fractie eens dat zorgvragers er van
uit moeten kunnen gaan dat ze een deskundige medewerker aan het bed krijgen.
Het hangt echter van de aard en complexiteit van de zorgvraag af welke eisen aan
de deskundigheid mogen en kunnen worden gesteld. Cliënten met een hulpvraag
voor zorg door verpleegkundigen mogen er op rekenen dat verpleegkundigen in
het BIG-register zijn opgenomen. Voor verzorgenden en helpenden geldt dat niet.
De meeste thuiszorgorganisaties zetten verpleegkundigen in voor de functie
verpleging terwijl voor de persoonlijke verzorging en begeleiding verzorgenden en
helpenden worden ingezet. De thuiszorgorganisatie is verantwoordelijk voor de
kwaliteit van de zorg en van het personeel en de Inspectie ziet daar op toe.
3
Hoe kan het dat het Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg vaak niet bekend was bij
de onderzochte niet-jaardocumentplichtige thuiszorgorganisaties? Hoe gaat de
staatssecretaris die bekendheid bevorderen?
Pagina 3 van 14
3 Ons kenmerk
Ik vind het niet bekend zijn van het Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg bij DLZ/CB-U-2956268
zorginstellingen niet getuigen van professionaliteit. Mij dunkt dat iedere
zorgaanbieder die zichzelf serieus neemt, actief op zoek gaat naar c.q. zich
vergewist van het bestaan van normen waaraan het eigen handelen, en de
kwaliteit daarvan, kan worden getoetst. Zorgaanbieders hebben hierin een eigen
- professionele verantwoordelijkheid. Daarbij komt nog dat het Kwaliteitskader
relatief laaghangend fruit is. Er is mijns inziens voldoende aandacht besteed in de
diverse vakbladen en andere zorggerelateerde media aan de ontwikkeling, start
en doorontwikkeling van het kwaliteitskader.
Ik verwacht van alle zorgaanbieders in de VVenT dus ook van de niet-
jaardocumentplichtige thuiszorgorganisaties, dat zij zich met ingang van het
verslagjaar 2010 verantwoorden over kwaliteit op basis van de indicatoren
verantwoorde zorg. De regeling Kwaliteitsjaarverslag heb ik daartoe samen met
de minister aangepast. Het lijkt mij evident dat de groep niet-jaardocument-
plichtige thuiszorgorganisaties die aangeeft niet bekend te zijn met het
Kwaliteitskader Verantwoorde Zorg, dit hierdoor straks niet langer kan volhouden.
4
Wanneer kan de Kamer de resultaten van het follow-upbezoek verwachten?
4
De Inspectie hanteert de beleidslijn dat de rapporten in het kader van het
gefaseerd toezicht actief openbaar worden gemaakt via de website van de
Inspectie, www.igz.nl. Bij het inzetten van verscherpt toezicht of
handhavingsmaatregelen als bevel of aanwijzing in het kader van de Kwaliteitswet
zorginstellingen, publiceert de Inspectie hierover via haar website een persbericht.
De bezoeken in het kader van het rapport > en de follow-upbezoeken van de in het Inspectierapport
opgenomen niet-jaardocumentplichtige thuiszorgorganisaties zijn wezenlijk niet
anders dan de reguliere bezoeken door de Inspectie aan overige zorgaanbieders in
het kader van het gefaseerd toezicht.
5
In hoeverre verschillen de sanctiemogelijkheden voor instellingen zonder WTZi-
toelating van die voor instellingen mét WTZi-toelating? Hoe waardeert u deze
verschillen?
5
De sanctiemogelijkheden voor instellingen mét of zonder WTZi-toelating
verschillen niet, wanneer het gaat over de geleverde kwaliteit van zorg.
6
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aanpak van nieuwe toetreders op
de thuiszorgmarkt en de rol van de Inspectie voor de Gezondheidszorg hierin?
6
Op de stand van zaken met betrekking tot de aanpak van nieuwe toetreders en de
rol van de Inspectie hierin, ben ik hierboven ingegaan. Pagina 4 van 14
Ons kenmerk
DLZ/CB-U-2956268
7
Is in het overleg met de betrokken partijen ook het zorgkantoor betrokken en de
rol die zij kunnen spelen bij het toetredingsproces?
7
Het zorgkantoor speelt alleen een rol bij het toetredingsproces van zorgaanbieders
die een WTZi-toelating willen krijgen.
8
In hoeverre wordt het keurmerk voor bemiddelingsbureaus nu echt een keurmerk
voor de hele sector? Hoe gaat het straks met instellingen die niet aangesloten zijn
bij een platform of brancheorganisatie? Ziet de staatssecretaris verder met deze
leden het gevaar van extra administratieve lasten die voor kleine
thuiszorgaanbieders onevenredig zwaar op de organisatie drukken? Hoe
ziet/beoordeelt de staatssecretaris hierin de verhouding tussen goede
kwaliteitsborging enerzijds en de mogelijkheid voor het toetreden van
kleinschalige thuiszorgorganisaties anderzijds?
8
Per Saldo heeft gevraagd heeft gevraagd voor de ontwikkeling van een keurmerk.
Het gaat hierbij uitsluitend om bureaus, die bemiddelen tussen mensen met een
persoonsgebonden budget en de zorgaanbieder(s). Het is de bedoeling dat
bemiddelingsbureaus de kosten van het keurmerk zelf betalen.
Het is dus geen keurmerk voor zorgaanbieders en de administratieve lasten en
kwaliteitsborging van zorgaanbieders is hierbij niet aan de orde.
Daarnaast is er een keurmerk ontwikkeld voor zelfstandigen zonder personeel: het
zgn. zoz-keurmerk. Dit heeft betrekking op de kwaliteit van de zorgverlening door
de zzp'er en niet op bemiddeling.
9
Zijn er mogelijkheden om vooruitlopend op het van kracht worden van de Wet
cliëntenrechten zorg (Wcz) al tot registratieplicht voor niet-jaardocumentplichtige
thuiszorgorganisaties te komen?
9
Nee, voor de argumenten voor dit antwoord verwijs ik de leden van de CDA-
fractie naar mijn hierboven gegeven weergave van de stand van zaken met
betrekking tot de aanpak van nieuwe toetreders in de langdurige zorg.
10
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de overweging om alle
bemiddelingsbureaus onder de Kwaliteitswet Zorginstellingen te laten vallen en
wat zijn de overwegingen van de staatssecretaris hierbij?
10
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 10 van
de leden van de SP-fractie. Dit antwoord maakt daar onderdeel van uit. Pagina 5 van 14
Ons kenmerk
DLZ/CB-U-2956268
PvdA
1
In hoeveel gevallen van de in totaal dertig bezochte organisaties is er sprake van
een follow-up bezoek? Op welke wijze zijn familieleden/mantelzorgers
geïnformeerd over de hoge mate van risico op onverantwoorde zorg bij deze
organisaties?
1
Bij 26 van de 29 organisaties was er sprake van de noodzaak tot een follow up
bezoek.
Het informeren van familieleden /mantelzorgers over de hoge mate van risico op
onverantwoorde zorg bij deze organisaties is de verantwoordelijkheid van de
organisatie zelf. Wel heeft de Inspectie op haar website een lijst geplaatst met
namen van de organisaties waar de Inspectie is langs geweest, met daarbij de
scores van de instellingen. Ook de scores van de follow-upbezoeken worden op
deze lijst bijgehouden. De Inspectie heeft haar eigen onderzoeksrapporten over de
betreffende instellingen op de website geplaatst. Ook is er informatie te vinden
over of er bij een instelling een follow-up onderzoek plaatsvindt en of een
instelling onder verscherpt toezicht is geplaatst. De publiciteit in de media heeft
ertoe geleid dat de site van de Inspectie veelvuldig is geraadpleegd. Als een
instelling een contract heeft met een zorgkantoor, wordt het zorgkantoor door de
Inspectie geïnformeerd over het instellen van verscherpt toezicht of een andere
handhavingsmaatregel. Als de instelling (tevens) in onderaannemerschap zorg
levert wijst de Inspectie de hoofdaannemer op zijn verantwoordelijkheid voor de
kwaliteit van aan onderaannemers uitbestede zorgverlening.
Ik heb de Inspectie gevraagd te willen bezien op welke wijze cliënten van deze
instellingen ook langs andere kanalen en meer direct kunnen worden
geïnformeerd.
2
Deelt de staatssecretaris de mening dat indien blijkt dat startende
thuiszorgorganisaties na invulling van de vragenlijst niet capabel zijn om
verantwoorde zorg te bieden er sowieso niet de mogelijkheid geboden moet
worden om tot het aanbieden van zorg over te gaan?
2
Ik deel de mening van de leden van de PvdA-fractie. Mijn aanpak is er dan ook op
gericht dat bij nieuwe toetreders de aanwezigheid van risico's voor
onverantwoorde zorgverlening zo vroegtijdig mogelijk worden gedetecteerd, zodat
elke organisatie die niet capabel blijkt om verantwoorde zorg te leveren binnen de
kaders van de bestaande wet- en regelgeving kan worden aangepakt.
3
Kan reeds in een eerder stadium worden ingegrepen dan in het eerste halfjaar na
toetreding, zodat er überhaupt geen onverantwoorde zorg aangeboden kan
worden?
Pagina 6 van 14
3 Ons kenmerk
De inzet moet zijn om zo vroegtijdig mogelijk in te grijpen. Daarom heb ik deze DLZ/CB-U-2956268
aanpak ook ontwikkeld. Tegelijkertijd moeten we ons wel realiseren, dat kwaliteit
van zorg niet in al zijn facetten voor de daadwerkelijke start van een organisatie
of kort na de start zichtbaar kan zijn.
4
Is er informatie beschikbaar over de juridische, financiële en personele
consequenties voor de Inspectie als invoering van deze toetsingvorm doorgaat?
4
Deze informatie is nog niet beschikbaar. Wel vind ik het belangrijk dat het toezicht
op nieuwe toetreders qua juridische, financiële en personele consequenties
eenvoudig in de overige toezichtstaken van de Inspectie kan worden ingepast.
5
In hoeverre is het keurmerk voor individuele zorgprofessionals ook inzetbaar voor
commerciële zorgaanbieders van pgb-zorg?
5
Het keurmerk Zelfstandig Ondernemend Zorgverlener is beschikbaar voor ZZP'ers
in de thuiszorg. Het is bedoeld voor naturazorg en zou voor PGB-zorg aangevuld
kunnen worden met een module over de zakelijke en bejegeningsaspecten van
contractering door budgethouders. Het is niet zonder meer geschikt voor ZZP'ers,
die in andere sectoren dan de thuiszorg werken. Er is belangstelling van
beroepsorganisaties van bijvoorbeeld de kraamzorg om het keurmerk ook voor
hun branche geschikt te maken. Het keurmerk is opgezet voor zelfstandigen en
niet voor grotere organisaties.
6
Is de mogelijkheid tot registratie ondertussen ontwikkeld en zo nee, waarom is dit
niet het geval?
6
De mogelijkheid tot registratie is nog niet gereed. In eerste instantie was mijn
inzet, zoals beschreven in mijn brief d.d. 11 juni, om te komen tot een niet-
verplichte registratiefaciliteit voor niet-jaardocumentplichtige thuiszorg-
organisaties. Bij nader inzien heb ik de registratiefaciliteit willen verbreden tot alle
nieuwe toetreders binnen de langdurige zorg, behoudens de privéverpleeg en
-verzorgingshuizen, voor wie na inwerkingtreding van de Wubhv immers een
registratieplicht gaat gelden. Ik vind het namelijk ook wenselijk dat er meer zicht
is op particuliere initiatieven in bijvoorbeeld de gehandicaptenzorg. Ook heb ik
bekeken wat de meerwaarde is van integratie van een dergelijke faciliteit met het,
toen nog in aanbouw en inmiddels gereed zijnde register voor privéklinieken en
privéverpleeg- en verzorgingshuizen. Dit zou immers mogelijk tijdwinst
opleveren bij de bouw en de vulling ervan. Hier ben ik echter van afgestapt omdat
eenzelfde register waarin zowel registratieplichtige als niet-registratieplichtige
zorgaanbieders zijn opgenomen, verwarrend werkt in bijvoorbeeld de Pagina 7 van 14
communicatie richting veldpartijen. Op dit moment bouwt het CIBG aan het door Ons kenmerk
mij gevraagde register. De vindbaarheid van de particuliere instellingen zonder DLZ/CB-U-2956268
verblijfsfunctie, ook binnen het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel,
maakt de vulling van het register lastig. Na het offertetraject zal de definitieve
opdracht aan het CIBG worden gegeven. Naar verwachting zal het register in het
voorjaar van 2010 worden opgeleverd.
7
Heeft overleg plaatsgevonden met de Inspectie over de overweging om
bemiddelingbureaus wel/niet onder de Kwaliteitswet Zorginstellingen te laten
vallen? Wat zijn de uitkomsten van dit overleg?
7
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 10
gesteld door de CDA-fractie.
SP-fractie
1
Is de steekproef van de Inspectie voor de Gezondheidszorg onder de 26 bezochte
organisaties representatief, of is de staatssecretaris van mening dat het hier gaat
om incidenten?
1
In het rapport >
schrijft de Inspectie: "Vanwege het beperkte aantal organisaties in de steekproef
moeten de resultaten met enige voorzichtigheid worden vertaald naar alle niet-
jaardocumentplichtige thuiszorgorganisaties. (...) De Inspectie realiseert zich dan
ook dat met deze bezoeken slechts een beperkt gedeelte van de organisaties in
beeld is". In mijn brief van 11 juni komt mijns inziens duidelijk naar voren dat ik
het in eerste instantie niet eens zo relevant vind om de representativiteitsvraag te
stellen, maar dat ik de bevindingen van het onderzoek serieus neem en niet als
incidenten wil afdoen.
2
Is de conclusie van dit rapport een verrassing voor de staatsecretaris?
2
Het zou getuigen van onvoldoende realiteitszin als ik zou zeggen dat de strekking
van de conclusie van de Inspectie dat er grote zorgen zijn omtrent nieuwe
toetreders op de zorgmarkt mij verrast heeft. Dat laat onverlet dat ik de
bevindingen ten aanzien van de aard en de zwaarte van de gesignaleerde
tekortkomingen ernstig en alarmerend vind.
Pagina 8 van 14
3 Ons kenmerk
Kan de staatssecretaris ingaan op de constatering van de leden van de SP-fractie DLZ/CB-U-2956268
dat zij in antwoord op Kamervragen over bijvoorbeeld Stichting Homecare3, geen
urgentie voelt waarvan zij in de brief wel aangeeft die te zien?
3
In mijn brief van 11 juni heb ik u de aanpak geschetst om nieuwe toetreders
reeds in een vroegtijdig stadium te toetsen. De Kamervragen zijn van na die
datum en moet u ook in het licht van die brief zien.
4
Hoe gaat de staatssecretaris er voor zorgen dat er beter verantwoord wordt waar
premiegelden aan besteed worden?
4
De mijns inziens in de vraag van de leden van de SP-fractie opgesloten mening
dat de besteding van premiegelden tot dusver niet goed verantwoord wordt, deel
ik niet. Dat goed vaak ook beter kan, erken ik. Ik verwacht echter dat
zorgkantoren hun taken in dezen nauwlettend uitvoeren. Maar ik wijs deze leden
tevens op de onevenredige administratieve lastendruk die bij een 100%-
waterdichte verantwoording aan zorginstellingen wordt opgelegd, en die ten koste
gaat van de slagkracht die naar mijn mening en naar ik weet ook naar de
mening van deze leden wenselijk is op gebied van continue
kwaliteitsverbetering.
5
Wil de staatssecretaris eens op een rij zetten wat het probleem is van een
vergunningenstelsel?
5
Een vergunning biedt geen garantie voor verantwoorde zorg, niet bij
jaardocumentplichtige organisaties en ook niet bij niet-jaardocumentplichtige
thuiszorgorganisaties. Bij de beoordeling van een vergunningaanvraag kan
immers nog niet de uitvoeringspraktijk worden getoetst. Het betreft dan een
`papieren beoordeling'. Vandaar dat ook bij het afgeven van een toelating ex WTZi
geen ex ante inhoudelijke beoordeling van de kwaliteit plaats vindt. Voor het
toezicht van de Inspectie op niet-jaardocumentplichtige thuiszorgorganisaties
voegt een vergunningplicht weinig toe aan de wettelijke registratie die met de
inwerkingtreding van de Wubhv wordt geregeld en verder wordt uitgebreid in het
voorstel van Wet cliëntenrechten zorg (WCZ).
Niet-jaardocumentplichtige thuiszorgorganisaties moeten op grond van de
Kwaliteitswet Zorginstellingen en de Wet BIG verantwoorde zorg leveren. Met het
vastleggen van een registratieplicht kan de Inspectie regulier risicogestuurd
toezicht uitoefenen, waarmee de kwaliteit en veiligheid in niet-jaardocument-
plichtige thuiszorgorganisaties getoetst kan worden.
Mijn insteek, zoals ik in mijn brief van 11 juni heb beschreven en hierboven nader
uitgewerkt, is dat elke nieuwe niet-jaardocumentplichtige zorginstelling via een
speciaal hiervoor ontwikkelde tool wordt getoetst of de instelling voldoet aan de
3 Aanhangsel Handelingen II, vergaderjaar 2008-2009, nr. 3765 Pagina 9 van 14
kwaliteitseisen. Deze eisen zijn niet anders dan de eisen die bij een vergunning Ons kenmerk
worden gesteld. Indien daar aanleiding toe is zal de Inspectie bij betreffende DLZ/CB-U-2956268
instelling langsgaan om te kijken of die voldoet aan de kwaliteitseisen. Bij niet
voldoen aan de kwaliteitseisen zal de Inspectie maatregelen nemen. Daarbij kan
de Inspectie het hierboven beschreven handhavingsinstrumentarium inzetten.
Kiezen voor vergunningplicht leidt tot extra administratieve lasten voor het veld
en hogere uitvoeringskosten voor het Ministerie van VWS. Een vergunning kan
ook schijnzekerheid creëren: een zorginstelling krijgt een vergunning omdat het
op dat moment aan alle eisen voldoet, maar zodra de vergunning er is, kan het
zijn dat de instelling het niet kan waarmaken.
Om bovenstaande redenen ben ik geen voorstander van een vergunningenstelsel.
6
Hoe verloopt de uitvoering van de motie Leijten? De leden van de SP-fractie
verzoeken de staatssecretaris de Kamer hierover te blijven informeren.
6
Hierboven heb ik de stand van zaken met betrekking tot de aanpak van nieuwe
toetreders binnen de langdurige zorg, en daarmee de stand van zaken van de
uitvoering van de gewijzigde motie Leijten, uiteengezet. Ik verwijs de leden van
de SP-fractie hier kortheidshalve naar.
In mijn uiteenzetting heb ik aangegeven dat het traject om te komen tot een
aanpak waarbij startende zorgorganisaties getoetst worden op de aanwezigheid
van randvoorwaarden om verantwoorde zorg te kunnen leveren, een traject is
waarin lastige uitvoeringstechnische hobbels moeten worden genomen en reeds
genomen zijn. Ik ben dan ook bereid tot de datum van inwerkingtreding van de
WCZ de Kamer halfjaarlijks te informeren over de uitvoering van de motie Leijten.
7
Wat zijn de mogelijkheden van de staatssecretaris, dan wel van toezichthouders,
om erkenningen die zijn afgegeven onder de Wet toelating zorginstellingen (WTZi)
in te trekken? De leden van de SP-fractie refereren hierbij aan de casus
Winnersway.
7
Ik kan op grond van artikel 13 van de WTZi een toelating intrekken indien
desbetreffende zorginstelling niet voldoet aan de transparantie-eisen ten aanzien
van de bestuursstructuur en bedrijfsvoering (waar onder financiële administratie),
zoals beschreven in Hoofdstuk VI van het Uitvoeringsbesluit WTZi. Intrekking van
de WTZi-toelating van een instelling in de langdurige zorg betekent dat
betreffende instelling niet langer in aanmerking komt voor AWBZ-financiering, en
is derhalve een zwaar middel. In het geval van Stichting Winnersway
Verslavingszorg te Leiden heeft het zorgkantoor mij gevraagd de mogelijkheden te
bezien om de toelating van deze instelling in te trekken. Het College sanering
zorginstellingen, dat zijn wettelijke basis in de WTZi heeft, adviseert mij of hier
aanleiding en grond voor is.
Op grond van artikel 13, lid 1, WTZi heb ik aanvullend de mogelijkheid om
voorschriften te verbinden aan de toelating. Indien een instelling vervolgens niet
voldoet aan het gestelde in het voorschrift, kan ik uiteindelijk ook op grond van
het 2e lid de toelating intrekken. Pagina 10 van 14
Ons kenmerk
DLZ/CB-U-2956268
8
Wanneer wordt voor de staatssecretaris de grens van zelfregulering bereikt?
8
Voor mij wordt de grens van zelfregulering bereikt wanneer door zorginstellingen
structureel onverantwoorde zorg wordt geboden.
9
Kan de staatssecretaris explicieter beschrijven welke oplossingen in de WCZ staan
om de problemen met de niet-geregistreerde thuiszorgorganisaties op te lossen?
9
De Wet cliëntenrechten zorg (Wcz) voorziet in een registratie van alle
zorgaanbieders. Dus ook van de aanbieders van thuiszorg. Daaronder reken ik ook
de organisaties die thuiszorg in natura leveren en ZZP'ers die zorg leveren op
basis van een contract dat ze zelf hebben gesloten met de cliënt. Organisaties
echter die alleen een kaartenbakfunctie hebben, zijn geen zorgaanbieder in de zin
van de Wcz. In die situatie is de persoon die door zo'n organisatie wordt
gekoppeld aan een cliënt zelf de zorgaanbieder.
Alle zorgaanbieders, dus ook de organisaties die thuiszorg leveren in natura en de
ZZP'ers die door een cliënt (al dan niet door tussenkomst van een bemiddelings-
bureau) worden ingeschakeld met behulp van een persoonsgebonden budget,
zullen moeten voldoen aan de kwaliteitseisen en zullen zich daarover moeten
verantwoorden. De zorgaanbieder die daarbij gebruik maakt van onderaannemers
blijft zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg. Door middel van het
contract dat hij sluit met de onderaannemer, moet hij zijn verantwoordelijkheid
voor de kwaliteit kunnen waarmaken.
10
Kan de staatssecretaris duidelijker zijn over de genoemde verkenningen in de
reactie. Wanneer zijn die af en krijgt de Kamer deze uitkomsten ook te zien? Dit
geldt volgens de leden van de SP-fractie alsmede voor het overleg dat de
staatssecretaris zegt te hebben met allerlei brancheorganisaties.
10
Over de uitkomst van de verkenning van een aanpak waarbij startende
thuiszorgorganisaties getoetst worden op de aanwezigheid van randvoorwaarden
om verantwoorde zorg te leveren, heb ik hierboven een uitvoerige uiteenzetting
gegeven. Ik verwijs de leden van de SP-fractie hier graag naar.
Ik neem aan dat de leden van de SP-fractie het voornemen "de mogelijkheden
(te) bezien voor de bouw, de oplevering en de vulling van een mogelijk modulair
aan het nu in aanbouw zijnde register voor privéklinieken en privéverzorgings- en
verpleeghuizen te koppelen register voor niet-jaardocumentplichtige
thuiszorgorganisaties", zoals ik in mijn brief van 11 juni schreef, ook tot de
genoemde verkenningen in de reactie rekenen. Ook hiervoor geldt dat ik deze
leden graag naar mijn algemene uiteenzetting hierover in het voorgaande verwijs.
Pagina 11 van 14
Ten aanzien van mijn overweging om alle bemiddelingsbureaus onder de Ons kenmerk
Kwaliteitswet te laten vallen meld ik de leden van de SP-fractie dat het overleg DLZ/CB-U-2956268
hierover met de Inspectie heeft plaatsgevonden. Wij zijn tot de conclusie gekomen
dat álle bemiddelingsbureaus onder de Kwaliteitswet te brengen een stap is die
wetstechnisch en qua handhaving niet haalbaar is. Zoals ik al in mijn brief d.d. 11
juni heb aangegeven vallen bemiddelingsbureaus die méér doen dan uitsluitend
hulpvrager en hulpverlener met elkaar in contact brengen (de zgn.
kaartenbakfunctie) onder de reikwijdte van de Kwaliteitswet zorginstellingen, en
daarmee onder de toezichtstaak van de Inspectie. Ingeval van bureaus met enkel
en alleen een kaartenbakfunctie geldt dat de ZZP'ers die hier ingeschreven staan,
zelf en alleen verantwoordelijk zijn voor de kwaliteit van zorg. In de Wet
cliëntenrechten zorg zal dit ook als zodanig worden geregeld. In gevallen waarbij
een bemiddelingsbureau ZZP'ers faciliteiten biedt op gebied van leveringsvoor-
waarden, zorgdossiers, te volgen protocollen, zorgbespreking, planning en
roostering en/of evaluatieformulieren en de ZZP'er verplicht is deze af te nemen,
is er sprake van een georganiseerd verband en valt het bemiddelingsbureau
dientengevolge onder de Kwaliteitswet. Langs deze lijnen is in overleg met de
Inspectie een tool ontwikkeld waarmee relatief eenvoudig kan worden bepaald of
een organisatie die actief is binnen de langdurige zorg al dan niet onder de
reikwijdte van de Kwaliteitswet zorginstellingen valt. In mijn weergave van de
stand van zaken met betrekking tot de aanpak van nieuwe toetreders ben ik hier
reeds op ingegaan. Ik ga er van uit dat de Inspectie van elk bemiddelingsbureau
dat bij hen in beeld is aan de hand van deze tool ondubbelzinnig bepaald of hier
sprake is van activiteiten die al dan niet onder de reikwijdte van de Kwaliteitswet
zorginstellingen vallen.
Over mijn verkenning naar of er meer nodig is dan tot nu toe gebeurt om de
kwaliteit van pgb-zorg te waarborgen wordt u geïnformeerd in de brief over de
betekenis van mijn visie op de langdurige zorg voor de bekostiging van de AWBZ,
zoals ik die binnenkort naar uw Kamer zal sturen.
Wat betreft de brancheorganisaties en andere koepels aan wie de Inspectie in
haar rapport tevens aanbevelingen richt kan ik melden dat Branchebelang
Thuiszorg Nederland (BTN) actief betrokken is bij de ontwikkeling van bovenge-
noemde tool. Daarnaast heb ik met de Inspectie afgesproken dat eind dit jaar alle
aanbieders in de VV&T en de brancheorganisaties ActiZ, BTN en SPOT een brief
ontvangen, waarin zij gewezen worden op hun verantwoordelijkheid voor de
kwaliteit van aan onderaannemers uitbestede zorgverlening. Tevens heb ik het
voornemen om begin 2010 private instellingen in de langdurige zorg te informeren
over de herziene Regeling kwaliteitsjaarverslag per 1 januari 2010, waardoor
onder meer voor de zorgaanbieders in de VV&T, anders dan intramuraal, de
verplichting gaat gelden om een kwaliteitsjaarverslag uit te brengen op basis van
de indicatoren verantwoorde zorg. Van deze informatiecampagne wil ik tevens
gebruik maken om de mogelijkheid van vrijwillige registratie te promoten.
11
Kan de staatssecretaris een overzicht maken van de gegevens van
onderaanbesteding zoals die moeten worden opgenomen in het Jaardocument
Maatschappelijke Verantwoording (2008) (kosten, winsten en dergelijke) en de
Kamer hierover informeren?
Pagina 12 van 14
11 Ons kenmerk
Om zicht te kunnen houden op onderaanneming hebben wij in het Jaardocument DLZ/CB-U-2956268
Maatschappelijke Verantwoording instellingen gevraagd om aan te geven of zij
zorg hebben uitbesteed of als onderaannemer hebben geleverd. Het betreft
concurrentiegevoelige informatie en wordt als zodanig behandeld. Alle 1.065
instellingen die het jaardocument hebben ingediend, hebben deze vragen dit jaar
vrijwillig beantwoord.
Vraag Antwoord
Hebt u in 2008 zorgverlening uitbesteed 265 instellingen ja
aan een onderaannemer? 800 instellingen nee
Hoeveel kosten waren met deze 252.498.521,-
uitbesteding gemoeid (betaling aan
onderaannemers)?
Hebt u in 2008 zorg verleend als 272 instellingen ja
onderaannemer 793 instellingen nee
Hoeveel opbrengsten waren met deze 106.196.721,-
uitbesteding gemoeid (betaling door
hoofdaannemer)?
Het verschil tussen de kosten en opbrengsten die met de uitbesteding zijn
gemoeid is waarschijnlijk te verklaren omdat de onderaannemers niet in alle
gevallen jaardocumentplichtig zijn. Dit geldt met name voor zelfstandigen zonder
personeel en privaat gefinancierde instellingen.
12
Kan de staatssecretaris reageren op de stelling van de leden van de SP-fractie dat
deze leden graag zouden zien dat het onderaannemerschap tot het verleden wordt
gemaakt vanwege het slechte toezicht op onduidelijke constructies van de
zorgverlening?
12
Ik kan de leden van de SP-fractie geruststellen. Ik heb besloten dat met ingang
van het verslagjaar 2010 in het jaardocument Maatschappelijke Verantwoording
moet worden aangegeven op welke wijze een zorgaanbieder heeft toegezien op de
kwaliteit van de door onderaannemers geleverde zorg. Toegevoegd aan de namen
van eventuele onderaannemers, zoals jaardocumentplichtige zorginstellingen die
al per 1 juni 2010 worden geacht via het jaardocument over 2009 aan te leveren,
biedt deze informatie tevens handvaten aan de Inspectie in het kader van het
gefaseerd toezicht.
Ten slotte wijs ik deze leden op de brief die eind dit jaar door de Inspectie
verstuurd wordt aan alle aanbieders in de VV&T, waarin zij gewezen worden op
hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van aan onderaannemers uitbestede
zorgverlening.
Pagina 13 van 14
Ons kenmerk
Ik vertrouw erop de vragen van de vaste commissie van Volksgezondheid, Welzijn DLZ/CB-U-2956268
en Sport over de brief van 11 juni 2009 inzake het Rapport van de Inspectie voor
de Gezondheidszorg over de kwaliteit van zorg door niet jaardocumentplichtige
thuiszorgorganisaties hiermee voldoende te hebben beantwoord.
Hoogachtend,
de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker
Pagina 14 van 14
---- --
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport